Een winderige winterdag op de Amsterdamse Zuidas. Grote kantoorgebouwen, internationaal ogende koffiebars. Bankiers, advocaten en consultants die snel doorlopen naar hun warme kantoren. Een behoorlijk moderne uitvinding, die Zuidas, zou je denken. Maar volgens stedebouwkundige Wouter Veldhuis moet je veel dieper, historischer, kijken naar zo’n gebied.
„De Zuidas is de plek waar [de beroemde planoloog en architect] Hendrik Berlage in 1929 al een station tekende en het Plan Zuid eromheen ontwierp”, zegt Veldhuis, terwijl hij in een van de koffiebars een cappuccino drinkt. „Het duurde nog zestig jaar voordat spoor en station er kwamen, maar de lijnen die honderd jaar geleden op de stadskaart werden gezet, bepalen nog steeds enorm sterk hoe zo’n gebied eruit ziet, hoe we er leven en werken, hoe we onszelf verplaatsen.”
Met die plannen van Berlage begon een onomkeerbare stadsontwikkeling: aanleg van infrastructuur, vestiging van mondiale netwerken van banken en andere bedrijven, de komst van duizenden nieuwe bewoners waardoor Amsterdam er praktisch een tweede centrum bij heeft gekregen.
De Zuidas is voor Veldhuis een schoolvoorbeeld van de enorme invloed die ‘pad-afhankelijkheid’ heeft op de ruimtelijke inrichting van Nederland. Door ogenschijnlijk simpele beleidskeuzes ontstaan in de loop van de decennia ingesleten ‘paden’: gewoontes, economische belangen, beleidslogica, infrastructuur, netwerken van relaties en kapitaal die het karakter van een plek zeer langdurig en hardnekkig vastleggen. De Zuidas is een magneet voor steeds meer van hetzelfde. Meer internationale bedrijvigheid, meer hoogbouw, meer rijbanen, spoorlijnen, metrolijnen. Daardoor kan het eenmaal gekozen pad diep ingesleten raken, zo diep dat je er bijna niet meer uit kunt ontsnappen.
Kritiek op Lelylijn
Veldhuis (1971) is stedenbouwkundige, architect en sinds 2020 Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving. Die laatste functie is een aanstelling voor vier jaar die hem, samen met de andere leden van het College van Rijksadviseurs, in staat stelt het kabinet gevraagd en ongevraagd advies te geven over de ruimtelijke ordening van Nederland. En dat doet Veldhuis volop. Hij roert zich in het publieke debat: met lezingen, een podcastserie over de economie van de toekomst, en stevige kritiek op overheidsplannen zoals die voor aanleg van de Lelylijn (een nieuwe spoorlijn tussen Amsterdam en Groningen) en Lelystad Airport.
Hij denkt dat Nederland nu weer voor grote, fundamentele keuzes staat die de toekomst vergaand zullen vastleggen. „Net als eind 19de, begin 20ste eeuw.” In die tijd werd onder meer het pad naar de huidige Zuidas ingeslagen, werden diverse grote kanalen en waterwerken gebouwd, werd landbouwgrond herverdeeld, en de Afsluitdijk aangelegd om in de decennia erna de IJsselmeerpolders droog te kunnen maken. Zo ontstond Flevoland. Ook toen waren er grote technologische, sociale en geopolitieke omwentelingen. En ook toen werden de keuzes gemaakt die de maatschappelijke en economische richting voor meer dan een eeuw zouden bepalen.
Volgens Veldhuis moeten we inmiddels dringend een ander pad inslaan. „We staan voor de noodzakelijke transitie van een eeuw van welvaart naar een eeuw van welzijn.”
De 21ste eeuw moet volgens de Rijksadviseur draaien om collectief welzijn voor gemeenschappen in balans met een gezonde natuur, in plaats van om de individuele materiële welvaart die in de 20ste eeuw centraal stond. Veldhuis vindt dat dit tot wezenlijk andere keuzes moet leiden voor de ruimtelijke inrichting: minder grote distributiecentra, minder op internationale handel gerichte infrastructuur. Nu worden vaak de verkeerde keuzes gemaakt, vindt hij. „Of beter gezegd: ze worden níét gemaakt, waardoor we gewoon blijven doen wat we al deden.”
Neem die Lelylijn waar Veldhuis zich al vaker kritisch over heeft uitgelaten: die spoorlijn zou via Drachten en Heerenveen het noorden en de Randstad met elkaar moeten verbinden. Plannen daarvoor zijn vergevorderd, maar er wordt al jaren over gesteggeld en de bouw ervan is nog allerminst zeker.
Volgens Veldhuis moeten bewoners van Noord-Nederland zich ernstig afvragen of zo’n lijn wel brengt waarop ze hopen. „Wíl Drachten wel een grote stad worden? Willen de mensen in Friesland en Groningen wel plekken in hun omgeving zoals de Randstad nu is? Of willen ze dat niet, en waarderen ze juist de rust, het landschap, de mienskip?”
Volgens Veldhuis worden de fundamentele vragen veel te weinig gesteld. „Willen we dit pad wel doorzetten? Wat voor toekomst zien we eigenlijk voor dat gebied? Kan het niet heel anders dan wat we de vorige eeuw hebben gedaan?”
