De ‘kwal’: een waterinlaat in de duinen tussen Castricum en Heemskerk.
Foto Sabine Joosten/ANP
Het is onzeker of er in 2030 genoeg water is voor de productie van drinkwater. Daarvoor waarschuwt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) deze maandag in een rapport, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Drinkwater wordt gemaakt van oppervlakte- of grondwater, afhankelijk van de regio. In 2020, het jaar dat het RIVM als referentiejaar nam, werd 1,3 miljard m3 water gewonnen. In 2030 zal naar schatting 102 miljoen m3 extra moeten worden gewonnen.
Maar alle tien de in Nederland actieve waterbedrijven, die de wettelijke plicht hebben drinkwater te leveren, kampen met een veelvoud aan problemen waardoor waterwinning steeds moeilijker is geworden. Zonder onmiddellijke actie van Rijk, provincies, waterschappen én consumenten kunnen die extra kubieke meters water niet worden gewonnen, en ontstaat een drinkwatertekort, waarschuwt het RIVM.
„Jarenlang bestond het idee bij drinkwaterbedrijven: we regelen het wel. Nu zijn de grenzen van het systeem bereikt”, zegt onderzoeker Robin van Leerdam van het RIVM. „We zien landelijk nét voldoende drinkwatercapaciteit, maar regionaal zijn er al problemen.”
De knelpunten zijn volgens het RIVM veelvoudig. Door een groeiende bevolking en economie is er meer vraag naar drinkwater, door droogte is er juist waterschaarste. Het oppervlaktewater dat kan worden gewonnen is vaker verzilt of vervuild, waardoor drinkwaterbedrijven „steeds meer moeite” moeten doen om het te zuiveren met „steeds geavanceerdere methodes”. Dat is niet alleen kostbaar, maar daarbij gaat ook water verloren.
De drinkwaterbedrijven die grondwater winnen, hebben wel een vergunning om méér water op te pompen, maar ze stuiten op natuurbeschermingswetten die, om het waterpeil hoog te houden in een gebied of kwetsbare natuur niet te verstoren, waterwinning juist beperken. Daardoor kan de vergunning maar ten dele worden gebruikt.
Ze moeten ook daarom op zoek naar nieuwe waterwingebieden. Maar ruimte is schaars in Nederland. Bovendien is het vergunningsproces traag, en moeten provincies, die de vergunningen afgeven, ook andere (botsende) belangen afwegen, signaleert het RIVM. In vier provincies, Gelderland, Overijssel, Groningen en het westelijke deel van Zuid-Holland, zijn nu al niet genoeg reserves beschikbaar om op piekmomenten direct drinkwater te kunnen garanderen.
Vitens, het grootste waterbedrijf, heeft mede daarom aan negentien nieuwe bedrijven nee moeten verkopen bij een aanvraag voor drinkwaterleverantie. Jelle Hannema, directeur van Vitens: „We maken een selectie. Om een voorbeeld te geven, voor het grote datacentrum van Facebook in Zeewolde – dat er niet meer zal komen – kregen we ook een aanvraag voor drinkwater. Ik verzeker: voor het koelen van datacentra gaan we geen drinkwater inzetten.”
Dunea, het drinkwaterbedrijf in Zuid-Holland, weigerde vorige maand een woondeal tussen de provincie en de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening te ondertekenen. Wim Drossaert, directeur van Dunea zegt dat in die woondeal „van alles” stond „over mobiliteit en voorzieningen die nodig zijn in nieuwe woonwijken, maar niets over de beperkte hoeveelheid drinkwater of waterbesparing. Tegen mij werd gezegd: dat komt naderhand wel. Maar ik kan niet garanderen dat er voldoende drinkwater is voor alle woningplannen.”
De drinkwaterbedrijven trokken in september zelf al aan de bel. Maar ze merkten weinig gevoel van urgentie bij overheden, zo zeggen Hannema van Vitens en Drossaert van Dunea, die ook spreken namens de koepel van drinkwaterbedrijven, Vewin. Hannema: „Er zijn zoveel crises in Nederland dat drinkwater kennelijk niet bovenaan de stapel ligt.” Drossaert: „Misschien is drinkwater te lang te vanzelfsprekend geweest.”
