Project-Mbappé: hoe de banlieues in de ban raakten van een voetbaldroom

Op een houten bankje van een afgebladderde dug-out schuilt Maimouna Marega (41) tegen de regen. Ze kijkt naar Kaïs, haar elfjarige zoon die op deze eerste zaterdag van juni in blauw-wit tenue over het kunstgras draaft terwijl een coach met iPad in zijn handen aanwijzingen schreeuwt. De jongen draagt nummer 9 achterop zijn shirt, het getal van een spits. „Hij gelooft dat hij de nieuwe Mbappé wordt”, zegt Marega.

Kijk om je heen en de wereld waar topaanvaller Kylian Mbappé zich in bevindt, lijkt ver weg. Een kleine betonnen tribune die met graffiti is beklad, grijze flatgebouwen verrijzen op de achtergrond. Dit is Aubervilliers, even ten noorden van de beroemde ringweg (Boulevard Périphériqu) die Parijs scheidt van de uitgestrekte banlieues.

In niets doet deze voorstad denken aan het chique Boulogne-Bilancourt, de wijk aan de westkant van het centrum waar Paris Saint-Germain zijn thuiswedstrijden speelt en waar Mbappé uitgroeide tot een van de best betaalde sportsterren ter wereld. De verouderde kleedkamers en piepkleine kantine van FCM Aubervilliers, zoals de club van Kaïs heet, verbleken bij de moderne jeugdcomplexen waar Europese profclubs talenten klaarstomen voor het betaalde voetbal.

Maimouna Marega kijkt naar haar zoon Kaïs, die speelt voor FCM Aubervilliers.
Foto Valentina Camu

Toch voelt Mbappé dichtbij voor de jongens op het veld, zoals ook het Franse elftal, dat vrijdagavond op het EK speelt tegen Oranje, voor hen de schijn van bereikbaarheid in zich draagt. Bevatte het Franse team dat in 1998 wereldkampioen werd slechts drie spelers uit Île-de-France, de regio die Parijs en zijn voorsteden overkoepelt, van de huidige Franse selectie zijn dat er dertien. Het overgrote deel komt van buiten de ring, uit banlieues zoals deze.

Mbappé komt uit Bondy, een vergelijkbare voorstad tien kilometer verderop. Bij amateurvereniging AS Bondy waar hij begon, staan dezelfde sobere tribunes, de stad is gevuld met dezelfde aaneenschakeling grauwe flats. Ook internationals William Saliba en Randal Kolo Muani zijn getogen in Bondy. Middenvelder Warren Zaïre-Emery (18), de belofte van PSG en het nationale elftal, groeide op in Aubervilliers en droeg hetzelfde shirt als Kaïs.

Ze vertegenwoordigen een trend die rond de eeuwwisseling werd ingezet door spelers als Thierry Henry, Patrick Vieira en Lilian Thuram: de opmars van jongens uit de Parijse voorsteden in het internationale profvoetbal. Tussen 2002 en 2018 deden zestig spelers uit Île-de-France mee op een WK, blijkt uit een analyse van sportsocioloog Darko Dukic. Geen enkele stad komt bij dat aantal in de buurt. Daarbij speelt mee dat veel voetballers uit de Parijse banlieues een dubbele nationaliteit hebben en voor andere landen kunnen uitkomen. Maar ook voetbalstad Londen, qua inwoneraantal en bevolkingssamenstelling enigszins vergelijkbaar, blijft met veertig WK-spelers ruim achter.

Talentenfabriek

Zo heeft de agglomeratie Parijs (ruim twaalf miljoen inwoners) een reputatie verworven als grootste talentenfabriek ter wereld. En dat terwijl Parijs maar één profclub heeft op het hoogste niveau, een weerspiegeling van het feit dat de stad zelf nooit aan voetbal verslingerd is geraakt – nog altijd is tennis populairder binnen de stadsmuren. Maar de voorsteden zijn de voorbije decennia hard gegroeid, zodat tegenwoordig ruim vier op de vijf inwoners van Île-de-France in de voorsteden woont. Voorsteden die gevuld zijn met een bijzonder jonge bevolking. En onder hen is voetbal razend populair.