En neem een nieuwe luchthaven als Lelystad Airport: op korte termijn is dat misschien een oplossing voor de drukte op Schiphol. Maar ingebruikname dreunt minstens een eeuw na, en heeft enorme gevolgen voor de omgeving, waarschuwt hij. „En hoe kijken omwonenden in 2124 naar een vliegveld?” Een meerderheid van de Tweede Kamer bleek vorige week overigens tegen opening van Lelystad Airport voor commerciële vluchten. Zo lijken de ideeën van Veldhuis breder aan te slaan, al zal de discussie de komende jaren nog wel doorgaan. „Grote hinder los je niet op door het te spreiden over een groter deel van het land, maar door de bron van hinder aan te pakken: de luchtvaart op Schiphol”, zegt Veldhuis.
Het gezwalk en getwijfel rondom Lelystad Airport laat bovendien een dieper probleem zien, volgens Veldhuis: het ontbreken van een langetermijnvisie in de politiek, en het gemis van een ‘gezamenlijk verhaal’ over waar Nederland naartoe wil met het landschap.
„Het ontbreken van een nieuwe richting leidt ertoe dat oude patronen zo dominant blijven.” En we moeten juist uit die patronen breken, zegt hij, omdat ze ecologisch en maatschappelijk niet vol te houden zijn. „Het gebrek aan keuzes in de laatste decennia leidt nu tot acute keuzenood. We gaan door op het oude pad, terwijl dat een doodlopende weg is.”
Geen ‘nieuwe Lely’
Geen Lelylijn, geen Lelystad Airport, wat Veldhuis betreft. Het is niet geheel toevallig dat zowel spoorlijn als vliegveld vernoemd zijn naar Cornelis Lely, zegt hij. De beroemde ingenieur, die onder meer de Zuiderzeewerken ontwierp, heeft enorme invloed gehad op hoe Nederland zich de afgelopen eeuw ontwikkelde. En hoewel de keuzes van toen veel vooruitgang en economische welvaart hebben gebracht, denkt Veldhuis niet dat ‘een nieuwe Lely’ nodig is. „Juist niet.” Een grote ingenieur of machtige overheid die van bovenaf de blauwdruk voor Nederland bepaalt, zou nu niet meer werken.
Wat wil de Rijksadviseur dan wel? De nieuwe visie op ruimtelijke inrichting moet meer van onderaf ontstaan, vanuit gemeenschappen zelf, vindt hij. „We moeten op zoek naar een nieuwe symbiose tussen het landschap en gemeenschappen, die vorm kunnen geven aan een grootse toekomst met heel veel kleine innovatieve plannen.”
Wat hij daarmee bedoelt? Veldhuis put hoop uit allerlei initiatieven vanuit de basis van de samenleving. Burgerinitiatieven, wijk- en dorpscollectieven voor vergroening en duurzame energie, commons die gemeenschappelijk werken aan natuurherstel, regeneratieve landbouw, verduurzaming, vergroening van de leefomgeving, en het groeiende verzet van omwonenden tegen distributiecentra en ‘verdozing’ van het landschap.
Die beweging van onderaf zwelt aan, en in combinatie met overheden die een helderder langetermijnvisie ontwikkelen op duurzamer landgebruik kán zo een nieuw gezamenlijk ‘verhaal’ ontstaan, een nieuwe richting voor ons landschap, denkt hij. Veldhuis is ook hoopvol over de groei in ambtelijke langetermijnvisies, scenario’s en plannen voor een groener Nederland. Goed nieuws, vindt hij, zolang die visies niet leiden tot rigide blauwdrukken, maar tot breed gedragen ideeën over een leefbaarder toekomst.
Problemen lijken onoplosbaar
Veldhuis klinkt opvallend optimistisch, ook al is er volgens hem een breed gedeeld gevoel dat de maatschappij vastloopt. „Als je bij topoverleg van een ministerie zit, is het altijd ‘ingewikkeld’. En bij vakdebatten: ‘oh, wat is het allemaal moeilijk’. Problemen lijken onoplosbaar.”
Maar wat als we het nu eens simpel maken, stelt hij voor. Wat als we terug gaan naar de basis, opnieuw leren luisteren naar wat mensen willen voor hun eigen leven en omgeving? Dan wil „99 procent” volgens hem hetzelfde. „Wil jij schoon drinkwater? Ja, liever wel. Wil je schone lucht? Wil je geen honger? Een gezellige buurt? Wil je een prettig huis? Ja. Moet het een heel groot huis zijn, vol met allemaal luxe dingen? Nee hoor. Dus uiteindelijk willen we allemaal een betekenisvol leven, op een veilige, prettige, gezonde manier.”
Maak vraagstukken klein, eenvoudig en nabij, stelt hij voor, in plaats van complex, abstract en ver weg. „Na een eeuw functiescheiding en vergroting van afstanden zijn we aangekomen in de eeuw van nabijheid. Breng mensen dichter bij elkaar, bij werk, bij zorg en bij andere voorzieningen. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal.”
Redeneer je vanuit nabijheid, dan krijg je bijvoorbeeld ook een heel andere blik op die Lelylijn, aldus Veldhuis. „Wil je dan nog een spoorlijn die de komende decennia van Noord-Nederland een soort nieuwe Randstad kan maken?” Je kan al die miljarden ook in betere lokale busverbindingen steken, betere scholen, versterking van lokale gemeenschappen. „Vraag maar eens aan de mensen in Heerenveen zelf waar ze meer behoefte aan hebben.”