N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Geopolitiek Gemeenteraden durven zich over internationale kwesties niet altijd uit te spreken, ziet Tjeerd Ritmeester. Maar ze zullen wel moeten.
De Eindhovense gemeenteraad besloot eind november om de vriendschapsband met de Chinese stad Nanjing te verbreken. Reden tot het besluit zijn de mensenrechtenschendingen in China. In de weken daarna volgde Tilburg met een zelfde besluit. In Breda, Oss, en Den Bosch wordt er serieus over nagedacht. Ook al lijken de discussie en beslissingen logisch, toch klinkt er ook kritiek.
De mix lokaal en internationaal blijft voor velen lastig. Lokale politici voelen zich vaak onwennig wanneer de discussie over andere landen gaat. In Eindhoven wonnen voorstanders van de motie om de band te verbreken met slechts drie stemmen verschil.
De Brabantse kranten vulden zich met opinies van inwoners die het besluit prezen, maar ook van hen die kritiek hadden. Wat weet een gemeenteraad nu over internationale kwesties? Zijn alle belangen goed afgewogen? Is het überhaupt iets dat op raadsniveau besproken moet worden?
Om de laatste vraag direct te beantwoorden: ja. Dat moeten we zeker. Als raadslid ben je bezig met wat voor jouw inwoners belangrijk is. Dat kan gaan over heel lokale problemen maar gaat soms voorbij lokale grenzen. In Eindhoven begint die discussie nu echt op te komen.
Internationale bevolking
De groei van het Eindhovense bedrijfsleven zorgt onder meer voor een steeds internationalere bevolking die zich ook laat horen. Recent toonde Eindhoven zijn solidariteit nog met de protesten in Iran na grote demonstraties in de stad. Al blijft het soms onwennig, samen met de inwoners bepaal je wat ertoe doet. Mensenrechtenschendingen zijn onderwerpen waar gemeentes terecht het meest uitgesproken over zijn.
En hoe zit het dan bijvoorbeeld met de handelsoorlog tussen Amerika en China? Kan een gemeenteraad daar ook iets van vinden? In een stad als Eindhoven begint ook die vraag steeds meer te leven. Burgemeester Jeroen Dijsselbloem (PvdA) zei het recent al mooi in Buitenhof: „Het is een fact of life’ dat we met Brainport nu eenmaal op die spannings¬as tussen Amerika en China zitten.”
Wat is het Eindhovense Chinabeleid? Dat is er uiteraard niet. Toch zal je je soms ook als stad moeten uitspreken. Zo stelde Dijsselbloem in Buitenhof dat het exporteren van kritische technologie naar China onverstandig is. Dat is stelliger dan wat Den Haag daarover zegt.
Exportstop
Gemeenteraden hoeven meestal niet zo ver te gaan maar ze moeten wel op de hoogte zijn van wat er speelt. Wat betekent een exportstop voor onze lokale economie? Hoe afhankelijk zijn onze bedrijven van China? Hoe moeten we zelf als stad omgaan met dit soort gevoelige kwesties? Om die vragen te kunnen beantwoorden moeten gemeenteraadsleden goed geïnformeerd zijn. Daar ligt een belangrijke taak voor Den Haag.
Lokaal mengt zich steeds meer met internationaal. Gemeentes zijn geen eilanden, ook zij zullen soms uitspraken moeten doen die hun gemeentegrens ver voorbij gaan. Ook al blijft de relatie onwennig, raadsleden hoeven er niet bang voor te zijn. Zelfs niet als het om het verbreken of maken van vriendschapsbanden gaat.
Aan de muur tegenover de tentoonstelling in het Tate Britain in Londen hangen briefjes met indrukken van bezoekers. Ze lezen als aanmoedigingen voor de jury van de Turner Prize. „Claudette Johnson: mooi en meditatief.” „Delaine Le Bas!! De eerste Roma die ik in het Tate heb gezien.” „Pio: wat een geweldige aandacht voor kleine details.” „Deel het prijzengeld!”