„Er is in deze wijken niet veel te doen, dus waren we altijd aan het voetballen”, zegt Ali Tounkara (27), spits van het eerste elftal van FCM Aubervilliers, dat uitkomt op het derde niveau in Frankrijk. Hij groeide op in Aulnay-sous-Bois, een voorstad aan de uiterste noordoostkant van Parijs. „In de weekenden speelden we van tien uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds. We gingen alleen naar binnen om te eten.”

De tribune van het Stade Auguste Delaune van FCM Aubervilliers.
Foto Valentina Camu


Ali Tounkara, spits van FCM Aubervilliers.
Foto Valentina Camu

Volgens Tounkara is het niveau van de jeugdcompetities in de Parijse voorsteden uitzonderlijk hoog, ook al zijn er nauwelijks profclubs en spelen zelfs de grootste talenten dikwijls tot hun vijftiende of zestiende bij amateurverenigingen. „Het spel is snel, technisch, fysiek en de meeste jongens zijn heel fanatiek”, zegt Tounkara, terwijl een paar meter verderop het team van Kaïs uitbundig een doelpunt viert. „Als je het hier kunt maken, slaag je overal.”

Een belangrijke verklaring voor het hoge niveau, zegt Tounkara, zoon van Malinese ouders die in de jaren tachtig naar Frankrijk emigreerden, is de enorme diversiteit in de banlieues. Vrijwel iedereen heeft een migratieachtergrond. Dat uit zich in een grote verscheidenheid aan ‘profielen’ op het veld, zoals hij het noemt. Alle voetbaltypes, zowel qua uiterlijk als speelstijl, zijn ruim vertegenwoordigd. Vaak binnen één team.

En terwijl in veel grote steden sportvelden moeten wijken voor woningbouw, zijn in de Parijse voorsteden nog overal voetbalpleintjes en kunstgrasvelden te vinden. Die laatste worden door lokale autoriteiten veelal gratis ter beschikking gesteld aan voetbalclubs, naast financiële steun voor coaches, kleding en ballen.

Dit sportbeleid is een erfenis uit de jaren tachtig, zegt sportsocioloog William Gasparini, professor aan de universiteit van Straatsburg. In reactie op rellen in de banlieues, tegen een achtergrond van verpaupering en tekort aan openbare voorzieningen, zagen Parijse voorsteden investeringen in sport als middel om frustraties onder jongeren te kanaliseren. Karine Franclet, burgemeester van Aubervilliers, ziet de positieve gevolgen in haar stad: „Jongeren raken geïnspireerd omdat ze zien dat je succes kunt behalen, wat je startpunt ook is. En ze leren het belang van doorzettingsvermogen en discipline.”

Daarmee zijn de sociaal-economische problemen niet opgelost – Gasparini noemt de gedachte dat sport de samenleving kan redden „een mythe” – maar de ruimhartige ondersteuning van voetbalverenigingen staat niet meer ter discussie. Al helemaal niet nu Bondy heeft ervaren wat het succes van een stervoetballer voor het imago van een getroebleerde voorstad kan betekenen. De voorstad heeft een marketingcampagne rond Mbappé opgetuigd onder de slogan ‘Bondy – stad van mogelijkheden’, terwijl Nike een voetbalschoenencollectie ‘Bondy dreams’ heeft genoemd.

De trainers zijn voor hen als grote broers. Ze houden ze in het gareel

Maimouna Marega
 moeder van Kaïs, die bij FCM Aubervilliers speelt

En hoewel voetbalverengingen geen panacee zijn voor maatschappelijke problemen, spelen ze wel degelijk een belangrijke sociale rol, vooral in de opvoeding van kinderen in de voorsteden, vertellen ouders langs het veld in Aubervilliers. Als jongens verzaken op school, bellen docenten de club en worden ze niet opgesteld tot het gedrag verbetert. Sommige kinderen maken hun huiswerk op de vereniging, onder begeleiding van trainers.

