N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
RIJKSMUSEUM-EXPO In een kleine ‘vertaling’ van de grote Rijksmuseum-expositie uit 2021 over Nederlandse slavernij, toont het museum bij de VN in New York in tien persoonlijke slavernijverhalen het systeem en het verzet ertegen.
De tentoonstelling over ontheemde kinderen na de Tweede Wereldoorlog is net weggehaald en nu hangen in het gebouw van de Verenigde Naties in New York „tien waargebeurde verhalen van de Nederlandse koloniale slavernij”. Het Amsterdamse Rijksmuseum is uitgenodigd om van zijn grote slavernij-tentoonstelling uit 2021 een expositie in broekzakformaat te presenteren in het hoofdkwartier van de VN. Die is tot eind maart te zien. „Deze krachtige tentoonstelling is een oproep aan ons allen om een eind te maken aan racisme en onrecht in onze tijd en ervoor te zorgen dat samenlevingen overal daadwerkelijk worden gegrond op gelijkheid, waardigheid en rechten”, schrijft secretaris-generaal van de VN, Antonio Guterres bij de opstelling.
Op het handjevol wanden dat in de entreehal is gereserveerd voor tijdelijke tentoonstellingen waarmee de VN aandacht willen geven aan de geschiedenis van de transatlantische slavenhandel en de slavernij, hangen nu de namen van mensen die moesten werken op plantages in Nederlands bezit op Curaçao, Sint Maarten, in Brazilië en toenmalig Nederlands-Indië.
Gemarteld en onthoofd: Tula
Vijf namen zijn verbonden aan thema’s die de systematiek van de slavernij verduidelijken. Vijf andere namen zijn verbonden aan het verzet tegen dit systeem. Tula is een van hen, de man die eind achttiende eeuw als slaaf werkte op een plantage op Curaçao toen hij, geïnspireerd door de ideeën van de Franse Revolutie, probeerde de afschaffing van slavernij op Curaçao te bepleiten bij de Nederlandse gouverneur. Hij werd gemarteld en onthoofd.
Tula is een uitzondering, in de zin dat over zijn vijf weken durende opstand veel bronnen zijn overgeleverd. Medesamensteller van de expositie, Valika Smeulders, sinds 2020 hoofd van de afdeling geschiedenis van het Rijksmuseum, zei vrijdag in een lezing aan de Columbia universiteit hoe weinig materiële sporen resteren van tot slaaf gemaakten. „Ze werden gezien als objecten, ze mochten geen spullen bezitten en niet schrijven.” Het is voor de makers van de tentoonstelling extra reden geweest om bewust aandacht te geven aan de moed en veerkracht van degenen die zich durfden te verzetten tegen de omstandigheden.
Van de meeste mensen die als slaaf moesten werken, zijn geen andere sporen over dan de aantekening in een kasboek. Daarvan hangt een wrang voorbeeld in de opstelling in New York. Dirk van Hogendorp, tijdgenoot van Tula, was net als hij beïnvloed door de Verlichtingsideeën en vond dat slavernij niet paste in een ideale wereld.
Volgens hem kon het hele dwangsysteem in twintig jaar tijd worden afgeschaft. Maar op zijn koffie- en sinaasappelplantage in Brazilië stelde hij twintig jaar later niet alleen betaalde arbeiders aan het werk. Uit zijn kasboek, in vergroting te zien in de expositie, blijkt dat hij ook mensen kocht: „mes esclaves”, noemt hij hen.
Smeulders begon haar lezing met de vaststelling dat het Nederlandse en Europese perspectief op de gevolgen van het koloniale verleden en de slavernij nogal verschilt van het Amerikaanse. Volgens haar wordt de geschiedenis van mensen in slavernij in Europa minder gezien als nationale geschiedenis dan in de VS. Na afloop zei ze dat de ‘vertaling’ van de grote tentoonstelling in Nederland naar deze kleine in New York op een enkel punt ook dat verschil had geraakt. „In Nederland beschreven wij de Afrikaanse bedienden op schilderijen als ‘jongens’. Maar ‘boys’ voor zwarte mensen kan werkelijk niet in de Amerikaanse context. Dat verwijst direct terug naar de vernederingen uit het heel recente verleden van de segregatie.”