Dinsdag wordt voor de veertigste keer de Turner Prize uitgereikt, vernoemd naar de Britse schilder William Turner. Het is één van de belangrijkste en meest prestigieuze prijzen voor beeldende, hedendaagse kunst.
De jury provoceert graag en eerdere edities van de prijs waren omstreden en vooruitstrevend tegelijk. In 2021 bijvoorbeeld werden alleen collectieven genomineerd, in 2022 nomineerden ze voor het eerst een non-binaire kunstenaar. Dit jaar haalde voor het eerst een Roma-kunstenaar de shortlist.
Afkomst en culturele tradities spelen bij alle genomineerden dit jaar een grote rol in hun werk. In dezelfde volgorde als hun tentoonstellingen in het Tate Britain zijn dit de kandidaten voor de jubileum-editie van 2024.
Pio Abad
De Filippijnse Pio Abad (1983) speelt met de koloniale geschiedenis en de waarde van koloniale kunst in de westerse wereld. In ‘zijn’ ruimte is een deel van zijn solo-tentoontstelling To Those Sitting in Darkness te zien. Er hangen 3D-replica’s van juwelen van Imelda Marcos, de echtgenote van de Filippijnse dictator Ferdinand Marcos, beroemd om haar dure smaak en kasten vol schoenen. En er hangen traditionele zwaarden en messen uit museumdepots. Pio Abad is op zijn „gelukkigst” als hij in depots en privéarchieven mag grasduinen, vertelt hij in de video waarin hij zijn kunst toelicht.
Abad maakte ook pentekeningen van koloniale kunst naast alledaagse voorwerpen uit zijn huis. Bijvoorbeeld een papieren tafellampje naast één van de Benin-bronzen, de omstreden gestolen bronzen en houten kunstwerken uit Afrika die in het British Museum staan. „Ik ging laatst naar het museum om de originelen te bekijken en het leek haast alsof die bewust zó waren neergezet dat ze minder belangrijk zouden lijken”, vertelt Abad in zijn toelichting. „Terwijl ze voor anderen juist zo veel betekenen. Het zijn hun verloren voorouders.”
Jasleen Kaur
In haar tentoonstelling Alter Altar verkent Jasleen Kaur (1986) de culturele tradities uit haar jeugd, die neerkomen op een mengeling van Schotse en Zuid-Aziatische materialen en objecten. Blikvanger is de Sociomobile: een rode Fort escort bedekt met een wit gehaakt kleed waar muziek uit komt. Het is een replica van de eerste auto van haar vader nadat die uit India naar Schotland was verhuisd. Uit de speakers knallen nummers die hun gezin onderweg in de auto draaiden.
Haar ruimte heeft een licht religieuze uitstraling, vooral door het meterslange rode tapijt dat zo in een moskee had kunnen liggen en de grote foto’s op de grond van moslims uit India. Tegelijk hangt haar associatie met assimilatie in de lucht – letterlijk. Kaur heeft een glazen plafond geïnstalleerd met bewerkte voorwerpen uit het dagelijks leven in Schotland. Een pluk haar, rollen toiletpapier, een verkreukelde fles Irn-Bru, een Schotse kauwgomballenfrisdrank. „Ik speel met de symbolen van massaproductie uit mijn jeugd”, legt Kaur uit. Zo hangt er ook een knalgeel trainingspak dat verwijst naar het merk Nike, met Can’t do it erop geborduurd.
Delaine Le Bas
De expositie van Delaine Le Bas (1965) neemt als enige van de genomineerden meerdere ruimtes in beslag. De drie ruimtes heten Chaos, Reflectie en Verheffing, en in die volgorde laat Le Bas bezoekers een ontwikkeling doormaken. Haar beschilderde doeken en sculpturen zijn eerst zwart en grimmig, later juist kleurrijk en beschilderd met harten, vogels en de zon. De muren zijn van vloer tot plafond bedekt met doeken, aluminium of schilderingen.
