Een universiteit mag een ten onrechte verleende doctorsgraad intrekken, ook al is die bevoegdheid niet wettelijk geregeld. Dat blijkt uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in het hoger beroep van een Griekse econometrist tegen het intrekken van zijn doctorstitel door Wageningen University.
De Griekse onderzoeker promoveerde in 2017 in Wageningen op een historisch onderzoek naar de invloed van extreme weersomstandigheden op de economische ontwikkeling van Britse koloniën ten zuiden van de Sahara. Negen maanden na de verdediging van zijn proefschrift werd hij door zijn promotoren en een voormalige collega-promovendus beschuldigd van datamanipulatie.
De Wageningse en landelijke integriteitscommissies die de beschuldigingen onderzochten, kwamen tot de conclusie dat de dataset die de voormalige promovendus samenstelde, aanmerkelijk afweek van de originele data in de Britse koloniale archieven. De Wageningse universiteit besloot daarop de doctorsgraad in te trekken.
Lees ook
Hoe een Wageningse doctor ten val werd gebracht over zijn eigen proefschrift
Ten onrechte verleend
Dat een wettelijke regeling voor het intrekken van een doctorstitel ontbreekt, staat volgens de bestuursrechters van de Raad van State de intrekking ervan niet in de weg. Het college van promoties dat de doctorstitels toekent, kan een ten onrechte verleende graad ook weer intrekken, mits de onregelmatigheden die na de promotie aan het licht zijn gekomen, zorgvuldig zijn onderzocht.
Uit de rapporten van deskundigen die zijn geraadpleegd door het college van promoties, blijkt volgens de Raad van State dat er relevante verschillen zitten tussen de gebruikte data in het proefschrift van de Griekse onderzoeker en de data in de orginele bronnen. Omdat de onderzoeker die verschillen niet heeft toegelicht in zijn proefschrift en later ook niet heeft verantwoord, is vast komen te staan dat hij de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden, aldus de bestuursrechters. Als dat voorafgaand aan de promotie bekend was geweest, zou de doctorsgraad niet zijn verleend.
Nederlandse F-35’s hebben dinsdag Russische straaljagers boven de Oostzee weggejaagd. Dat heeft minister van Defensie Ruben Brekelmans woensdag in een bericht op X gemeld. De Russische vliegtuigen vlogen weliswaar niet in het NAVO-luchtruim, wel droegen ze volgens de minister „supersonische raketten” met zich mee.
De Nederlandse F-35’s hebben, in samenwerking met Finland en Zweden, de twee Russische bommenwerpers en twee straaljagers langs de grens van het NAVO-luchtruim weggeleid. Het luchtruim boven de Oostzee behoort toe aan de internationale wateren en valt dus niet onder een land.
Hoewel het niet duidelijk is wat de Russische vliegtuigen boven de Oostzee deden en waar ze vandaan kwamen, gaat het vermoedelijk om een provocatieactie of een Russische defensietraining. Het Russische leger kan daarmee inzicht krijgen in hoe snel de NAVO ingrijpt.
Grens overschreden
Op meerdere plekken in Europa hebben Russische gevechtsvliegtuigen of drones in de afgelopen maanden een NAVO-grens overschreden. Defensie-expert Patrick Bolder zei daarover eerder tegen NRC: „Met dit soort acties kijkt Moskou gewoon hoe ver Rusland kan gaan.”
Het was dan ook niet de eerste keer dat Nederlandse F-35’s ingrepen. Begin deze maand stationeerde Defensie een viertal Nederlandse straaljagers in Estland met als doel om de luchtgrenzen van de NAVO te bewaken. Kort daarna, op 6 december, grepen ze voor het eerst in toen een Russisch transportvliegtuig en een straaljager langs het luchtruim scheerden. Nederland zal tot eind maart in Estland blijven. Daarna neemt een ander Europees land die defensietaak op zich.
Lees ook
Steeds vaker schenden Russische drones het NAVO-luchtruim. Zijn het incidenten, of test Moskou de westerse reactie?
De huidige vorm van natuurbescherming is ontoereikend. Om soortenverlies écht tegen te gaan moet er een meer integrale benadering komen én moeten er ingrijpende economische en maatschappelijke wijzigingen plaatsvinden. Dat schrijven internationale wetenschappers in twee belangrijke, net verschenen VN-rapporten over biodiversiteit: IPBES Nexus en IPBES Transformative Change. Krap anderhalve maand nadat in Colombia een nieuw wereldwijd biodiversiteitsakkoord werd ondertekend kwamen de auteurs van de IPBES-rapporten de afgelopen week samen in Namibië om beide publicaties af te ronden.