Smeulders zei dat de Nederlandse musea steeds meer het debat over geschiedenis, en dus ook de donkerder bladzijden daaruit, opnemen in hun interne discussies over hun eigen rol en in tentoonstellingen.
Voor het Rijksmuseum met zijn zwaartepunt in de 17de eeuw is dat een bijzondere opgave. Smeulders zei na afloop dat haar afdeling binnenkort een medewerker aanneemt die onderzoek zal doen naar de herkomst van stukken uit het koloniale verleden.
Dat het juist de profiteurs van de slavernij zijn die de boeken, de schilderijen, vazen, meubels en andere gebruiksvoorwerpen hebben gekocht of laten maken, en waarmee de geschiedenis van die tijd grotendeels moet worden gereconstrueerd, is een problematisch gegeven.
Toch liet Smeulders in haar lezing zien hoeveel méér tekens van het koloniale systeem terug te vinden zijn, niet alleen in kasboeken, maar in afbeeldingen en voorwerpen – waar een museum dus mee kan werken.
Nadere beschouwing levert een steeds beter beeld op van het leven van zwarte mensen in de witte samenleving. Smeulders toonde een halsband waarvan lang werd gedacht dat die voor honden was, totdat bleek dat dezelfde banden voorkwamen op schilderijen: gedragen door bedienden of tamboers in het leger.
Zo is de conclusie onontkoombaar dat de culturele invloed van het koloniale systeem alomtegenwoordig was, ook in het moederland van de kolonisatoren.
Historici, zei Smeulders, werken steeds beter samen met andere disciplines. Veel van de bronnen over het slavenleven zijn mondeling overgeleverde verhalen, liedjes of namen van mensen. Door de kennis van immaterieel erfgoed te combineren met onderzoek van bioloog Tinde van Andel naar rijstsoorten, kon worden vastgesteld dat marrons – ontsnapte tot slaaf gemaakten in Suriname – West-Afrikaanse rijst teelden toen zij in vrijheid waren, en dat hun nazaten dat nog steeds doen. En toen viel pas op dat op tekeningen in de museumcollectie te zien is dat vluchtende vrouwen zakken bij zich dragen.
Choreograaf Fouad Boussouf heeft zijn moeder als kind nooit slapend gezien. Op het platteland van Marokko, waar hij zijn vroege jeugd doorbracht, was hij omringd door vrouwen die altijd bezig waren, onophoudelijk in beweging, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, elke dag en elk seizoen. Fêu, de openingsvoorstelling van festival Feeling Curious?, begint en eindigt dan ook in het donker, net als de dagen van zijn jeugd en de eeuwen daarvoor begonnen en eindigden, met slechts een enkel gloeiend ‘kooltje’ als verlichting.
Fêu is de eerste creatie die Boussouf als co-artistiek leider maakte voor Le Phare, CCN du Havre Normandie. Het stuk is een ode aan die vrouwelijke energie die hij verbeeldt in een eindeloze stroom van activiteit die wordt aangedreven door een innerlijk vuur. Gekleed in kostuums die een hele waaier aardkleuren tonen, bewegen tien vrouwen zich een uur lang in een kring, symbool voor eeuwigheid, rond een denkbeeldig vuur.
Na het rustige begin stookt de geweldige elektronische soundscape van François Caffenne dat op tot een wervelende dans, waarin Boussouf sprongetjes, pasjes, huppeltjes en drafjes (achteruit) aan elkaar rijgt. Soms is de beweging vrij, blij en ongeremd als hedendaagse Isadora’s, dan weer minimaal een repetitief en telkens stappen een of meerdere vrouwen uit de groep voor een expressieve solo waarin hun verschillende technische achtergronden herkenbaar zijn zonder dat ze uit de toon vallen. De een is soepel en subtiel, de ander scherp en schokkerig als een hiphopper. En altijd worden ze weer opgenomen in de draaikolk van beweging die nooit ophoudt.
