In 2017 overkwam acteur Mattias Van de Vijver (38) iets angstaanjagends: het lukte hem niet om uit zijn rol te stappen. Hij speelde Julius Caesar, vertelt hij, in de gelijknamige productie van Orkater. „Ik zette hem neer als een megalomane rockster die niemand om zich heen vertrouwt. Het personage infecteerde me. Zijn wantrouwen kwam in mijn systeem terecht. Ik had zoiets nog nooit meegemaakt: ik kreeg het niet van me afgeschud.” Het was het begin van een donkere periode in zijn leven, waarin hij te kampen zou krijgen met een zware depressie en ernstige paniekaanvallen.
Nu, zeven jaar later, na een ingrijpend therapeutisch traject, maakt Van de Vijver, weer bij Orkater, de voorstelling Orchestra Soledad. In die voorstelling, zijn eerste eigen regie, wil hij zijn publiek laten ervaren hoe het is om in geestelijke nood te verkeren. „Ik heb de kern gezien van een mentale ziekte”, vertelt hij. „Ik ken het zorgsysteem van binnenuit. Ik weet hoezeer je anderen nodig hebt, juist als je er uit zelfbescherming alles aan doet om ze op afstand te jagen. Ik wil deze voorstelling maken om te laten zien dat we elkaar kunnen helpen.”
Orchestra Soledad is niet de enige voorstelling dit seizoen waarin psychische kwetsbaarheid centraal staat. Zo presenteert performer Marina Orlova in I’m a Robot and I need Therapy, te zien in Theater Frascati op 13 en 14 november, een live geïmproviseerde therapiesessie met een depressieve AI-bot. En op locatie in De Kaai in Rotterdam gaat eind deze maand de voorstelling Samen in zorg #1 in première, een project van Brecht Hermans, waarin hij een theatrale ontmoeting organiseert tussen publiek en mensen die kampen met mentale uitdagingen. En Theater Oostpool komt met The Almighty Sometimes, over een tienermeisje met een bipolaire stoornis, terwijl cabaretiers Thomas van Luyn, Davey Turnhout en Ruud Smulders autobiografische shows maken over respectievelijk ADHD, trauma’s en alcoholverslaving. Zegt het iets over het huidige tijdsgewricht, dat psychische kwetsbaarheid zo door theatermakers wordt omarmd?
Therapie
De van oorsprong Russische Marina Orlova (36) is in therapie sinds haar achttiende, vertelt ze. Ze komt uit een disfunctioneel gezin, haar jeugd in Rusland werd getekend door verwaarlozing en emotionele mishandeling. Door de jaren heen kreeg ze een hele trits aan diagnoses opgespeld – van ADHD tot een bipolaire stoornis, van depressie tot een obsessief-compulsieve stoornis en complexe posttraumatische stressstoornis. En ze bracht 3,5 maand in een Moskouse ggz-kliniek door, een ervaring die op zichzelf traumatiserend bleek.
De manier waarop de geestelijke gezondheidssector haar heeft behandeld, niet alleen in Rusland maar ook in Nederland en Duitsland, maakt haar nog altijd woedend, vertelt ze. „Binnen het kapitalistische, neo-liberale systeem is de vraag niet zozeer hoe mensen met mentale problemen het best geholpen kunnen worden, maar welke methode het meeste geld oplevert”, zegt ze.
„Er wordt gefocust op symptoombestrijding, omdat dat meetbaar is, en goedkoop, en efficiënt. Terwijl de oorzaken meestal in de eerste plaats van sociale aard zijn. Waarom zijn families disfunctioneel? Omdat de samenleving niet goed voor ze zorgt. Je kunt het vergelijken met onbekwaam ouderschap.” De ggz-sector zou zich dan ook meer als een ouder over mensen moeten ontfermen, vindt Orlova, „in plaats van ze te isoleren of medicijnen toe te dienen, afhankelijk van de mate waarin ze nog iets kunnen betekenen voor de economie”.
Tijdens covid interviewde Orlova mensen die zichzelf, net als zij, identificeerden als mentaal instabiel. Hun antwoorden gebruikte ze als bron voor een „mentaal instabiele AI-chatbot” met wie ze tijdens haar performance live in gesprek gaat, en voor wie ze daarmee in zekere zin zelf als ouderfiguur optreedt. Deels is de creatie van een depressieve chatbot een pleidooi voor diversiteit bij het vormgeven van AI. „Omdat gemarginaliseerde mensen minder ruimte krijgen om zich uit te spreken, worden ze nauwelijks meegenomen in datasets. Het is belangrijk om je er bewust van te zijn welke data voor AI wordt gebruikt. Wie hoor je wel, wie hoor je niet?”
Anderzijds is het mentaal ondersteunen van een chatbot ook een ironische omkering. Vanwege lange wachttijden voor psychiatrische zorg wordt er tegenwoordig veelvuldig AI ingezet om mensen met mentale klachten te woord te staan. „Ik vind het eng dat veel handelingen die we toevertrouwen aan robots handelingen zijn waarin bij uitstek menselijkheid en empathie gevraagd is”, zegt Orlova. „Stel je voor: een robot als therapeut. Het is een Black Mirror-situatie die al jaren wordt gepraktiseerd.”
Opgenomen
Bij de Vlaamse theatermaker Brecht Hermans (39) was het zijn moeder die hem in aanraking bracht met de psychiatrie. Toen hij achttien was, werd zij vanwege plotselinge herbelevingen van een jeugdtrauma opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. „Wat mij daarvan is bijgebleven”, zegt Hermans, „is dat mijn moeder vertelde dat niemand in haar omgeving ooit durfde te vragen hoe het met haar ging”.