De Britse Le Bas heeft een Roma-achtergrond en ze noemt zichzelf „gypsy, hippie, punk”. „Ik ben al die dingen samen.” In haar werk uit ze ook kritiek op de media die vaak negatief schrijven over Roma en zigeuners en zij probeert daar juist een positieve draai aan te geven. In de toelichting op haar werk vraagt Le Bas zich af: „Wie stopt wie in de hokjes en wie plakt de etiketten op die hokjes…? Wie heeft het recht om iemand iets te noemen? Welke rechten hebben we als individuen?”
Claudette Johnson
De schilderijen van Claudette Johnson (1959) zijn de traditioneelste kunstwerken van de vier genomineerden. Ze portretteert vooral zwarte vrouwen, soms ook zwarte mannen, op veel grotere schaal dan levensecht. In ‘haar’ ruimte hangen zo’n tien grote portretten. Vaak heeft ze haar figuren ‘uitgelicht’ voor een abstracte achtergrond. Eén van haar bekendste werken is Standing Figure with African Masks, waarbij de maskers in het schilderij geïnspireerd zijn op de vrouwen in Les Demoiselles d’Avignon van Pablo Picasso.
Johnson groeide op in Manchester, haar ouders kwamen uit Jamaica en zij waren het eerste gekleurde gezin in de straat. Op bezoek in Jamaica voelde Claudette Johnson zich voor het eerst vrij. „Ik was bijna overweldigd hoe mensen daar hun lichaam in de ruimte bewogen. Ze hadden geen angst of afkeer als hun huid tegen elkaar schuurde”, vertelt ze in de toelichting op haar werk. „Het was zo bevrijdend en nieuw.” Die vrijheid, en het vanzelfsprekend innemen van ruimte, probeert ze in haar portretten te verbeelden.
Op dinsdag 3 december wordt de winnaar van de Turner Prize bekendgemaakt. De expositie met de genomineerden is te zien tot 16 februari 2025 in het Tate Britain, Londen.
Lees ook
De nominaties van de Britse Turner Prize – nu eens een editie zonder gedoe. Dit zijn de vier genomineerde kunstenaars
Het winnende boek van de eerste Natuurboekenprijs, opvolger van de Jan Wolkers Prijs, is Aard van het beestje , geschreven door journalist Caspar Janssen en geïllustreerd door Margot Holtman. Janssen reisde ervoor naar bos, heide, akker, berm, weiland, beek, rivier, kust, duin, moeras „en zijn eigen Amsterdamse balkon” om bekende en minder bekende beestjes in hun leefomgeving te observeren. Tezamen lezen de honderd portretjes van dieren die Janssen schreef zich ook als „een groter verhaal over de staat van en onze omgang met het Nederlandse landschap”. De stukken verschenen eerder in de Volkskrant.
Mini-reportages
Aard van het beestje „heeft alles wat een natuurboek nodig heeft”, aldus de jury, die naast voorzitter Jean-Pierre Geelen bestaat uit Jocelyn de Kwant namens LandschappenNL en Daniel Gulpers van Vroege Vogels. „Je leert ervan, het leest vlot, de illustraties zijn gedetailleerd zonder oubollig te zijn. In honderd mini-reportages reis je mee door de natuur, aan de hand van diersoorten.”
Daarbij behandelt Janssen niet alleen „de bekende spektakelsoorten, maar ook minder sexy exemplaren zoals de snotolf, de rivierdonderpad en de langneussteurgarnaal. En niet alleen dat ene dier, maar ook over de connectie met z’n leefomgeving. Zo rijst het besef: in de natuur hangt alles met alles samen. De boomgaard met de steenuil, de rafelige akkerrandjes met de patrijs.” Het winnende boek is „een ode aan de natuur, én aan de mensen die ervoor zorgen.”
