‘De veiligheidsdiensten willen me hebben, dood of levend”, zegt een Syrische man telefonisch vanuit de noordwestelijke provincie Idlib. „Ze martelen mijn kennissen om erachter te komen waar ik ben, dat hebben vrijgelaten gevangenen me verteld. Daarom verander ik veel van locatie.”
De man, die anoniem wil blijven, heeft het niet over de veiligheidsdiensten van het Syrisch regime, maar die van Hayat Tahrir al-Sham (HTS), de fundamentalistische islamitische groepering die in Idlib aan de macht is. Hij wordt gezocht vanwege zijn rol in het organiseren van grootschalige protesten tegen HTS en diens leider Abu Mohamed al-Jolani, die eerder de Syrische tak van Al-Qaida leidde.
Die protesten duren nu al een half jaar. Vrijwel iedere vrijdagmiddag, na het gebed, gaan betogers in verschillende steden in Idlib met aantallen variërend van enkele tientallen tot enkele duizenden de straat op. Ze eisen niet alleen beter bestuur en verlichting van economische zorgen, maar ook de vrijlating van politieke gevangenen, het opdoeken van de gehate veiligheidsdiensten en het vertrek van Jolani.
„Het voelt als een déjà vu van 2011”, zegt de man, verwijzend naar de begindagen van de Syrische opstand tegen het regime van president Assad, toen Syriërs om soortgelijke redenen demonstreerden. „HTS gedraagt zich inmiddels net zoals het regime: ze martelen mensen en rekruteren verarmde jongeren om op betogers in te slaan. Maar wij zijn vastbesloten onze revolutie weer op het goede pad te krijgen en te redden uit handen van deze extremisten.”
Alom onrust
Wie denkt dat het Syrische conflict na dertien jaar wel zo’n beetje is uitgedoofd, heeft het mis. Hoewel Syrië internationaal allang niet meer in de belangstelling staat, is het momenteel in alle uithoeken van het land onrustig. In zowel regime- als oppositiegebied gaan betogers geregeld de straat op en blijken de oorspronkelijke eisen van de Syrische opstand nog overeind te staan. Ook in militair opzicht broeit het aan alle kanten.
Zo hebben de ruim drie miljoen inwoners van Idlib niet alleen te lijden onder de grillen van HTS, maar ook onder een toenemend aantal drone-aanvallen door Assads regime: al 130 sinds januari, aldus reddingsorganisatie de Witte Helmen. Rondom de zuidelijke stad Daraa wordt geregeld gevochten tussen het regime en rebellengroepen. Daardoor moesten er vorige maand alleen al duizend mensen hun woning ontvluchten. En rondom de noordoostelijke stad Deir ez-Zor openden Arabische stammen afgelopen week de aanval op de overwegend Koerdische strijdgroep SDF.
Bij die laatste aanval, de grootste in het noordoosten in bijna een jaar, vielen volgens lokale media zeker 17 burgerdoden. De Arabische stammen kregen steun van milities verbonden aan het Assad-regime en de Iraanse Revolutionaire Garde, die het behalve op de strijders van SDF vooral voorzien hebben op hun Amerikaanse broodheer en de olievelden die gecontroleerd worden door enkele honderden Amerikaanse militairen.
Militaire escalatie
Hoewel door Iran gesteunde aanvallen op Amerikaanse doelen in Syrië niets nieuws zijn, voert Teheran de druk op de Amerikanen sinds 7 oktober steeds verder op. Zo stroomden kort na het begin van de huidige Gaza-oorlog honderden strijders van door Iran gesteunde Iraakse milities Syrië binnen. Ze zijn met name actief langs de grens met de door Israël bezette hoogvlakte van Golan en kunnen door Iran worden ingezet bij een eventuele militaire escalatie.
„De nasleep van 7 oktober heeft eens te meer laten zien hoe ver Irans controle in Syrisch regimegebied strekt”, zegt een analist van Etana Syria, een Syrisch onderzoekscentrum in de Jordaanse hoofdstad Amman. Vanwege veiligheidsrisico’s wil de analist anoniem blijven. „Aan Iran verbonden milities bewegen zich vrijelijk door het land en zelfs wanneer Syrische legercommandanten klagen over hun acties doet Damascus daar niets tegen. De verhoudingen zijn duidelijk: Assads Syrië is een Iraanse vazalstaat geworden.”
