N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Asiel Een Tanzaniaan die uit Oekraïne naar Nederland is gevlucht, dreigde zijn recht op bescherming kwijt te raken nadat de rechtbank van Rotterdam eerder oordeelde dat het demissionaire kabinet het verblijfsrecht van de man mocht intrekken
Oekraïense vluchtelingen worden tijdelijk opgevangen in een sporthal in Rotterdam-Zuid. Foto Marco de Swart/ANP
Een Tanzaniaan die uit Oekraïne naar Nederland is gevlucht, mag voorlopig in de opvang blijven. Dat heeft de Raad van State vrijdagavond laat in een spoeduitspraak bepaald.
De Tanzaniaan dreigde zijn recht op bescherming maandag kwijt te raken nadat de rechtbank van Rotterdam eerder oordeelde dat het demissionaire kabinet het verblijfsrecht van de man mocht intrekken. Hij ging tegen dat besluit in beroep bij de Raad van State. Die heeft bepaald dat hij in de opvang kan blijven tot de hoogste rechter uitspraak heeft gedaan over de zaak.
De uitspraak geldt in principe alleen voor de Tanzaniaan, „maar is wel richtinggevend. Ieder ander die nu bij ons zou komen, zou eenzelfde uitspraak krijgen”, laat een woordvoerder van de Raad van State aan persbureau ANP weten.
De Tanzaniaan woonde met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne toen Rusland het land binnenviel. De man vluchtte daarom naar Nederland en kreeg dezelfde bescherming als vluchtelingen met de Oekraïense nationaliteit. Het demissionaire kabinet wil dat deze zogenoemde ‘derdelanders’ vanaf 4 september geen recht op opvang meer hebben.
Deze derdelanders moeten de opvang dan verlaten en krijgen geen leefgeld meer en mogen niet meer werken. Om te voorkomen dat ze Nederland binnen 28 dagen moeten verlaten moeten ze asiel of een studievisum aanvragen.
Inmiddels hebben meerdere derdelanders een rechtszaak aangespannen tegen de staat en zijn er meerdere uitspraken van rechtbanken geweest. Deze lijken elkaar echter tegen te spreken. Sommige rechters vinden dat Nederland de bescherming mag stoppen, terwijl anderen vinden dat alleen Europa daar een besluit over mag nemen.
Om meer duidelijkheid te scheppen over deze uitspraken is een definitieve uitspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter nodig. Deze uitspraak zal waarschijnlijk eind november worden gedaan.
Vijftien grote autofabrikanten moeten een boete van in totaal 458 miljoen euro betalen omdat zij jarenlang als kartel hebben geopereerd. Dat heeft de Europese Commissie dinsdag bekendgemaakt.
Het gaat om grote spelers binnen de autosector: onder andere Volkswagen (127,6 miljoen euro boete), BMW (24,5 miljoen) en Toyota (23,5 miljoen) zijn betrokken. Mercedes-Benz nam ook deel aan het kartel maar krijgt geen boete, omdat het de Europese Commissie op de hoogte stelde over het bestaan van het kartel.
Bij kartelvorming spreken bedrijven af dat zij elkaar op bepaalde punten niet beconcurreren, om zo prijzen kunstmatig te beïnvloeden. In dit geval ging het om geheime afspraken over het hergebruiken van oude auto’s. Zo regelden de autofabrikanten onder andere dat ze niet zouden adverteren met hoeveel procent gerecycled materiaal er in nieuwe auto’s is verwerkt.
Autolobby
Het doel hiervan was om consumenten informatie over hergebruik niet te laten meewegen in hun keuze voor een auto, schrijft de Europese Commissie. Hierdoor bleef de druk op deze fabrikanten om te werken aan recycling minder groot. De kartelsamenwerking vond plaats tussen 2002 en 2017.
Ook spraken de fabrikanten af dat ze bedrijven die oude auto’s uit elkaar kunnen halen voor hergebruik, niet zouden betalen. Die bedrijven zouden al genoeg winst maken, vonden de fabrikanten. Uiteindelijk hebben alle betrokken fabrikanten toegegeven schuldig te zijn, waardoor hun boete met tien procent verlaagd is.
Ook de European Automobiles Manufacturers’ Association (ACEA) krijgt een boete vanwege de „faciliterende” rol die het lobbyorgaan speelde in het kartel. De ACEA organiseerde door de jaren heen verschillende bijeenkomsten waarop de kartelvorming tussen de fabrikanten werd uitgedacht.
Hongarije gaat zich terugtrekken uit het International Strafhof (ICC). Dat meldt de vooraanstaande Hongaarse journalist Szabolcs Panyi dinsdagavond, op basis van ‘diplomatieke bronnen’ na eerdere berichtgeving van Radio Free Europe/Radio Liberty.
De timing van de mogelijke terugtrekking is opvallend. Woensdag bezoekt de Israëlische premier Benjamin Netanyahu, tegen wie een arrestatiebevel vanuit het ICC uitstaat vanwege vermeende oorlogsmisdaden, Hongarije om de praten met de Hongaarse premier Viktor Orbán.
Wegens het uitstaande arrestatiebevel tegen Netanyahu zou zou Hongarije als ICC-lid de Israëlische premier moeten arresteren. Orbán had eerder al aangegeven deze verplichting te negeren. Volgens de Hongaarse premier is het arrestatiebevel een „inmenging in een lopend conflict met politieke doelen”.
Ook de Franse minister van Buitenlandse Zaken Jean-Noël Barrot en de aanstaande Duitse Bondskanselier Friedrich Merz hebben in de voorbije maanden aangegeven Netanyahu niet te zullen laten arresteren bij een bezoek aan hun landen. Hongarije lijkt nu een stap verder te gaan door zich terug te trekken uit het in Den Haag gevestigde Internationaal Strafhof.