Janssen en Margot Holman ontvingen samen een cheque van 5.000 euro en een ingelijst portret van kunstenaar O.C. Hooymeijer (onder meer bekend van zijn ‘niet-bestaande vogels’). Janssen schreef eerder de boeken Ontpopt, In de ban van het beest, Caspar loopt en Het bijenbalkon.
Lees ook
De geur van regen, ook die is typisch Nederlands
Eerdere winnaars van de Natuurboekenprijs, tot 2022 Jan Wolkers Prijs geheten, zijn onder meer Tijs Goldschmidt (Wolven op het ruiterpad), Remco Daalder (De gierzwaluw) en Simon van der Geest (Spinder). De eerste Jan Wolkers Oeuvreprijs ging in 2017 naar Koos van Zomeren.
Wie kent Hans Brug? Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft meerdere ‘bekende Nederlanders’ voortgebracht – veel mensen zullen hebben gedacht dat de nu gepensioneerde infectiedeskundige Jaap van Dissel directeur was. Maar de baas van het héle RIVM is gezondheidswetenschapper Hans Brug. Al zes jaar.
Het liefst, zegt hij, laat hij mensen naar buiten treden die het meest deskundig zijn. Afgelopen week was dat Marith Volp, over de gezondheid van Nederlanders in 2050. Volp riep in Trouw op tot een deltaplan voor volksgezondheid – het is haar expertise. Maar in het hoofdrapport stond een foto van Hans Brug. De conclusies gaan over zorgen die een kerntaak van het RIVM raken: preventie, voorkomen dat mensen ziek worden. Daar wil Brug graag over praten.
Hij begint met een vraag: welke indruk krijg je als bezoeker wanneer je hier komt? Het RIVM verhuist binnenkort naar het Utrechtse Science Park. Nu nog ligt het afgesloten terrein tamelijk verscholen in de bossen bij Bilthoven.
Toen Brug in 2018 begon, was zijn ambitie om méér in de samenleving te staan. „Be careful what you ask for, kun je nu zeggen.” Al snel kwam corona, en eerder al de stikstofcrisis, die boeren tot aan de poort van het instituut bracht – een van de weinige momenten waarop Brug de publieke arena instapte om het op te nemen voor de wetenschap waarop het kennisinstituut zich baseert. „Ons werk werd im frage gesteld. Als de reputatie van het RIVM geraakt wordt, kom ik om de hoek kijken.”
Corona kleurde de toekomstverkenning van 2020, nu gaat één deelrapport over de gevolgen van klimaatverandering. Zijn die verkenningen een weerslag van het moment?
„Natuurlijk neem je de tijd mee waarin je leeft. Corona leek een keerpunt – mensen gingen meer bewegen, zaten minder in de auto. Maar veel veranderingen bleken toch tijdelijk. De impact van klimaatverandering op de volksgezondheid is geen ‘modegril’ van het RIVM, ook de Wereldgezondheidsorganisatie en de OESO zien klimaat als een belangrijke factor voor gezondheid en ziekte.”
Het RIVM roept op tot standvastig beleid en duidelijke langetermijndoelen. Bent u bezorgd over de politieke wind?
„Nee, het RIVM deelt feiten en kennis zodat de politiek kan besluiten. De zorg is: als we niets doen, neemt overgewicht verder toe, en dementie schiet met de vergrijzing als een pijl omhoog. Die urgentie proberen we over te brengen. Als we substantieel iets willen veranderen, is langdurig samenhangend preventiebeleid nodig.”
Lees ook
Hoe (on)gezond is Nederland in 2050?
Hoe zit het met de doelen?
„Er ligt een preventie-akkoord, met doelen om roken, drinken en overgewicht aan te pakken, maar die halen we niet. Er zijn enkele positieve veranderingen, maar Nederland zit niet in de top van niet-rokende landen bijvoorbeeld.