Coaches kunnen daarbij bogen op een autoriteit die niet vanzelfsprekend is voor tieners in de Parijse banlieues, zegt Maimouna Marega, moeder van Kaïs. „De trainers komen zelf ook uit de buurt, weten hoe ze tegen de jongeren moeten praten. Sommige kinderen hier verkeren in moeilijke thuissituaties. Veel zijn enig kind, of groeien op met een alleenstaande moeder. De trainers zijn voor hen als grote broers. Ze zijn hard voor ze, maar wel om de juiste redenen. Ze houden ze in het gareel.”

‘Projet Mbappé’

De voetbalcultuur in de banlieue kent ook een schaduwkant. Talloze kinderen én hun ouders dromen van een loopbaan als topvoetballer en zijn van jongs af aan bezig die ambitie waar te maken. Want hoe klein die kans ook is, het zichtbare succes van voetballers uit de voorsteden wekt al gauw de suggestie dat een voetbalcarrière maakbaar is. Vooral het verhaal van Mbappé spreekt tot de verbeelding, vanwege de grote rol die zijn ouders – zijn vader was jeugdtrainer, zijn moeder is zijn manager – hebben gespeeld in zijn ontwikkeling als voetballer.

Zo is projet Mbappé de voorbije jaren een begrip geworden in de Parijse voorsteden, een term die verwijst naar ouders die er een project van maken hun kind van kleins af aan te prepareren voor een profcarrière. Door zo veel mogelijk te trainen, alle afleiding weg te nemen en voortdurend keuzes te maken die de kans vergroten dat hij de belangstelling wekt van een profclub. Ali Tounkara, de spits van Aubervilliers, heeft er begrip voor, maar maakt zich zorgen over de gevolgen.

„In deze buurten wordt voetbal vaak gezien als de enige kans om te slagen in het leven. Voetbalsucces betekent dat je rijk wordt, beroemd en gerespecteerd. Het betekent ook dat je je familie kunt helpen. Het leidt ertoe dat ouders hun kind weghalen bij een club zodra hij niet op de gewenste positie speelt, of op heel jonge leeftijd filmpjes op sociale media zetten in de hoop dat hij wordt gescout. Dat legt enorme druk op kinderen, die zich overbodig zullen voelen als ze het niet redden.”

Sommige ouders gaan verder dan filmpjes of de keuze voor een andere club. In Frankrijk is recent commotie ontstaan omdat trainers zijn uitgescholden, aangevallen of bedreigd, bijvoorbeeld omdat ze een speler wissel hadden gezet. FC93, een amateurvereniging uit Bobigny, een voorstad vlakbij Aubervilliers, heeft om die reden ouders zelfs verboden nog bij trainingen aanwezig te zijn. Het succes van Mbappé heeft ouders „het hoofd op hol gebracht”, stelde de club in een verklaring.

Voetbalsucces betekent dat je rijk wordt en gerespecteerd, en dat je je familie kunt helpen

Ali Tounkara
spits van FCM Aubervilliers

Jennifer Mendelewitsch, voetbalmakelaar uit Parijs die onder anderen oud-Ajacied Mohammed Kudus (nu West Ham United) vertegenwoordigt, herkent de blinde ambities. Ze krijgt „bergen e-mails” van ouders uit de banlieues die vragen hun zeven- of achtjarige zoontje te komen bekijken, wat ze altijd weigert. Maar ze wijst óók naar haar eigen beroepsgroep. Drommen voetbalmakelaars schuimen de voorsteden af op zoek naar de nieuwe Mbappé en maken ouders ten onrechte wijs dat een profbestaan binnen handbereik is, zegt Mendelewitsch. „Ze creëren onrealistische verwachtingen en een heel ongezonde omgeving voor kleine kinderen.”

Voor de pupillen die op het veld staan van AAS Sarcelles, een amateurvereniging in de gelijknamige voorstad in het noorden van Parijs, is de droom van een doorbraak dichterbij dan voor de jongetjes waar Mendelewitsch het over heeft. De onder-16 van de thuisclub speelt deze middag thuis tegen Aubervilliers Jeunesse, een wedstrijd op het hoogste amateurniveau. Het spel golft in hoog tempo op en neer, ondanks het druilerige weer spat de energie van het veld. De spelers weten dat ze bekeken worden: van beide teams vertrekken na dit seizoen een handvol jongens naar profclubs, vertellen hun coaches, veelal buiten de hoofdstad.

