Remco Evenepoel: ‘Het is niet altijd makkelijk. Ze verwachten dat je altijd wint’

Remco Evenepoel: „De finales van wedstrijden zijn tegenwoordig zó hectisch, dat je zo lang mogelijk ontspannen op je fiets moet blijven zitten.”

Interview

Wielrennen Remco Evenepoel (23) is een van de favorieten van wielerkoers Giro d’Italia. Hij kan niet zonder zijn ploeggenoten. „Als ik moet plassen in de koers, moet een van hen verplicht mee.”

Als er al een vloek van de regenboogtrui bestaat, dan heeft Remco Evenepoel daar vooralsnog weinig last van. Waar illustere voorgangers als Julian Alaphilippe, Mark Cavendish en Philippe Gilbert een slecht jaar kenden nadat ze wereldkampioen wielrennen waren geworden, is de 23-jarige Belg verdergegaan met waar hij vorig seizoen mee eindigde: winnen.

Hij zegevierde dit jaar reeds in de UAE Tour in Abu Dhabi, pakte twee etappes in de Ronde van Catalonië en won twee weken terug voor de tweede keer op rij de wielerklassieker Luik-Bastenaken-Luik.

Het dragen van de regenboogtrui en de druk die daarbij komt kijken is voor hem geen straf, zegt Evenepoel vanuit het Spaanse Denia, waar hij zich tot een paar dagen voor de start van de Ronde van Italië heeft voorbereid. Eerder het tegenovergestelde. „Het is toch de belangrijkste trui in het peloton. Daarmee kunnen rondrijden zorgt voor een extra fijn gevoel, en dat heeft alles te maken met vorig seizoen.”

Al zijn hele carrière zijn de verwachtingen voor Evenepoel hooggespannen in het wielergekke België. Nadat hij op 17-jarige leeftijd voor het eerst een wielerkoers reed, begon hij zo snel en zo veel te winnen dat zijn landgenoten hem gingen vergelijken met de grote Eddy Merckx, de Belg die vijf keer de Tour de France won en gezien wordt als beste renner aller tijden.

Vorig jaar loste de jonge Belg al die verwachtingen in een keer in. Eerst won hij in Luik, in eigen land. Daarna werd hij de eerste Belg in 44 jaar die een grote ronde wist te winnen door in de rode leiderstrui van de Vuelta in Madrid over de streep te komen. Hij vloog vanuit de Spaanse hoofdstad direct door naar Australië om daar op het WK twee keer eremetaal (brons op de tijdrit, goud in de wegwedstrijd) te pakken.

Deze zaterdag gaat Evenepoel in Fossacesia als een van de favorieten van start in de Giro d’Italia.


Lees ook: ‘Misschien wordt hij beter dan ik’ – Eddy Merckx zegt het echt

Koers je dit seizoen met meer plezier?

„Ja, misschien wel. Ik denk dat ik na afgelopen seizoen veel meer zelfvertrouwen heb gekregen. Het is alsof er een soort kalmte over me is gekomen, en ik mag rondrijden in de regenboogtrui. Dat zorgt wel voor meer plezier.”

Het lijkt me best lastig om met die hooggespannen verwachtingen in België om te gaan.

„Het is niet altijd makkelijk. Ze verwachten dat je altijd wint, maar je kunt niet elke wedstrijd winnen. In de Ronde van Catalonië werd ik op een paar seconden tweede in het algemeen klassement, en twee keer tweede in een etappe, door mijn eigen fouten. Bij de ploeg wisten we: als ik die fouten niet had gemaakt, dan hadden we gewonnen. Dat nemen we mee.

„In de kranten werden die prestaties als een verlies verkondigd, terwijl ik vond dat we als ploeg een supergoede wedstrijd reden. Het laat wel zien dat je je niet kunt richten op wat er van buitenaf wordt gezegd en geschreven. Maar het hoort erbij: als je als Belgische wielrenner de top wil bereiken, dan weet je dat er veel randzaken bij komen kijken. Je moet in je hoofd sterk genoeg zijn om daarmee om te kunnen gaan.”

Na zijn overwinning in de E3 Saxo Classic schreeuwde Wout van Aert, een andere Belgische toprenner, in de camera: „Ik moet just niks!” Dat was gericht aan wielercommentatoren die vonden dat hij met zijn statuur meer moest winnen. Herken jij die frustratie?

„Ik zou niet op die manier reageren, maar ik snap het wel, want het is hetzelfde verhaal als bij mij. In de kranten leggen ze hem op wat hij zou moeten doen, terwijl ze geen flauw idee hebben wat er binnen de ploeg en achter de schermen zich afspeelt. Ik ken Wout vrij goed en hij is iemand die er alles uit probeert te halen, die gooit er echt niet met de pet naar. Als er dan onterechte kritiek komt, want dat is het vaak, dan kan het soms van binnen een beetje overkoken. Dan komt zo’n reactie er spontaan uit.”

Wanneer was de laatste keer dat de druk jou overviel?

„Goh, dat is afgelopen seizoen geweest. In de koninginnenrit van de Tirreno-Adriatico verloor ik vier minuten, ik had gewoon een slechte dag, en ik duikelde van de tweede naar de elfde plek in het klassement. Toen werd er direct in de pers gezegd: het is altijd hetzelfde bij Evene-poel, op de zware dagen valt hij ertussenuit. Ik werd onder de grond geschreven. Daardoor begon ik aan mezelf te twijfelen, ik dacht: misschien kan ik niet de renner worden die ik wil worden.

