Van tabloidfotograaf groeide Terry O’ Neil begin jaren zestig snel uit tot mondiaal celebrity- en set-fotograaf. Hier legt hij in 1968 crooner en acteur Frank Sinatra in Miami vast tijdens de opnames van het pikante moordmysterie ‘Lady in Cement’ met Raquel Welch. Voor Sinatra loopt zijn stand-in in identiek pak, achter hem zijn zware jongens.
Foto Terry O’Neill
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Fototentoonstelling Fotomuseum aan het Vrijthof in Maastricht presenteert van 4 februari tot en met 10 september 2023 een overzichtstentoonstelling van de Britse celebrity-fotograaf Terry O’Neill (1938-2019). De expositie FAMOUS toont meer dan 125 portretten van internationale muzieklegendes, filmsterren en mode-iconen uit met name de jaren ’60 en ’70.
Actrice Faye Dunaway, indertijd de vriendin van fotograaf Terry O’Neill, naast het zwembad van het Beverly Hills Hotel op 29 maart 1977. De avond tevoren won ze een Oscar voor beste actrice als cynische televisieproducer in media-satire ‘Network’. De kranten, een Oscar, een onaangeroerd ontbijt. Foto Terry O’Neill
The Beatles in de achtertuin van EMI’s Abbey Road Studios met op de voorgrond George Harrison en John Lennon. De foto werd genomen op 1 juli 1963, tijdens de opnames van de single ‘She Loves You’, hun grootste Britse hit en het nummer waarmee ze de Verenigde Staten veroverden. Beatlemania was een feit. De foto werd niet zo iconisch als die foto op het zebrapad voor diezelfde studio voor de albumhoes van ‘Abbey Road’ in 1969. Foto Terry O’Neill
Op haar schouder vastgelijmd of op het juiste moment geklikt? O’Neill treft filmster Audrey Hepburn in 1966 in een contemplatieve pose op de set van ‘Two For the Road’, over een koppel op weg naar de Rivièra dat terugkijkt op eerdere trips en hun verwelkte relatie. Hepburn, wier eigen huwelijk met producer Mell Ferre indertijd desintegreerde, had een affaire met haar tegenspeler Albert Finney. Foto Terry O’Neill
Fotograaf Terry O’Neill en Swinging London kwamen tegelijkertijd op. Hier poseert een jeugdige Mick Jagger in bontparka begin 1964, toen The Rolling Stones poseerden als bad boys tegenover de ideale schoonzonen van The Beatles. Foto Terry O’Neill
Terry O’ Neill legde ook menig jaren zestig-fiasco vast. Daartoe kunnen we zeker Casino Royale uit 1967 rekenen, een volstrekt incoherente, pijnlijk ongrappige James Bond-parodie met David Niven als gepensioneerd 007. Bonds grote liefde Vesper Lynd werd gespeeld door de hier op de roulettetafel uitgestrekte Ursula Andress, die in Dr. No als eerste ‘Bondgirl’ als Botticelli’s Venus uit de branding rees. In 2006 werd Casino Royale wel goed verfilmd, nu met Daniel Craig debuterend als 007. Hij rees in navolging van Andress uitermate sexy uit de branding. Foto Terry O’Neill
Brigitte Bardot slaapt – of doet alsof – met een hond bij de opnames van ‘Les Novices’ in 1970. Na een serie flops acteerde ze nog vooral in matige komedies als deze: non Agnès (Bardot) vlucht uit het klooster en sluit een verbond met een prostituee gespeeld door Annie Girardot. Foto Terry O’Neill
Van tabloidfotograaf groeide Terry O’ Neil begin jaren zestig snel uit tot mondiaal celebrity- en set-fotograaf. Hier legt hij in 1968 crooner en acteur Frank Sinatra in Miami vast tijdens de opnames van het pikante moordmysterie ‘Lady in Cement’ met Raquel Welch. Voor Sinatra loopt zijn stand-in in identiek pak, achter hem zijn zware jongens. Foto Terry O’Neill
Raquel Welch heeft ieders aandacht in ‘Myra Breckinridge’ uit 1970, een totaal mislukte satire met Welch als transgender persoon. Het werd een van Hollywoods monumentale flops, met een even onbekwame als koppige regisseur, totale chaos op de set en onmin tussen Welch en veteraan Mae West. Rechtzaken volgden. En verwoestende recensies. Foto Terry O’Neill
Opnieuw de delicate Audrey Hepburn, nu in Williams Wylers ‘How To Steal a Million’, een schelmenkomedie over een dochter van een kunstverzamelaar die grossiert in vervalsingen; een kunstdief moet hem uit de brand helpen. Foto Terry O’Neill
Brigitte Bardot in 1971 op de set van komische western ‘La Petroleuse’, waarin ze met Claudia Cardinale een stoer en sexy tweetal outlaws vormde dat de kerels een lesje leerde – in Nederland werd de film uitgebracht als ‘Ontembare vrouwen in het wilde westen’. Zo succesvol als Louise Malle’s vergelijkbare pikante vriendinnenwestern ‘Viva Maria!’ werd het niet: twee films later stopte Bardot op haar 39ste met acteren om ‘er elegant uit te stappen’. Foto Terry O’Neill
Op 13 januari brak er een grote ijsschots (A84) af van de George VI ijsplaat, die aan de zijkant ligt van het schiereiland dat richting het noorden naar het puntje van Zuid-Amerika reikt. De onderzoekers van de Falkor, die toevallig in de buurt waren voor ander onderzoek, volgden hun nieuwsgierigheid. Op 25 januari bereikten ze de plek waar kort daarvoor nog een honderdvijftig meter dik pak ijs had gelegen.