Ze voelen zich gesteund door het onderzoek van het RIVM. Dat roept het Rijk en provincies op tot maatregelen: van consumenten stimuleren om zuinig met water om te gaan, tot het inkopen van drinkwater uit het buitenland, het vasthouden van water in natte periodes in plaats van het af te voeren, en het versnellen van vergunningsprocedures.
Drie Belgische drugscriminelen zijn zondag door de Verenigde Arabische Emiraten uitgeleverd aan België. Dat schrijft onder meer De Standaard. Vanuit Dubai vliegt zeker een van hen, de ‘cocainemiljardair’ zoals de Belgische krant hem noemt, een jarenlange gevangenisstraf tegemoet. Het lijkt erop dat het verdrag met de golfstaat in de praktijk vruchten begint af te werpen.
De man is volgens de Belgische politie de „meest tot de verbeelding sprekende Antwerpse drugscrimineel”, aldus De Standaard. Dat zou onder meer te maken hebben met zijn vermogen: in Dubai, waar de man tot zondag verbleef, zou hij voor meerdere miljoenen aan panden bezitten.
In december werd hij gearresteerd. Maar het duurde enkele maanden voordat de drugsbaas daadwerkelijk werd uitgeleverd, omdat hij onder meer zijn uitlevering aanvocht. Tegen de Gazet van Antwerpen zegt een woordvoerder van de Belgische minister van Justitie dat dusdanige uitleveringen erg complex zijn.
De uitlevering is een „belangrijke doorbraak”, schrijft de Gazet van Antwerpen. België heeft sinds eind 2021 een uitleveringsverdrag met de Verenigde Arabische Emiraten dat een jaar later in werking trad. Al bleven de uitlevering van zogeheten ‘high value targets’ lang uit.
Nederlandse uitleveringen
Ook voor Nederland hebben afspraken met de Verenigde Arabische Emiraten resultaat opgeleverd. De golfstaat hielp bij onder meer de arrestatie van Ridouan Taghi, ’s Nederlands bekendste drugsbaron, en de uitlevering van zijn zoon.
Ook oud-profvoetballer Quincy Promes wist niet te ontkomen aan vervolging nadat Dubai hem vorige maand op het vliegtuig naar Nederland zette. Nederland heeft sinds 1 augustus 2023 verdragen met de VAE voor „wederzijdse rechtshulp in strafzaken en uitlevering”, aldus het Openbaar Ministerie.
Lees ook
Hoe Quincy Promes jarenlang aan justitie wist te ontsnappen via Moskou en Dubai – tot nu
„Decennialang hebben we ons best gedaan om niet in de positie te komen dat we het Tapijt van Bayeux uit moesten lenen”, zei de Franse president Emmanuel Macron afgelopen woensdag tijdens een ceremonie om afspraken over het beroemde Middeleeuwse tapijt te bestendigen. Het tapijt wordt tussen september 2026 en juli 2027 voor het eerst uitgeleend aan het British Museum. „We wisten altijd experts te vinden die tot in detail konden uitleggen waarom uitlenen een slecht idee was. En geloof me, dat hadden we weer kunnen doen.”
Het wereldberoemde borduurwerk van 68 meter bij 50 centimeter, dat rond 1068 gemaakt werd, verbeeldt als in een stripverhaal de Slag bij Hastings in 1066, waarop de voorbereiding en de Normandische verovering van Engeland wordt afgebeeld. Op het werk zijn 626 mensen te zien, 190 paarden, 35 honden, 506 andere dieren, enkele gebouwen en wat bomen en struiken. Het was de slag waarbij Willem de Veroveraar, hertog Willem I van Normandië, versloeg op het slagveld de Engelse koning Harold II. Harold was negen maanden eerder op de troon terechtgekomen, terwijl die eerder was beloofd aan Willem. De Normandische overwinning zorgde ervoor dat Willem de Engelse kroon veroverde.
De experts aan wie Macron refereerde in zijn toespraak, waren lang tegen de uitleen. Het kón wel, maar woog de opbrengst op tegen het risico dat de reis vormt voor het Tapijt van Bayeux? Nee, was in het verleden de uitkomst.