Parasitaire worminfectie
In het op dinsdag gepubliceerde IPBES Nexus-rapport staat het verband centraal tussen biodiversiteitsverlies, klimaatverandering, voedselvoorziening, waterhuishouding en gezondheid. Nexus betekent ‘connectie’ en de auteurs van het rapport benadrukken dan ook dat de vijf hoofdthema’s op elkaar inhaken en elkaar zelfs versterken „op zo’n manier dat een gescheiden aanpak niet of zelfs contraproductief zal werken”. In het begeleidende persbericht wordt gesproken over „het meest ambitieuze wetenschappelijke assessment dat ooit is ondernomen”. Bijna 150 experts uit 57 landen schreven aan de tekst mee.
In detail wordt toegelicht wat de negatieve gevolgen zijn van ‘business-as-usual-scenario’s’ als natuurlijke overexploitatie en landbouwintensivering: die gaan ten koste van biodiversiteit en klimaat. Maar ook een exclusieve focus op bijvoorbeeld klimaatverandering zou nadelig zijn. De bevindingen in het rapport betekenen níét dat er helemaal geen aparte klimaatdoelen of biodiversiteitsdoelen mogen worden gesteld, maar daarbij moet wel steeds worden meegewogen wat de gevolgen elders zijn.
Oplossingen die nuttig zijn voor álle thema’s zijn bijvoorbeeld het herstel van CO2-regulerende ecosystemen zoals bossen en mangroves, het versterken van stadsnatuur, het bevorderen van duurzame eetgewoonten en het ondersteunen van inheemse voedselproductie. Een voorbeeld van een geslaagde ‘nexusmethode’ is de aanpak van de parasitaire worminfectie schistosomiasis (voorheen bilharzia). Als die uitsluitend met medicatie wordt bestreden treedt vaak herinfectie op. Maar uit een project in Senegal (waarbij vervuiling wordt verminderd, en invasieve waterplanten waarop de parasietenoverbrengende slakjes leven worden verwijderd) blijkt dat een verbetering van de waterkwaliteit kan zorgen voor een significante verlaging van het aantal infecties.
„Het rapport toont aan dat de situatie zorgelijk is, maar biedt ook hoop”, aldus Marja Spierenburg, hoogleraar antropologie van duurzame ontwikkeling en bestaansmiddelen aan de Universiteit Leiden en een van de auteurs van het Nexus-rapport. „Het voorbeeld uit Senegal laat zien dat een deel van de oplossingen gevonden kan worden in lokale, kleinschalige experimenten, die een grote invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de leefomgeving en de plaatselijke kwaliteit van leven en gezondheid. Het toont aan hoe belangrijk het is om wetenschappelijke inzichten te combineren met andere bronnen van kennis, bijvoorbeeld lokale en inheemse kennis.” Maar een meer integrale benadering van milieu en klimaatproblematiek vergt ook grotere veranderingen, benadrukt ze. „Denk aan het doorbreken van grenzen tussen verschillende beleidsterreinen, en een intensievere samenwerking tussen overheden, het bedrijfsleven en burgers. Rechtvaardigheid is een belangrijk thema in het rapport. Daarbij gaat het zowel om verschillen tussen landen – het mondiale Noorden en Zuiden – en binnen landen.”
Oorzaken van natuurverlies
In het tweede rapport, het woensdagmiddag openbaar gemaakte IPBES Transformative Change, ligt de focus op zogeheten ‘transformatieve systeemveranderingen’. Die werden voor het eerst genoemd in de IPBES-global assessment van 2019 en gaan uit van de gedachte dat de huidige manier van natuurbescherming ontoereikend is.
Esther Turnhout, hoogleraar Science, Technology and Society aan de Universiteit Twente, was als een van de auteurs in Namibië aanwezig. „In het rapport brengen we de diepere oorzaken van natuurverlies in kaart. We laten zien waarom de huidige natuurbescherming niet voldoende is en welke acties nodig zijn, maar ook welke obstakels daarvoor overwonnen moeten worden.” De teams die de rapporten hebben geschreven zijn met opzet interdisciplinair en internationaal. „Er zitten natuurwetenschappers in maar ook economen, politieke wetenschappers, juristen en psychologen. De afgelopen dagen hebben we tot op woordniveau de inhoud besproken, over elke komma is nagedacht.”
De huidige natuurbescherming is symptoombestrijding, aldus Turnhout, en gaat niet in op onderliggende oorzaken. „Het is dweilen met de kraan open terwijl je de kraan steeds verder openzet. De nadruk ligt op het redden en beheren van wat er nog is, maar zonder fundamenteel andere opvatting over economie en sociale gelijkheid zal de vernietiging van de natuur sneller blijven gaan dan de bescherming ervan. We moeten die kraan gaan dichtdraaien, we kunnen niet economisch blijven doorgroeien op een eindige planeet.”