„Een term die je vaak hoort is health in all policies: samenhangend beleid op alle terreinen. Dat is wel een dingetje. Want investeringen in preventie komen op de begroting van volksgezondheid, maar van de opbrengsten profiteren bijna alle beleidsterreinen. De economie draait niet zonder gezonde bevolking. Binnenkort is er bijvoorbeeld een top over de opgaven voor woningbouw. Het zou goed zijn als je dan niet alleen kijkt hoe er zoveel mogelijk mensen in nieuwe wijken kunnen wonen, maar ook hoe dat een gezonde omgeving met voldoende groen en beweegruimte wordt.”
Het kabinet belijdt met de mond het belang van een gezonde jeugd en het voorkomen van ziekte, maar bezuinigt intussen op preventie.
„Ja, dat is mij natuurlijk ook opgevallen. De intenties zijn goed verwoord in het regeerakkoord, maar er moeten ook voldoende middelen zijn.”
Op publieke gezondheid wordt 300 miljoen bezuinigd, waarvan 65 miljoen bij het RIVM. Wat betekent dat?
„Dat geld is bedoeld voor het versterken van de pandemische paraatheid, cruciaal voor een weerbare samenleving. Daar zijn we druk mee bezig, samen met onder meer de GGD’en. Zo werken we aan het versterken van gegevensverzameling om uitbraken van infectieziekten te signaleren, en snel te kunnen opschalen bij een uitbraak. En we verbeteren de informatievoorziening met de GGD’en. Wil je snel en goed handelen, dan moeten ict-systemen met elkaar kunnen praten. Ik hoop dat er geld wordt gevonden om dat toch door te zetten, en dat ik die verbeteringen niet volgend jaar moet gaan afbreken.”
Het RIVM moet daarnaast nog zo’n 28 miljoen in vier jaar inleveren.
„Ja, en dat raakt aan onze taak om kennis te leveren waarmee bewezen effectief beleid kan worden ingezet en te evalueren wat de effecten van preventiemaatregelen zijn.”
Beseft het kabinet voldoende wat preventie, het voorkomen van ziekte, oplevert?
„Het is politiek een moeilijk onderwerp. Want de kosten heb je nu, de baten vallen vaak over regeerperiodes heen. Dat vraagt een lange adem van ministeries, geen losse projectjes om te dweilen terwijl de kraan openstaat.
„Begin vorige eeuw, toen het RIVM werd opgericht, waren infectieziekten een veel grotere bedreiging dan nu. Toen lieten we het ook niet bij mensen voorlichten dat ze hun water moesten koken en handen moesten wassen. Nee, de overheid zorgde voor waterleiding en riolering, voor voedselveiligheid. Voor zo’n grote opgave staan we nu weer.”
Wet- en regelgeving dus. Wat moet er nu gebeuren?
„Je moet mensen motiveren en gezond gedrag aantrekkelijk maken, je moet ze vaardigheden geven om gezonde keuzes te maken. Vaak hoor je: de gezonde keuze moet de makkelijke keuze zijn. Maar eigenlijk moet gezond gedrag de vanzelfsprekende keuze zijn. Zoals je ook niet hoeft na te denken of er schoon water uit de kraan komt.
„Een suikertaks is één middel. Het duurder maken van ongezond gedrag werkt, weten we. Groente en fruit goedkoper maken kan ook effectief zijn. En kijk naar scholen, die zouden een veilige omgeving moeten zijn, dus ook voedselveilig, zonder ongezonde snacks. Daar kun je best wat strenger in zijn.”
Het duurt lang voordat je effect ziet op de volksgezondheid. Kunnen de baten niet naar voren om de kosten te drukken, zoals staatssecretaris Karremans (VVD) in de kantlijn van een beslisnota schreef?
„Ik denk dat je de baten in de verdere toekomst toch als kompas moet gebruiken. Goed volksgezondheidsbeleid is niet iets van de korte klap. Daarom is een deltaplan niet zo’n gekke term, grote plannen vragen betrokkenheid van meer departementen. Dat is niet makkelijk, maar wel noodzakelijk.”