Foto Loic Venance
In 2020 deden experts opnieuw onderzoek naar de staat van het tapijt. Een team van acht restauratoren onderzochten elk één meter per dag. Ze zagen: 24.204 vlekken, 16.445 vouwen, 9.646 gaten in de stof en in het borduurwerk, 30 niet-gestabiliseerde scheuren. Vooral de eerste meters van het werk waren aan het verzwakken. Het Bayeux Museum in Normandië bevestigde in 2022 in een statement nog eens: volgens de experts is verplaatsing van het tapijt „alleen te rechtvaardigen als dat voor restauratie is”.
Die restauratie komt er nu weliswaar pas ná de tentoonstelling in Londen, maar toch neemt het museum inmiddels een andere positie in. Het museum sluit op 31 augustus voor verbouwing. Hoofdconservator Antoine Verney, die zich eerder „niet kon voorstellen” dat het tapijt verplaatst zou worden, ziet het daarom nu anders: „Het tapijt kan ofwel weggehaald worden uit zijn display, om vervolgens onzichtbaar voor het publiek opgeborgen te worden. Óf er kan een overeenkomst tussen de twee overheden worden gesloten zodat het werk publiek gepresenteerd wordt in het Verenigd Koninkrijk.”
‘Gallische grap’
Voor Macron komt het goed uit. Hij beloofde het tapijt al eens in 2018. Dat ging toen niet door, de coronapandemie bemoeilijkte de uitdaging en de groep van acht experts zag veel bezwaren in de conditie van het werk. Daarnaast was toen de Brexit aanstaande. Er werd wat gegrapt door Britten over Macrons „gallische grap”: de grote afbeelding van hoe de Britten verslagen werden, werd door sommigen een wat vreemd cadeau bevonden.
Maar, zo schreef journalist John Lichfield in een opiniestuk in The Guardian in 2018: het tapijt gaat niet per se over hoe de Britten verslagen werden, het gaat vooral over hoe nauw ze verbonden zijn met het continent. Of, om het bij Engeland te houden, het 21ste-eeuwse land kent veel vormende invloeden, die van Normandië is daarin een belangrijke. Hij omschrijft het zuiden van Engeland als een soort „Normandische kolonie, die het moederland voorbij is gestreefd”. Kortom: het tapijt kan volgens hem worden beschouwd als een symbool van hoe cultureel verbonden beide landen zijn, en dus ook van hoe Europees de Engelsen zijn. „Misschien”, schreef Lichfield, „is dat wat Emmanuel Macron in gedachten had.” Deze verbondenheid is ook wat nu tijdens het bezoek van Macron deze week wordt benadrukt.
Een team van acht restauratoren onderzochten elk één meter per dag. Ze zagen: 24.204 vlekken, 16.445 vouwen, 9.646 gaten in de stof en in het borduurwerk, 30 niet-gestabiliseerde scheuren.
Natuurlijk, „er is niet zoiets als geen risico, maar we moeten het werk hoe dan ook verhuizen”, zegt een woordvoerder van het museum tegen The Guardian (op vragen van NRC reageerde het museum niet). „Dat het werk nu naar het British Museum gaat, betekent dat de reis wat langer wordt.” Het museum heeft een manier gevonden om het werk zo veilig mogelijk te vervoeren. Het tapijt wordt op een soort vouwbare constructie geplaatst, in een afgesloten doos, die weer in twee dozen wordt gedaan. Per vrachtwagen reist het tapijt naar de kanaaltunnel, waarna het via trein de onderzeese overtocht aflegt.
Een stijlregel bij behoud van kunstwerken: „Alles wat je doet, is in feite niet goed”, elke handeling doet op een manier afbreuk aan het werk, zegt Sjouk Hoitsma, hoofd collecties bij het Textielmuseum. Dat geldt ook voor aanrakingen die gericht zijn op restauratie.
Het Tapijt van Bayeux is eigenlijk geen tapijt, maar een borduurwerk van wol en goud op linnen. „Linnen, dat is ongelóóflijk, dat is zo duurzaam. En dit is bijna duizend jaar oud, je zou verwachten dat het verpulvert als je het aanraakt. Maar ik vermoed dat het nog steeds sterk en soepel is. Het zijn de borduursels die het kwetsbaar maken.” Sommige draden zijn omwikkeld met goud, dat materiaal is kwetsbaar omdat het scherp is, het snijdt en breekt snel.
„Textiel is net zo kwetsbaar als papier”, zegt Hoitsma, „zo wordt er ook naar gekeken bij conserverende handelingen.” Je moet er weinig licht toelaten, en zo min mogelijk schommelingen in de klimatologische omstandigheden.