Er is, kortom, structurele verandering nodig. „Júíst ook bij degenen die de knoppen van de kraan bedienen: de politiek, het bedrijfsleven. Met alleen maar vrijwillige verandering en goede intenties komen we er niet. Je hebt ook een stevig raamwerk van wet- en regelgeving nodig.”
Ook Jeanne Nel, programmaleider biodiverse omgeving bij Wageningen Universiteit en co-auteur van het rapport, benadrukt dat implementatie van de doelen in sterke mate vervlochten is met economische systemen en regels. „Aan wie geven we de macht om beslissingen te nemen? Wat beschouwen we individueel en als maatschappij als normaal of succesvol? Die onderwerpen verdienen veel meer aandacht in onderzoek. Dit rapport laat zien dat we bij biodiversiteitsverlies verder moeten kijken dan de usual suspects: landgebruik, vervuiling, invasieve soorten. De manier waarop we onze wereld inrichten – op het gebied van economie, cultuur, wereldbeschouwing – is van doorslaggevend belang.”
Drie soorten verandering
In het Transformative Change-rapport worden drie soorten veranderingen onderscheiden: verandering in zienswijze (de manier van denken, praten, kijken), verandering in structuur (de manier van organiseren en reguleren) en verandering in gewoontes (gedrag). „Transformaties kunnen ook onvoorspelbaar zijn, je moet daarom goed opletten wat een ingreep teweegbrengt en tijdig bijsturen”, zegt Turnhout. Het rapport omvat géén kant-en-klaarstappenplan voor beleidsmakers, benadrukt ze. „Je moet onthouden dat het wetenschappelijke rapporten zijn. Wat we hebben gedaan is het aangeven van mogelijke opties en de mogelijke effecten daarvan. Ieder land moet vervolgens een eigen vertaalslag maken naar wat dat betekent voor de regelgeving.”
Duidelijk is in ieder geval dat niet overal op aarde even sterk transformatieve verandering nodig is. „Dat moet vooral gebeuren op plekken waar de natuurvernietiging vandaan komt”, zegt Turnhout. „Denk aan Nederland, dat zowel in eigen land als internationaal een grote ecologische voetafdruk heeft.” Ook moet er anders worden gekeken naar de definitie van natuur. „Nog te vaak staat de westerse natuurvisie – waarin natuur als een gebruiksvoorwerp wordt behandeld – centraal. Die visie staat aan de wieg van biodiversiteitsverlies.”
Hoewel verandering een langetermijnproces is, heeft Turnhout goede hoop dat het rapport zoden aan de dijk zet. „Je kunt niet in één keer een heel systeem veranderen maar er is nog flink wat laaghangend fruit dat geplukt kan worden. Er zijn bijvoorbeeld nog heel veel schadelijke subsidies die kunnen worden afgeschaft. Wij hebben geprobeerd bloot te leggen welke machtsrelaties er spelen, welke lobby’s er zijn die dergelijke subsidies in stand te houden. Gedragsverandering van individuen moet samengaan met verandering van wet- en regelgeving komt zodat duurzame initiatieven een kans krijgen.” Voor beide rapporten geldt dat uitstel van ingrepen een kostbare zaak is, die al snel honderden miljarden euro’s per jaar kan kosten.
Het is geen gemakkelijke bijeenkomst geweest, zegt Turnhout. „De rapporten gaan onder meer in op gevoelige thema’s als kapitalisme en kolonialisme.” Ook Nel spreekt van een moeilijk proces: „Achter de schermen heeft het een hoop toewijding, passie, emotie, frustratie en wederzijds respect gevergd om de finishlijn te bereiken. En precies dat is ook nodig om nu verder te gaan – naast rationele wetenschap en nuchtere politiek moet er bij verandering ook ruimte zijn voor emotionele pieken en dalen, voor weerstand, experiment en mislukking. Verandering is een menselijk proces en door dat te erkennen kunnen we er ruimte voor maken.”
De vraag is nu hoe in een bredere, mondiale context overeenstemming kan worden bereikt over langetermijnstrategieën, aldus Spierenburg. „Je ziet wat dat betreft tegenstrijdige trends. Aan de ene kant is er een toenemende erkenning is van het feit dat symptoombestrijding niet werkt en dat er gewerkt moet worden aan bredere, politiek-economische, hervormingen. Tegelijkertijd zien we dat nationalistische agenda’s, gericht op eigenbelang op de korte termijn, electoraal goed scoren.”
Autobouwer Stellantis, die onder meer Fiat produceert, heeft dinsdag aan een delegatie van de Italiaanse regering en vakbonden uit de autosector een optimistisch plan voorgelegd. Daarmee lijkt de gespannen relatie tussen de autofabrikant en de regering een nieuwe weg in te slaan na het plotselinge ontslag van ceo Carlos Tavares op 1 december.
