N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Italië heeft Pompeï, Nederland heeft de Waddenzee. En de scheepswrakken die daar liggen, verdienen meer aandacht. De inhoud van deze wrakken kan ons beeld van de 16de, 17de en 18de eeuw doen kantelen en musea een representatievere collectie bieden dan de huidige, zorgvuldig geconserveerde collecties. Maar dan moeten we die wrakken wel opgraven en conserveren.
In de Waddenzee, vlakbij Texels haven Oudeschild, ligt een onderzees Rijksmonument: Burgzand-Noord. Uit een van de tientallen wrakken in dit Rijksmonument haalden Texelse duikers in 2014 de schat van de eeuw tevoorschijn: een veelkleurige jurk, een zilveren jurk en tal van fascinerende gebruiksvoorwerpen uit de 17de eeuw. De vondst bracht een schok teweeg onder maritieme archeologen en overheden. Hoe kon zo’n waardevolle cultuurschat worden ontdekt door sportduikers, en dan ook nog op illegale wijze, want in een Rijksmonument mag je niet zomaar graven.
De scheepswrakken in de Waddenzee zijn een onderzees Pompeï: ze bevatten sporen van het dagelijks leven, gebruiksvoorwerpen, handelswaar, eten, medicijnen en scheepstuig die een compleet beeld geven van het maritieme leven in het Europa van die tijd. De veelkleurige zijden jurk bewijst hoe goed kleding in de zandbodem bewaard kan blijven. De duikers vonden zalfpotten waar onder de waslaag nog gifgroene, knalgele en blauwe zalf verborgen zat, alsof het gisteren was opgeborgen.
Slavernijtentoonstelling
Zoals het bijzondere Palmhoutwrak, onderdeel van Burgzand-Noord, waarin de beroemde veelkleurige jurk gevonden is, zijn er nog vele andere wrakken. Neem het 19de eeuwse wrak van de Pieter Anthony, op Texel het ‘Schervenwrak’ genoemd. In dit schip zat de complete inboedel van een suikerrietplantage in Suriname; van het dure bestek en porselein voor de plantagehouders tot aan de kookpotten en kapmessen voor de tot slaaf gemaakten. Deze messen waren in de grote slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum een van de weinig originele objecten die herinnerden aan het leven van de tot slaaf gemaakten zelf.
In de podcast De jurk en het scheepswrak, waarin journalist Tjitske Mussche en ik verslag doen van onze zoektocht naar de mogelijke eigenaar van de veelkleurige jurk, brengen de vondsten uit het Palmhoutwrak ons door heel Europa. Werd de jurk gedragen door een Britse theateracteur? Of door een Oekraïense prinses, kleindochter van de Oekraïense strijdheer Ostrogski die het gevecht met oprukkende Russen aanging en zijn regio drastisch naar westerse leest hervormde? Dit is nog maar één verhaal uit het wrak.
Voor de prijs van De Vaandeldrager zouden tien wrakken opgegraven, onderzocht en geconserveerd kunnen worden
Een wrak opgraven voelt als een tijdreis; de duiker is de eerste in honderden jaren die de spullen weer mag zien en aanraken. Scheepswrakken zijn tijdcapsules. Niets aan boord had ooit de bedoeling in deze samenstelling bewaard te blijven en eeuwen later gevonden te worden. Geen andere vindplaats of collectie geeft een beter beeld van het alledaagse leven, de economie, handel en culturele betrekkingen in de 17de eeuw. Scheepswrakken zijn daarmee interessanter onderzoeksobjecten dan, zeg, De Vaandeldrager van Rembrandt die de Nederlandse belastingbetaler 150 miljoen euro kostte. Dat schilderij hoefde niet eens te worden gered, het werd al in perfect geconserveerde staat bewaard. Voor dat geld zouden tien totaal diverse wrakken kunnen worden opgegraven, onderzocht en geconserveerd. Het zou nieuwe verhalen over Europa en de wereld naar boven kunnen halen. Het zou de maritieme geschiedenis van Nederland op een nieuwe manier tastbaar kunnen maken.
Maar dan moet dit erfgoed wel gered worden, want, zoals een Texelse duiker muntte: een schip vergaat twee keer: eerst gaat het ten onder, dan vergaat het op de bodem.
Vele wetten en regels staan deze droom in de weg. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) dekt met nylon netten kwetsbare wrakken af, om zo nieuwe zandaangroei op de wrakken te stimuleren en het wrak ‘in situ’, op de oorspronkelijke plek, te behouden, zoals het Verdrag van Malta inzake de bescherming van archeologisch erfgoed verlangt.
De verstoorder betaalt
Het behoud in situ kan elders goed werken, op land bijvoorbeeld, of in de doodstille Oostzee. Maar niet in de dynamische Waddenzee. Sinds de aanleg van de Afsluitdijk veranderen stromingen, slijpgeulen en vaargeulen voortdurend. Daarbij worden eeuwenoude wrakken verstoord en vernietigd. Eb en vloed brengen enorme onderzeese zandmassa’s in beweging. Vissers slepen met hun netten de wrakken kapot, de paalworm eet het boven het zand uitstekend houtwerk binnen enkele jaren op. Behoud in situ is hier geen duurzame oplossing. Een andere stelregel uit het Verdrag van Malta is: de verstoorder betaalt. Maar wat als die verstoorder de natuur is? Die betaalt niet.
Het helpt daarbij ook niet dat de maritiem-archeologische afdeling van de RCE nog steeds te maken heeft met de erfenis van het neoliberale marktdenken. De afdeling is aan het bijkomen van grootschalige bezuinigingen en het uitbesteden van werk aan commerciële partijen waarbij veel kennis en slagkracht verloren is gegaan. Ironisch genoeg duikt de RCE in het buitenland wel met amateurs – zoals de amateurduikers die de jurk vonden – maar mag dat in Nederland niet, onder andere dankzij strenge Arbowetten die wetenschappelijk en archeologisch duiken gelijkstellen aan een duik naar boorplatforms in de diepzee.
De RCE is inmiddels, sinds de vondst van de veelkleurige jurk, wat beter toegerust om een opgraving uit te voeren. Maritiem archeologen, betrokken wetenschappers, het Texelse museum dat de schatten bewaart en andere betrokkenen staan te popelen om ten minste dit verhaal over de jurk en het Palmhoutwrak af te maken. Welke verhalen over Europa en de wereld herbergt het schip nog meer? Dan moet de staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur en Media, D66) hier ook prioriteit aan geven. De RCE zegt het geld voor een duik en opgraving te hebben, er is alleen geld nodig voor onderzoek, conservering en restauratie. Laten we dit verhaal afmaken, en afstappen van het idee dat je wrakken in situ laat liggen en als wrak behoudt. De Waddenzee heeft haar eigen wil. Binnen een paar jaar kan een wrak verdwijnen. Laten we dat voorkomen door het op te graven.