Bilal Banjaoui (links) en Noah Fernandez.

Foto’s: Valentina Camu

Bilal Banjaoui (15) had daar graag bijgehoord, maar voorlopig blijft de frêle linkervleugelverdediger nog bij Aubervilliers Jeunesse. Hij traint drie keer in de week en wordt intensief begeleid door zijn vader, Samir, die vanaf de tribune toekijkt. Het komt er volgens Banjaoui senior op aan oefeningen „zo vaak te herhalen als nodig is”. Hij noemt zichzelf „veeleisend”, heeft zijn zoon naar een topamateurteam gebracht om hem „uit zijn comfortzone te halen” en spreekt over „wij” als het gaat over de voetbalontwikkeling van zijn zoon. Geeft dat druk? Nee, zegt Bilal na afloop van de wedstrijd, die eindigt in 0-1. „Ik hou ervan hard te trainen. Deze zomer, voordat het seizoen weer begint, ga ik doortrainen, zoals ik altijd doe.”

TSG Hoffenheim

Op de tribune zit ook een Duitser. Wolfgang Heller, een man van middelbare leeftijd die iedere twee weken 600 kilometer rijdt om de talenten van Sarcelles te zien spelen. Heller is bij TSG Hoffenheim, een club uit de Bundesliga, verantwoordelijk voor talentontwikkeling. Sinds kort heeft Hoffenheim een partnerschap met de Franse amateurvereniging die bekendstaat als een van de beste in Parijs. Voormalig Manchester City-speler Riyadh Mahrez werd opgeleid door Sarcelles, evenals een groot aantal minder bekende profspelers.

Net als collega’s van andere Duitse profclubs werd Heller getriggerd door de studie die liet zien hoezeer de Parijse voorsteden zijn oververtegenwoordigd op WK’s, vertelt hij. Sinds 2018, toen de analyse werd gepubliceerd, zijn buitenlandse clubs daarom intensiever gaan scouten in de banlieues, een regio die ze voorheen goeddeels hadden gemist door de afwezigheid van profclubs. Hoffenheim stelde Sarcelles een samenwerking voor.

De Duitse club geeft trainingen en organiseert onderlinge wedstrijden en ‘stages’, waarbij Franse jongens een paar weken in Duitsland meetrainen. In ruil daarvoor hoopt Hoffenheim de grootste Sarcelles-talenten aan zich te binden voordat de concurrentie toeslaat.

Wolfgang Heller (rechts) van TSG Hoffenheim op de tribune van AAS Sarcelles
Foto Valentina Camu

Heller is onder de indruk van het niveau, zegt hij. Tijdens een bezoek aan Duitsland in de zomer van 2022 speelden jeugdelftallen van beide clubs tegen elkaar. Sarcelles won alle wedstrijden. Het was een leerzame ervaring voor de Duitse spelers. „De jongens die hier spelen, hebben een andere mentaliteit”, zegt Heller. „Ze hebben er alles voor over om te winnen. Bij ons is het toch iets meer van: ach, toe maar.”

Een van de spelers die op stage is geweest bij Hoffenheim is de vijftienjarige Noah Fernandez, een centrale verdediger met Cubaanse wortels. Dit had zíjn seizoen moeten worden, het jaar waarin hij de overstap zou maken naar een profclub, vertelt hij langs het veld van Sarcelles – zijn trotse moeder kijkt op een afstandje toe. Maar door een knieblessure kan Fernandez al een tijdje niet spelen. Hij revalideert met een gespecialiseerde arts en een fysiotherapeut.

Dat heeft zijn belangstelling gewekt voor fysiotherapie en geneeskunde. Mocht het niet vlotten met zijn voetbaldroom, dan is zo’n studie wellicht iets voor hem, zegt hij. Maar daar wil hij nu nog niet aan denken. „Blessures horen bij het beroep van profvoetballer. Er zijn ups en downs, dieptepunten moet je overwinnen om sterker te worden. Ik ga er komen.”