Soms krijgt Fêu daardoor de ritualistische trance-kwaliteit die Boussouf beoogt, maar als geheel is de choreografie te fragmentarisch, het is vooral de ritmische stuwing van de muziek die een bedwelmend effect heeft. En hoewel ook qua structuur weinig verrassend, is Fêu toch een mooie voorstelling die uiteenlopende associaties oproept. Met de reeks ‘uitputtings- en trancevoorstellingen’ die de afgelopen tien, vijftien jaar de revue zijn gepasseerd (van Jan Martens, Christian Rizzo, Arno Schuitmaker en vele anderen) en – verder terug in de tijd – Krisztina de Châtels Föld met zijn ronde aarden wal, of Pina Bausch’ Frühlingsopfer.
Fêu is een soort spiegelbeeld van die laatste choreografie: de vaak repetitief voorover klappende bovenlichamen zijn dezelfde, maar de emoties tegengesteld. Waar de vrouwen bij Bausch doodsbang en gepijnigd leken, vertegenwoordigen ze bij Boussouf vreugde en vrijheid. Hun lange, losse haren die ze – in cirkels – laten rondzwieren, mogen gerust als bevrijding, en dus als politiek statement worden geïnterpreteerd.
De kastdeur zwaaide open, en daar stond ze: mijn moeder, in haar versleten lila vest van katoen, want wol kriebelde zo. Een keurig gestreken zakdoek propte ze in de mouw van haar vest. Mijn moeder is dood, maar het opruimen van haar klerenkast was van alle spullen die mijn broer, zus en ik dit jaar opruimden, het zwaarst. Want ze zat niet meer bij ons, achter de koektrommel in de woonkamer, op haar bed in de slaapkamer. Ze was wel in die klerenkast.
Iedereen die een dierbare verliest, weet dat de kleren het verdrietigste onderdeel zijn van de klus die ‘leegruimen’ heet. Sommige nabestaanden kunnen het niet, nooit. Ze openen de deur van de klerenkast, ze voelen, ruiken – hallo, blijf bij me, voor altijd. Anderen doen het moeilijkste als eerste: hup, meteen alles weg.
De Amerikaanse kunstenaar Kevin Beasley (1985), nu te zien op de sensationele groepstentoonstelling ‘Unravel’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam, maakt van de spirituele betekenis van textiel zijn handschrift. Zijn grootmoeder en overgrootmoeder kochten hun kleren graag in Harlem (New York), bij een winkel met snoepkleurige sjaals, huis-, tuin en keukenschorten, kaftans en zijdezachte haarbanden. Nog steeds loopt Beasley die winkel in Harlem binnen en koopt hij wat zijn grootmoeder en overgrootmoeder mooi hadden kunnen vinden. Van die stoffen maakt de kunstenaar sinds 2015, zoals hij het noemt, ghost sculptures. Hij drapeert de stoffen rond ballen van piepschuim, giet kunsthars over de stof, wacht tot het hars bijna droog is en haalt dan de ballen weg.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121124/data122242261-2bb79c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/7oezY5G1K5JkII13zrMXpXsMYak=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121124/data122242261-2bb79c.jpg 1920w”>Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.Foto’s: Courtesy kunstenaar, Pilar Corrias, Londen, en Galerie Eva Presenhuber, Zürich/Wenen
Wandmeubel met geluid
Het resultaat is Phasing (Flow) uit 2017, nu te zien in het Stedelijk. Phasing is een wandmeubel met geluid. Het is een soort kapstok waar sjaals lekker slordig aan zijn opgehangen. Die slordigheid is slechts illusie: de stof kan niet meer bewegen maar is gestold in het hars. De leegte die de sjaals omhullen, lijkt op een menselijke vorm: een oma, een moeder, een geest – dol op bloemetjes en de kleuren rood, blauw, roze en mosterdgeel. Hallo, ga niet weg, fluistert Beasley.
Unravel is een ambitieus samenwerkingsverband met The Barbican in Londen, waar de tentoonstelling eerder dit jaar was te zien. Een kleine honderd werken van zo’n vijftig internationale kunstenaars zijn samengebracht in de kelder van het Stedelijk. Alle kunstenaars gebruiken textiel als medium, maar zijn niet per se textielkunstenaars – een term die lange tijd in de kunstwereld als minderwaardig, want met vrouwelijkheid en huisvlijt werd geassocieerd. Die tijd is gelukkig voorbij, zo laat Unravel (niet voor het eerst overigens) zien.