Hoe disfunctioneel de Syrische staat is, blijkt eveneens uit de chaos in het zuiden van het land. Drugsbendes werken er nauw samen met Assads veiligheidsdiensten om de lokale bevolking af te persen of mensen te ontvoeren voor losgeld. Kleine delen van de stad Daraa, waar in 2011 de Syrische opstand begon, zijn weer in handen van anti-regime-rebellen. En in de druzische stad Sweida, die zich voorheen juist relatief afzijdig hield van de opstand, gaan betogers al meer dan een jaar onafgebroken de straat op om het vertrek van Assad te eisen.
„De slogans zijn hetzelfde als in 2011”, zegt een medewerker van Sweida24, een lokale nieuwszender uit de stad. Hijzelf woont in Europa, maar zegt dagelijks contact te hebben met mensen in Sweida. „De eisen van demonstranten zijn niet zozeer economisch als wel politiek. Toch laat het regime het gewoon gebeuren, zolang demonstranten maar in Sweida blijven. Het regime beschikt niet over de militaire capaciteit om de protesten volledig de kop in te drukken, dus probeert het de onrust in te dammen.”
Zeer impopulair
Ondertussen hebben ook de machthebbers buiten regimegebied het moeilijk. Dat geldt niet alleen voor HTS in Idlib, maar ook voor de SDF in het noordoosten van het land. De overwegend Koerdische strijdgroep heeft met Amerikaanse hulp een grotendeels Arabisch gebied veroverd en is er zeer impopulair onder de lokale bevolking. Ook hier gaan met enige regelmaat mensen de straat op om te demonstreren tegen autoritarisme, corruptie en wanbestuur.
„Die roep om beter bestuur klinkt in heel Syrië”, zegt Arthur Quesnay, een Franse politicoloog verbonden aan de Panthéon-Sorbonne University (‘Paris 1’) die veel veldwerk deed in Syrië en recent terug is uit het noordoosten. „Na jarenlange oorlog zie je dat mensen snakken naar een terugkeer van overheidsdiensten en een vorm van normaliteit. Maar tegelijkertijd is de kwestie van bestuur juist ook onderdeel van de oorlog geworden, want de partij die de economie uit het slop kan trekken en orde op zaken weet te stellen, zal deze uitputtingsoorlog het beste volhouden.”
Daarnaast hangt het vervolg van de oorlog vooral af van buitenlandse spelers. Als de Amerikanen zich terugtrekken uit het noordoosten (zoals president Trump in 2019 al probeerde), heeft de SDF een groot probleem, zeker nu Turkije de banden met Assad wil aanhalen om samen op te trekken tegen de SDF. Zo’n eventuele deal tussen Ankara en Damascus zou bovendien kunnen betekenen dat de Turken zich op termijn terugtrekken uit Noordwest-Syrië en de door hen gesteunde Syrische rebellen daar in de steek laten.
Het nieuws over de Turks-Syrische toenadering is dan ook olie op het vuur van de protesten in de noordwestelijke provincie Idlib. „Wij sterven liever dan dat we vrede sluiten met Assad”, zegt de activist in Idlib die de protesten tegen HTS leidt. „Erdogan is niet de beschermheer van onze revolutie. Als hij een deal sluit en HTS daarin meegaat, zullen er overal onafhankelijke strijdgroepen opduiken, net zoals in de begindagen van de revolutie. Ik hoop dat die zich zal verspreiden door heel Syrië.”
De medewerker van Sweida24 ziet de toekomst een stuk somberder in. Net als de protestleider in Idlib benadrukt hij dat activisten in Sweida en Idlib met elkaar in contact staan en elkaar steunen, maar hij betwijfelt of de protesten zullen uitgroeien tot een landelijke beweging – laat staan één die het Assad-regime militair te lijf kan gaan.
„Ik denk niet dat Syriërs zich daar een tweede keer aan zullen wagen”, zegt de man. „Mensen die op zoek zijn naar een betere toekomst, zijn vooral bezig om via Turkije naar Europa of via Mexico naar Amerika te reizen. In Syrië is het inmiddels ieder voor zich.”
Lees ook
Erdogan zoekt toenadering tot Assad, maar wat betekent dat voor de regio?