Met zijn project Samen in zorg #1 probeert hij mensen die met psychische uitdagingen te maken hebben in contact te brengen met elkaar en met een publiek, in een poging stigma’s rondom psychiatrische zorg te doorbreken. „Communitytheater”, noemt Hermans zijn werk. „Omdat er meer gebeurt dan alleen die voorstelling. We bouwen samen een gemeenschap. Een stukje samenleving waarin we het wél over mentale uitdagingen kunnen hebben. Het bouwen van zo’n community is in mijn ogen al een kunstwerk op zich.”
Ook Mattias Van de Vijver maakte als tiener mee hoe zijn moeder met mentale problemen te maken kreeg. „Ze voedde mijn broers, mijn zus en mij heel liefdevol op. Maar toen ik een jaar of twaalf was, begonnen er dingen fout te gaan. Ze leek opeens afwezig, hoewel ze er was. Dan antwoordde ze wel als ik iets vroeg, maar niet op de vraag die ik had gesteld. Het kwam voor dat ze in de stad liep, maar zich niet kon herinneren hoe ze daar terechtgekomen was. Soms had ze moeite fantasie en realiteit uit elkaar te houden.”
Ze leed aan een dissociatieve stoornis, zou jaren later duidelijk worden, een psychische stoornis waarbij de connectie tussen geest en lichaam hapert. Maar op dat moment wist Van de Vijver dat nog niet. „Ik dacht alleen maar: what the fuck is going on?”
Om zelf niet uit evenwicht te raken, stortte Van de Vijver zich met volle energie in zijn sociale leven, en later ook in zijn werk. Nu denkt hij dat het wegdrukken van alles wat er thuis gaande was er wellicht mede voor gezorgd heeft dat hij in 2017 zelf mentaal in de problemen kwam. „Ik herinner me dat ik op een ochtend wakker werd en dacht: ‘Huh, wat vreemd, ik voel niks.’ Het enige wat ik nog kon voelen was angst. Dat werd steeds erger. Ik begon iedereen af te stoten. Pure destructie. Alles en iedereen voelde onveilig. Mensen mochten me niet meer aanraken. Van de gedachte aan seksuele activiteiten huiverde ik. Er zetten zich gedachten vast in mijn hoofd die zich herhaalden als een vastgelopen plaat. Dat mijn kindje zou sterven bijvoorbeeld. Ik lag hele nachten te malen. Toen dat niet meer uit te houden was, probeerde mijn lichaam zichzelf te beschermen: ik begon te dissociëren, net als mijn moeder. Alles binnenin mij werd bloedheet, zo voelde het. Vervolgens werd ik misselijk en ging ik braken. En daarna stortte ik in. Lag ik op de grond. Een uur, een dag, soms wel een week. Verlamd. Nergens meer toe in staat. Dat patroon herhaalde zich.”
Na een lange herstelperiode, waarin hij stapje voor stapje signalen van paniekaanvallen leerde herkennen en zijn gedachten in het gareel leerde houden, is Van de Vijver nu dus weer in het repetitielokaal te vinden. „Deze voorstelling moest ik maken”, zegt hij. „Ik zie collega’s uitvallen door depressies en burn-outs. De maatschappij maakt mensen ziek. Mensen zijn bang, sluiten zich af, raken geïsoleerd. Je ziet op maatschappelijk niveau gebeuren wat mij persoonlijk overkwam.”
Leren
In Orchestra Soledad kun je als toeschouwer ervaren hoe dat aanvoelt, dissociatie. Daar zet Van de Vijver niet alleen beeld voor in, maar ook muziek, en zang. „Het idee is dat je als publiek in een grijs gebied terechtkomt, waar je niet meer weet wat echt is en wat fictie. Ik hoop dat toeschouwers bereid zijn om de vezels open te zetten en dit verhaal tot zich door te laten dringen. En vooral ook: dat ze beseffen dat mensen die dit doormaken dus geen ‘gekkies’ zijn. Ze zijn jij en ik. Mijn moeder moet misschien elke dag vijf pillen slikken om stabiel te blijven, maar ze is geen gekkie.”
Ook Hermans benadrukt met zijn voorstelling dat psychiatrische diagnoses niet als diskwalificatie zouden mogen gelden. „Daarom spreek ik van mentale uitdagingen, niet van een mentale beperking. In plaats van een diagnose te zien als een afwijking, zou je ook kunnen zeggen: dit maakt iemand bijzonder. Misschien kunnen we er iets van leren.”
Orlova: „Al die diagnoses die ik kreeg, die zijn als het lezen van een horoscoop. Er klopt natuurlijk wel van alles aan, maar het is gegeneraliseerde informatie. Zo verlies je uit het oog dat je met een compleet mens te maken hebt.”
„Ik hoop dat toeschouwers zich na afloop afvragen: wat betekent dit voor mij”, zegt Van de Vijver. „Ken ik iemand die een luisterend oor nodig heeft? En ja, ik weet dat het problematisch wordt gevonden om zo’n verantwoordelijkheid bij het individu te leggen. Maar het gaat om kleine dingen. Ga langs bij uw buurvrouw en zeg: ‘Ik ga naar de winkel, kan ik een pak melk voor u meenemen?’ Ik ben ervan overtuigd: als we ons wat meer bewust zouden zijn van de waarde van dat soort kleine gebaren, en als we de moed opbrengen om voor een humaner zorgsysteem op de barricade te gaan staan, dan gaat de politiek mee.”
Lees ook
Abdel Daoudi verwerkt de psychoses en schizofrenie van zijn broer in zijn voorstelling 233 ºC