„Ik was me in die periode puur aan het voorbereiden op Luik-Bastenaken-Luik, dus ik wist dat het er in bepaalde wedstrijden nog niet uit ging komen. En toen ik die koers een maand later won, werd ik weer de hemel in geschreven. Wat maar weer laat zien dat het beste is om je energie op je eigen plannen en doelen te richten.”

„Ik probeer op de fiets zo min mogelijk aan de koers zelf te denken”

Had je toen al die kalmte waarvan je nu zegt dat je hem hebt?

„Nee, ik vond dat toen nog echt moeilijk. Uiteindelijk kwam de gouden hulp van de mensen die echt dichtbij je staan. Toen ik thuis tegen Oumi [zijn vrouw, red.] zei dat ik aan mezelf twijfelde, werd ze boos. Ze vond dat ik me niet moest laten kleineren. Dat hielp me om me eroverheen te zetten.”

Remco Evenepoel afgelopen maand tijdens een training voor de wielerklassieker Luik-Bastenaken-Luik.
Foto Benoit Doppagne/AFP

Evenepoel trekt zich tegenwoordig van de meeste kritiek „weinig tot niks” meer aan, zegt hij, iets dat hij deels leerde toen hij als jonge voetballer in de jeugdopleiding van PSV zat. Hij speelde van zijn elfde tot zijn vijftiende bij de Eindhovense voetbalclub. Het alleen op en neer reizen van België naar Nederland – met trein en bus – maakte hem al op jonge leeftijd zelfstandig, de directheid van zijn Nederlandse trainers zorgden voor discipline en een dikke huid, zegt Evenepoel. „Mijn jaren in Nederland hebben ertoe geleid dat ik iets meer rechtdoor ga en me niet echt iets aantrek van zaken die daar buiten staan.”

Bij PSV leerde je beter met kritiek omgaan?

„Ja, zeker wel. Ik kwam in mijn eerste jaar bij PSV bij een van de beste trainers uit de jeugdopleiding terecht, die stond bekend om zijn directe aanpak. We speelden een keer tegen MVV, en ik was echt superslecht. Ik speelde ‘op 10’, als aanvallende middenvelder, en geen enkele pass kwam aan. Uit balverlies van mij scoorde de tegenstander, we verloren 1-0. Twee dagen later moest ik op gesprek komen. Dat was niet eens onplezierig, maar er werd me wel heel duidelijk gemaakt wat wel en niet kon. Het was mijn eerste inzicht in hoe het is om aan een professioneel sportleven te werken. Daarna ben ik extra trainingen gaan inlassen om aan mijn zwakke punten te werken.”

Later in zijn carrière zocht Evenepoel ook professionele hulp. Dat was na zijn val in de Ronde van Lombardije tijdens het coronajaar 2020. In een van de eerste wielerkoersen na de lockdown vloog hij in een afdaling uit de bocht, over een brugmuur en landde pas meters lager in een ravijn. Hij liep een klaplong op, brak zijn schaambeen en bekken en moest maandenlang revalideren.

Evenepoel ontwikkelde daarna stuurangst. In afdalingen ging hij ‘vierkant’ door de bochten heen, bang dat hij was om te vallen. Dankzij Michaël Verschaeve, de sportpsycholoog van zijn ploeg Quick-Step, wist hij er in 2021 weer van af te komen. „Toen ik aan het revalideren was kwam hij twee of drie keer per week langs om onderhoud door te voeren.”

Wat heeft Verschaeve toen met je gedaan?

„Hij heeft me bepaalde technieken en trucjes geleerd waardoor ik kalmer blijf. Op de fiets doe ik nu aan previsualization, ik beeld mezelf de afdaling of tijdrit in aan de hand van een verkenning die ik eerder heb gedaan. Dat heeft me geholpen om van de angst af te komen, om weer sneller de juiste lijnen te kunnen lezen.

„Ik probeer op de fiets ook zo min mogelijk aan de koers zelf te denken. De finales van wedstrijden zijn tegenwoordig zó hectisch, dat je zo lang mogelijk ontspannen op je fiets moet blijven zitten. En wat mij heel goed helpt is als ik twee of drie vaste jongens om me heen heb met wie ik een sterke band heb. Voor mij zijn dat Louis Vervaeke en Ilan Van Wilder. Met name Louis kan ik blind vertrouwen, hij moet zich de hele dag over mij ontfermen. Als ik ga plassen in de koers, moet hij verplicht mee. Dat zijn kleine dingetjes, maar die zijn goud waard voor mij.”

Na je zege in de Vuelta vorig jaar ga je nu als favoriet van start in de Giro. In België hopen ze dat je de eerste Belgische Tourwinnaar wordt sinds Lucien van Impe in 1976. Zijn de verwachtingen voor jou niet hoger dan ooit?

„Waarschijnlijk wel ja.”

Hoe ga je daarmee om?

„Ik heb inmiddels geleerd het naast me neer te leggen. In de streek waar ik vandaan kom, zwijgen we eigenlijk voor niks of niemand, dus in het begin van mijn carrière reageerde ik vaak en sprak ik me uit en dan kreeg ik veel kritiek. Dat heb ik moeten afleren.

„Nu bijt ik sneller op mijn tanden en laat ik mijn frustratie uitrazen binnen de ploeg. Ik ga het niet meer in het openbaar uiten. Dat is soms niet eenvoudig, want dan wordt er geschreven dat ik arrogant ben, of iets anders stouts. Maar ik laat me er mentaal niet meer door kraken.”