Het ICC telt 124 ‘verdragsstaten’, die deel uitmaken van het strafhof. Onder hen alle landen van de Europese Unie. Als Hongarije zich terugtrekt zou het de enige EU-lidstaat zijn die niet bij het ICC is aangesloten. Er zijn ook landen die het statuut van het strafhof wel hebben ondertekend, maar niet hebben geratificeerd. Daartoe behoren onder andere de Verenigde Staten, Rusland en Israël.
Dat er strengere regels voor uitzendbureaus moeten komen om misstanden met arbeidsmigranten tegen te gaan, daar is een meerderheid van de Tweede Kamer het wel over eens. En ook over de vorm ervan: het kabinet-Schoof wil een ‘toelatingsstelsel’, waarbij uitzendbureaus periodiek aantonen dat zij voldoen aan alle normen rond bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden en goede huisvesting. Nieuwe uitzendbureaus betalen een waarborgsom van 100.000 euro.
Toch zijn er nog allerlei zorgen en twijfels over de uitwerking, bleek in het Tweede Kamerdebat over dit wetsvoorstel van minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC). Dit debat was drie weken geleden al begonnen, maar omdat de Tweede Kamer het niet redde binnen de gereserveerde tijd, werd het dinsdagavond afgerond.
Coalitiepartijen VVD en BBB zijn bang dat het optuigen van nieuwe controlerende instanties leidt tot bureaucratie en hoge kosten voor ondernemers. Oppositiepartijen als GroenLinks-PvdA en SP zijn juist bang dat de wet niet ver genoeg gaat. En dat malafide ondernemers trucs kunnen verzinnen waarmee arbeidsmigranten uitgebuit kunnen blijven worden. Zo vreest Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) „een waterbedeffect naar andere vormen van flexwerk, zoals schijnzelfstandigheid”.
Waar de Tweede Kamer het wel weer over eens was: het duurt allemaal veel te lang. Al in 2020 adviseerde een commissie onder leiding van oud-SP-leider Emile Roemer in 2020 om een vergunningsplicht voor uitzendbureaus in te voeren. En de Arbeidsinspectie waarschuwt al jaren dat ze niet in staat is om het grote aantal uitzendbureaus in Nederland, meer dan 20.000, effectief te controleren.
Het vorige kabinet begon dit wetsvoorstel te schrijven en wilde het op 1 januari 2025 laten ingaan. Die datum werd herhaaldelijk uitgesteld en nu is er helemaal geen deadline meer. Invoering voor 2028 lijkt in ieder geval niet haalbaar.
De rekening naar ondernemers
Minister Van Hijum wil ook vaart maken, zei hij. „Deze wet treedt geen dag later in werking dan mogelijk.” Maar dit is een vergaande wet, legde hij uit, waarbij de overheid ingrijpt in een commerciële markt. „Dit moet niet alleen snel, maar ook zorgvuldig gebeuren.”
Zo moet er een compleet nieuwe overheidsinstantie worden opgetuigd met 200 voltijdbanen, die gaat bepalen of uitzendbureaus toegang tot de markt krijgen en behouden. De kosten daarvan zijn voor de uitzendbureaus en volgens VVD’er Thierry Aartsen dreigt daarmee een almaar uitdijende bureaucratie te ontstaan.
Oorspronkelijk zouden de gemiddelde kosten per uitzendbureau een kleine 500 euro bedragen, zei Aartsen, maar de nieuwste schattingen gaan uit van meer dan 2.000 euro. „Je kunt niet oneindig de rekening naar ondernemers blijven sturen.” Maar Van Hijum wilde niet, zoals de VVD’er vroeg, beloftes doen over de maximale kosten per ondernemer. Het kabinet wil óók geen onnodig hoge kosten, zei hij, maar door nu al een maximum in de wet te zetten kan er straks ook te weinig geld blijken te zijn voor een functionerend systeem.
Geen uitzonderingen
Ook op andere wensen van de Tweede Kamer wilde Van Hijum niet ingaan. Veel partijen vinden dat de wet nog te weinig bijdraagt aan een correcte inschrijving van arbeidsmigranten bij hun gemeente. Gemeenten hebben vaak slecht zicht op arbeidsmigranten en situaties van uitbuiting en overbewoning.
Uitzendbureaus moeten goede inschrijving „bevorderen”, heeft Van Hijum recent aan zijn wetsvoorstel toegevoegd. Maar die eis wordt niet gehandhaafd, tot onvrede van een groot deel van de Kamer. Don Ceder (ChristenUnie): „Dit is toch het schoolvoorbeeld van de tandeloze tijger?” Volgens de minister is handhaving hiervan zo complex, dat het de invoering van de wet nóg verder zou vertragen.
Van Hijum ziet ook het uitzonderen van allerlei sectoren niet zitten, waar de afgelopen maanden flink voor gelobbyd is. De ChristenUnie en SGP vragen een uitzondering voor sociale werkplaatsen, BBB, NSC en SGP voor mbo-leerwerktrajecten, de VVD voor de beveiligingsbranche en Denk voor betaalde topsport. Maar ook dat maakt de wet complexer en moeilijker te handhaven, zei Van Hijum. „En het creëert ontwijkingsroutes voor malafide ondernemers.”
Dinsdag stemt Tweede Kamer over de wet, die waarschijnlijk op een ruime meerderheid kan rekenen, en over de wijzigingen die Kamerleden hebben voorgesteld.
Volgens NSC-Kamerlid Ilse Saris verdient haar partijgenoot Van Hijum wel „een lintje”, in verwijzing naar asielminister Marjolein Faber (PVV) wier positie nu onder vuur ligt, voor deze „eerste wet die migratie beperkt en reguleert”.