De omgeving gezonder maken en gedrag veranderen is lastig. President Biden wil afslankmedicijnen via de verzekering toegankelijk maken voor Amerikanen met obesitas. Moet je niet veel meer op medicijnen inzetten?
„Fantastisch als er medicijnen en nieuwe behandelingen komen. Maar gezond leven is meer dan overgewicht voorkomen. Het helpt ook het risico op dementie en andere chronische aandoeningen te verlagen, terwijl medicijnen maar op één ziekte aangrijpen. Ze zijn geen panacee voor de problemen waar we voor staan. Het RIVM maakt maatschappelijke kosten-batenanalyses die helpen de meeste effectieve keuzes te maken. Welke maatregelen leveren de meeste return on investment op?”
Ik begrijp heel goed dat er meer ingrediënten zijn om politieke afwegingen te maken, maar als die niet meer op wetenschappelijke kennis stoelen, verliezen we een belangrijke waarde in de samenleving
Hebben we niet gewoon recht op een gezonde omgeving en gezond voedsel?
„Een gezonde leefomgeving is verankerd in onze grondwet. Ik had het net over economisch nut, maar vraag mensen wat het belangrijkste in het leven is en ze zeggen: een goede gezondheid voor mij en mijn familie. Dat is een intrinsieke waarde die meetelt bij de opbrengsten. Het gaat niet alleen over economische welvaart, maar over breder welzijn.”
Hoe is het eigenlijk met jullie mentale gesteldheid? Eerst corona, nu dreigende bezuinigingen, hakt dat erin bij de mensen die hier werken?
„We hebben hectische jaren achter de rug, die onze positie in de samenleving blijvend hebben beïnvloed. We werken hard en onder grote druk. Maar dat kunnen we en daar staan we voor. Overal in de samenleving moet worden bezuinigd, niet alleen bij het RIVM. We zijn ook sterk gegroeid de laatste jaren, van zo’n 2.400 naar tegen de 3.500 medewerkers. Dat gevraagd wordt iets te krimpen, begrijpen we, en daar kunnen we ons toe verhouden.”
Is dat slim om te zeggen?
„Nee, maar ik wil er eerlijk over zijn. De bezuiniging op de pandemische paraatheid, dáár maken we ons enorme zorgen over. Dat raakt echt aan onze kerntaak om klaar te zijn voor een volgende pandemie. Dat geldt ook voor kennisprogramma’s voor preventie. Ik begrijp heel goed dat er meer ingrediënten zijn om politieke afwegingen te maken, maar als die niet meer op wetenschappelijke kennis stoelen, verliezen we een belangrijke waarde in de samenleving. Kennis is voor de samenleving van cruciaal belang.”
Bent u niet gefrustreerd? Moet u niet net als het onderwijs of de boeren de straat op?
„Het past niet bij mijn rol om gefrustreerd te zijn of dat te laten blijken. We staan voor onze doelen, maar het RIVM is onderdeel van de rijksoverheid, er zijn andere wegen om het belang van ons werk voor het voetlicht te brengen. Ik zie dat het kabinet de intentie heeft om de gezonde bevolking en leefomgeving verder te brengen, nu is het belangrijk dat daar ook naar gehandeld wordt.”
Kleine groepen trekken hard van leer tegen instituties als het RIVM. Had u, bijvoorbeeld tijdens corona, niet vaker de aandrang om op te staan en te zeggen: blijf van onze mensen af?
„Het was goed dat we iemand naar voren konden schuiven die ook echt de autoriteit was. Jaap van Dissel deed dat supergoed. Je ziet dat dit me raakt, want ik heb me ook schuldig gevoeld. Jaap stond daar en ik kon hem alleen maar proberen te ondersteunen. Dat mensen van het RIVM worden bedreigd, dat vind ik het moeilijkste in dit werk. Maar ik denk dat dit een verstandige aanpak was. De rest van het werk ging ook door, daar moest ook iemand een beetje op letten.”