Al in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kozen avant-gardistische kunstenaars als Magdalena Abakanowicz, Judy Chicago, Cecilia Vicuña en Sheila Hicks voor textiel. Met een heldere klaroenstoot ontdeden ze textiel van z’n tuttigheid. Deze vier ‘oermoeders’ zijn aanwezig in het Stedelijk met monumentale, fragiele confronterende en abstracte werken. De oudste deelnemer aan de tentoonstelling is de Zweedse Hannah Ryggen (1894-1970), die in 1966 met wol en linnen een niet zo heel opzienbarend anti-Vietnam-protest maakt (Blood in the Grass). De jongste is de autodidactische Tau Lewis (1993).
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121129/data122242228-da60e7.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-16.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-14.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-15.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-16.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-17.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/i9VX6-T4SFnKza4mqrT80AwD9F8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121129/data122242228-da60e7.jpg 1920w”>Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.Foto John Wilson White
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121131/data122242267-62acec.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-20.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-18.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-19.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-20.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-21.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/GwvyMXOJgEMj79TVc2yPB457yBs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121131/data122242267-62acec.jpg 1920w”>Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.Foto Dag Fosse
Transnationaal
Met de keuze voor Ryggen worden ook de selectiecriteria van de tentoonstelling duidelijk: die zijn politiek. Dit betekent dat bijvoorbeeld de grote weefsters van Bauhaus (Anni Albers) schitteren door afwezigheid. Te abstract? Te weinig de-koloniaal? De tentoonstelling is daarnaast ‘transnationaal’ van opzet. Dit betekent in het Stedelijk dat Nederlandse of in Nederland werkende kunstenaars zo goed als afwezig zijn. Mercedes Azpilicueta, Mounira El Solh en duo Anthonio Guzman & Iva Jankovic – behalve Jankovic allemaal van de Rijksakademie afkomstig – zijn vertegenwoordigd. Maar waarom geeft het Stedelijk ook niet een zaal aan het hoge potentieel van minder bekende, Nederlandse namen? Denk aan Karin van Dam, Joyce Overheul, Afra Eisma, Preta Wolzak, Lidy Jacobs, Bas Koster.
De ‘subversieve steek’, vrij naar de in 2010 overleden feministische kunsthistorica Roszika Parker, is leidmotief. Dat een naald, een draad, een stuk touw, een borduurwerk instrument van verzet kunnen zijn, toont Unravel op alle mogelijke manieren – verhalend, grimmig, gewelddadig, zacht en fluffy, spiritueel en poëtisch. Om dit koor aan stemmen enigszins te temmen, is er een grove indeling in thema’s gemaakt. Die thema’s kunnen overlappen. Je mag ze ook loslaten.
In ‘Grensgebieden’ onderzoekt de Sri Lankese T. Vinoja (1991) het trauma van haar door oorlog geteisterde vaderland aan de hand van de schitterende, geborduurde en sterk geabstraheerde luchtkaarten Bunker & Border en The Day (beide uit 2021). Op geen van de twee werken is in één oogopslag te zien wat ze voorstellen, dat maakt ze juist zo aangrijpend, omdat een oorlog voor wie er buiten staat niet te bevatten is.
Allerlei pluimage
Onder het thema ‘Voorouderlijke draden’ zijn kunstenaars van allerlei pluimage verenigd. Niet alleen Beasley, ook de zacht wapperende, oude kennis overbrengende knoopwerken van ongesponnen wol van Cecilia Vicuña (1948) en de serene weefwerken van de Amerikaanse Leonore Tawney (1907-2007). Ook hangt hier een van vele ontdekkingen op Unravel: Tau Lewis (1993).