Het hoofd van de Europese tak van Stellantis, Jean-Philippe Imparato, beloofde dat Stellantis flink in zijn productie in Italië gaat investeren, nieuwe modellen gaat produceren en geen fabrieken wil sluiten of banen schrappen. Tegelijk koestert niemand de illusie dat ook 2025 geen moeilijk jaar wordt voor de autosector.
In heel Europa gaat de auto-industrie immers door zwaar weer. Vooral de vraag naar elektrische auto’s is gedaald, omdat consumenten onzeker zijn over de Europese regelgeving. Daarnaast blijven elektrische auto’s ook prijzig, zeker vergeleken met goedkopere concurrentie vanuit China.
Hybride modellen
Wat Stellantis beslist, is in Italië ook een regeringszaak. Bij het overleg in Rome waren drie ministers aanwezig. Het bedrijf is in Italië met zo’n veertigduizend werknemers de enige grote autoproducent. In totaal is de productie van auto’s en onderdelen in Italië goed voor zo’n 270.000 banen. Via de export is de sector ook zeer nauw verbonden met Duitsland, waar de auto-industrie in grote moeilijkheden verkeert. Zo wil Volkswagen in Duitsland mogelijk drie fabrieken sluiten.
Dat is Stellantis in Italië dus niet van plan, verzekerde Imparato. Hij gaf ook garanties voor Mirafiori, de historische fabriekswijk in Turijn die onlosmakelijk is verbonden met het merk Fiat. Vanaf november 2025 wordt daar de hybride versie van de Fiat 500 geproduceerd, en vermoedelijk tegen 2027 ook een minder dure versie van de elektrische Fiat 500, die nu in Italië zelf niet goed verkoopt wegens de hoge prijs voor een relatief kleine auto. Stellantis zal van Turijn ook het hoofdkwartier van zijn Europese operaties maken.
Lees ook
Autosector Italië kreunt: ‘Iedereen vraagt zich af wanneer de fabriekspoort voorgoed op slot gaat
Imparato had ook goed nieuws voor de fabrieksvestigingen in Zuid-Italië. De fabriek in Pomigliano d’Arco, nabij Napels, krijgt een nieuw productieplatform waar vanaf 2028 twee nieuwe compacte modellen worden gemaakt. In Melfi, eveneens in Zuid-Italië, wil Stellantis de productie verdrievoudigen door behalve een elektrische ook een hybride uitvoering van de Jeep Compass, Lancia Gamma en de DS7 te produceren.
Stellantis belooft volgend jaar twee miljard euro te investeren in Italië. De Italiaanse regering stelt daar 1,6 miljard euro aan investeringen tegenover voor de toeleveringsketen van de auto-industrie, waarvan meer dan 1 miljard volgend jaar al beschikbaar wordt gesteld.
Losse eindjes
De vakbonden uit de sector spreken van een flinke stap vooruit, al blijven er nog losse eindjes. „Op twee weken tijd, sinds het vertrek van Tavares, is veel vooruitgang geboekt”, zegt Ferdinando Uliano, vakbondsleider bij Fim-Cisl, een syndicaat van metaalarbeiders. „Stellantis belooft een nieuw platform voor compacte wagens en om alle voertuigen ook in een hybride uitvoering te produceren.”
Tegelijk is er de zorg dat de steunmaatregelen van de overheid binnenkort opdrogen. Met zulke sociale maatregelen worden arbeiders in Italië door de overheid tijdelijk doorbetaald als een bedrijf niet genoeg orders heeft, zodat het personeel wel in dienst kan blijven. En omdat er pas vanaf 2026 dankzij de investeringen beduidend meer voertuigen zullen worden geproduceerd, kondigt ook 2025 zich aan als een moeilijk jaar voor de Italiaanse autosector, verwacht de vakbondsman. „De volumes zullen het komende jaar nog niet meteen stijgen.”
Ook gaf Stellantis nog geen duidelijkheid over het plan om een oude Fiat-fabriek in het Zuid-Italiaanse Termoli om te vormen tot een fabriek voor batterijen. De overeenkomst met de Italiaanse overheid, die hierin geld van het Europese coronaherstelfonds Next Generation EU zou investeren, was al gesloten. Maar het consortium, met daarin ook Stellantis, vroeg meer tijd. Een beslissing over die fabriek, die een miljardeninvestering zou betekenen op het vlak van de energietransitie, wordt in 2025 verwacht.
Lees ook
Emden wil niet denken aan sluiting van grote Volkswagen-fabriek: ‘Iedereen is ervan afhankelijk’