Hoitsma heeft het tapijt wel eens gezien. Het is tentoongesteld in een hele donkere ruimte, „onder de 50 lux”. Als je er binnenkomt, herinnert ze zich, moet je eerst even aan het licht wennen. Daarna, als je ogen er aan toe zijn, word je naar het verlichte tapijt toegetrokken.
Als niets doen eigenlijk het beste is, hoe onverantwoord is de uitruil met Londen dan? „Het kán”, zegt Hoitsma. Het moet goed vervoerd worden, níét gevouwen (maar wel: opgerold), dat is niet goed voor het linnen. De kist waarin het vervoerd wordt moet klimatologisch aansluiten op de omgeving waar het tapijt hing, dat geldt ook voor de bestemming. Op reis is het belangrijk dat het zo min mogelijk schommelt en schokt. Dat is goed te ondervangen door het in de juiste verpakking te doen.
Maar, uiteindelijk, zegt Hoitsma: „Als je uitzoomt, en je de vraag stelt: moet dit nou? Dan zijn de belangen eromheen nog veel interessanter.” Er is dus een afweging gemaakt: wat het oplevert, „het werk en de conditie daarvan is ondergeschikt aan die doelen.”
Lees ook
Lees ook: De slag om de vraag ‘Waar is Willy?’ ontvouwt zich verder bij het penistellen op het Tapijt van Bayeux
Bayeux-diplomatie
De meeste historici gaan ervan uit dat het Tapijt van Bayeux in Engeland werd gemaakt, maar al snel na voltooiing naar Bayeux is vervoerd. Het is sindsdien nooit meer in Engeland te zien geweest, ondanks dat er veel verzoeken waren. Zo wilde het Victoria and Albert Museum (V&A) het graag in bruikleen om de kroning van koningin Elisabeth in 1953 luister bij te zetten. Bijna alles stond klaar opdat het werk zes maanden lang getoond kon worden: er waren afspraken gemaakt voor de bruikleen, de verzekeringen waren afgesloten en de politie zou bewapend en al het hele proces begeleiden, maar op het laatste moment zeiden de Franse autoriteiten het toch af, omdat er experts – daar zijn ze weer, die experts waar Macron het over had – waren die voor schade vreesden.
In 1966, ter gelegenheid van de 900ste verjaardag van de Slag bij Hastings, werd er opnieuw een poging gedaan. Opnieuw zou V&A de expositie organiseren, en er zouden zelfs gesprekken zijn het wandkleed tentoon te stellen in de Verenigde Staten. Het ministerie van Cultuur was indertijd akkoord, bij monde van de romanschrijver André Malraux die 1959 tot 1969 die post bekleedde. Alleen zag men het in de gemeenteraad van Bayeux niet zitten. Er werd gevreesd voor verkleuring en schade, en het was te onduidelijk wie alle kosten bij schade op zich zou nemen. En Bayeux zelf zou gecompenseerd moeten worden voor een gebrek aan inkomsten omdat toeristen weg zouden blijven, terwijl Londen juist meer toeristen zou trekken. Malreux trok het voorstel in, en wederom ging het wandkleed niet richting Engeland.
Hoewel nu alle instanties, ook Bayeux zelf, achter de uitleen staan, gaat het hier vooral om een gebaar dat de verstandhouding tussen Frankrijk en Groot-Brittannië beter is. Macron prees tijdens de persmomenten de banden tussen de twee landen, en benadrukte de politieke motivatie. In het British Museum stelde hij dat er „geen handelsoorlog of importheffing is tegen deze culturele aanpak… dat er sowieso geen grenzen zijn”. Dat laatste was opmerkelijk, omdat de migranten die via Calais de oversteek naar Dover maken een van de kernonderwerpen van het bezoek was.
De Britse premier Keith Starmer zag in het Tapijt ook een ander politiek gebaar: „Culturele schatten vertellen over oorlog, macht en politiek, over bondgenootschappen en vijanden, zoals we die ook nu nog maar al te goed kennen.”
De Britten verwachten met de terugkeer – het officiële onderzoek over de kwetsbaarheid is nog wel bezig – de blockbuster van deze generatie in huis te hebben. De conservatieve politicus en voorzitter van het British Museum, George Osborne, zag het als een „terugkeer van het gezond verstand”.