Geboren in Toronto maar met wortels in Jamaica, toont Lewis een wandtapijt van geappliqueerde stoffen waar schelpjes in zijn verwerkt. De ondergrond van The Coral Reef Preservation Society (2019) bestaat uit schots en scheve vierkantjes, rechthoeken en organische vormen. Alles is grof gestikt, technische perfectie is niet het doel. Vanaf deze ondergrond doemen onderwaterdieren en delen van zwarte mensen op. Een hoofd gaat schuil achter de rug van een reuzenrog, een wijd uitgespreide hand streelt een hamerhaai. Lewis is net als kunstenaar Ellen Gallagher gefascineerd door de mogelijk poëtische kant van de bittere Transatlantic Journey, de tocht die tot slaaf gemaakten van Afrika naar Zuid- en Noord-Amerika maakten en waarbij circa twee miljoen mensen omkwamen.
Lewis geeft ze een graf en een nieuw bestaan tussen de rijkdom van de koraalriffen, die net zo bedreigd wordt in het bestaan als zwarte mensen. Het is science-fiction, het is geschiedenis, het is nu. Al die tijden komen bij elkaar gekomen in stukjes stof en schelpen – schijnbaar neutraal maar vol betekenis.
Parijs schudt haar veren onder de naweeën van de Olympische Spelen. Ze lijkt nog niet toe aan afscheid van de droom die begon met die magnifieke openingsceremonie aan de Seine, van Lady Gaga die ‘La vie en rose’ zong tot het slotakkoord met Céline Dion en halverwege de blote Dionysus aan het bacchanaal dat, je verzint het niet, door oververhitte christenfundi’s werd verward met het Laatste Avondmaal. Ik gedenk de turnster Simone Biles. Of ze won of niet maakte mij niet uit. Ik zag een kunstenaar die deed wat kunstenaars doen, ze veranderde de werkelijkheid voor wie haar expressie onderging.
Alsof Parijs niet aankan dat het voorbij is, hangen er aan gebouwen nog Olympische ringen en staan er in de métro nog rode kruizen door haltenamen waar allang weer wél gestopt wordt. De musea die olympisch gingen meedoen, zitten nu met het vermoeide thema ‘de sport in de kunst’. Orsay stommelt rond met de expositie ‘Sport et idéal’, modemuseum Palais Galliera zucht onder ‘La mode en mouvement’. Historisch rijkostuumpje hier, antiek tennisjurkje daar. Het schiet niet op.
Wat een verademing dat het Petit Palais de Salon des Refusés herdenkt, waarmee Manet en zijn makkers het in 1863 opnamen tegen hun uitsluiting door de gevestigde kunst. Dezelfde ruimte hangt nu van onder tot boven vol met street art. De nieuwe Monet kan ertussen zitten, zeg ik tegen mezelf, zoek hem. Maar nee. Vergeet hem! Normen zijn er niet voor kunst, ook Monet en Cézanne lieten zich niks gelegen liggen aan verwachtingen. Dat is soms onverteerbaar maar wel de kern.
Ook Musée Pompidou heeft maling aan Spelen en sport. Gelukkig, al is het maar omdat ik er in de expositie ‘Surréalisme’ een paraplu ontmoet. Hij hangt in de lucht, hij is van spons en wellicht op weg om de hemel te zemen. Dit meesterstuk is van de Weense kunstenaar Wolfgang Paalen. Die voegde in 1937 de spons-paraplu toe aan de wereld en noemde hem ‘Nuage articulé’. Wat de paraplu promoveert van plu tot wolk, een ‘gearticuleerde wolk’ nog wel.
Sponzen zijn gaten en lucht. Maar eerst waren ze levende wezens, van de zeebodem geplukt door ademloze mensen. Nu is de raison d’être van een paraplu dat hij beschermt tegen de regen. Deze paraplu zou bij regen zwaar worden, zijn vorm verliezen, neerstorten als een verdronken vod. Maar als hij niet tegen regen kan, is hij dan wel een paraplu? Doet er niet toe, hij maakt mij gelukkig. Hij is een zuivere uiting van het surrealisme, de kunstrichting die je dwingt in wat je kent een ándere werkelijkheid te herkennen. Om vervolgens verbaasd te beseffen: zó had ik er nog nooit tegenaan gekeken, maar nu kan ik niet anders meer. En ik, die bekend ben met paraplu’s sinds ik op mijn zevende blij was met een roodgeruit kinder-exemplaar, bedenk voor het eerst hoe mooi een paraplu is, in action how like an angel (Hamlet zei het).