Met een robotonderzeeër, de SuBastian, zochten ze acht dagen lang de ongerepte zeebodem af naar bijzonderheden.
Op jonge leeftijd verhuisde Xiaoxiao Xu (40) binnen China naar een andere stad met een nieuw dialect. Zeven jaar later reisde ze haar moeder achterna naar Nederland, waar ze weer een nieuwe taal moest leren. Xu worstelde er lange tijd mee hoe ze zichzelf moest uiten maar vond een manier in de fotografie. In 2009 studeerde ze af aan de Fotoacademie in Amsterdam, sindsdien werkt ze aan eigen projecten.
Door de verhuizing in China had Xu zich geïsoleerd gevoeld en een toevlucht gezocht in de wereld van Japanse manga. Toen ze in Nederland in 2022 voor de eerste keer een cosplay-conventie bezocht, zag ze, naast figuren uit bijvoorbeeld Star Wars en Breaking Bad, personages uit Japanse anime en manga. „Ik had gelijk een band met de bezoekers. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel”, vertelt ze. Voor haar nieuwe fotoboek This looks better irl: Exploring cosplay cons bezocht Xu in tweeënhalf jaar tijd meer dan dertig cosplay-bijeenkomsten in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze werd er betoverd, zoals ze het zelf formuleert, door het gemeenschapsgevoel en de creatieve aandacht voor kleding, make-up en accessoires waarmee personages uit films, strips en games tot in detail worden uitgebeeld.
Op sociale media delen cosplayers geregeld het maakproces van hun outfit, waar ze soms maandenlang aan werken. Xu besloot naast eigen foto’s ook hun Instagram-screenshots in haar boek op te nemen.
Online laten deze cosplayers niet alleen hun creaties zien, maar ook hun onzekerheden en kwetsbaarheden, zegt ze. In het voorwoord schrijft ze: „Een groot deel van de cosplaygemeenschap is neurodivergent. […] Op sociale media delen ze hun gevoelens.” Zo vertelt een cosplayer op Instagram dat de therapie voor een angststoornis haar zwaar valt. Een ander geeft aan liever niet spontaan aangesproken te willen worden op een conventie, omdat dat te veel onverwachte prikkels geeft.
Xu: „Ik denk dat veel mensen moeite hebben om hun gevoel te uiten in taal. Met mijn fotoserie wil ik de eigenheid van cosplayers laten zien. Vaak worden ze weggezet als kinderlijk. Ze omarmen juist de vrijheid om zichzelf te zijn.”
Niet voor iedereen is cosplay overigens een toevluchtsoord, zegt ze. „Een groot deel vindt het gewoon leuk om te knutselen en creatief bezig te zijn. Om iets moois aan te trekken en naar een conventie te gaan.”
Vroeger was Willy Kling (73) timmerman en trainde hij de plaatselijke voetbaljeugd. Nu is hij met pensioen en traint hij waterslagers. Dat is een kanarieras dat speciaal voor de zang wordt gefokt, waar dan weer wedstrijden voor worden georganiseerd. Vanzelf gaat dat zingen niet: alleen de mannetjes doen het, en ook die brengen hun krachtige, gevarieerde, als klokkend en borrelend water klinkende lied alleen na een zorgvuldig uitgedacht trainingsregime.
Er is een jaarlijkse cyclus, die rond deze tijd van het jaar begint. De zang van de waterslager is deels erfelijk bepaald, dus de in het Gelderse Wijchen wonende Willy Kling en zijn vrouw (die „voor 200 procent” achter zijn hobby staat) koppelen een melodieus mannetje aan een vrouwtje, een ‘pop’, en dan hopen ze „dat daar weer toppers uitkomen”. Als ze vijf dagen oud zijn krijgen de jonge vogeltjes een voetring met daarop het kweeknummer dat Kling van de bond toebedeeld kreeg en een uniek nummer per dier.
In november, als ze een klein half jaar oud zijn, begint de zangles. In de volière laten de mannetjes zich dan al horen, maar nu gaan Kling en zijn vrouw ze ‘opkooien’, zoals dat heet: vier boven elkaar, elk in een eigen kooitje. Waterslagers beginnen te zingen als het licht wordt, dus hij zet ze in een volledig verduisterde ruimte waar hij met een lamp meerdere keren per dag een zonsopkomst veinst. En dan luisteren. Twaalf verschillende geluiden (‘toeren’) onderscheiden de experts: de klokkende, bollende en rollende waterslag moeten ze in het repertoire hebben, net als bijvoorbeeld het knorren, woeten, bellen en tjokken. Belangrijk is dat de onderste van de vier een brutaal knaapje is, niet bang het voortouw te nemen: waterslagers beginnen doorgaans te zingen zodra ze onder hen een soortgenoot horen.
Kling zit erbij en noteert. „Het mooiste”, zegt hij, „is als ze alle vier hetzelfde lied inzetten, dat het een zuiver in het gehoor liggend geheel is. Als er een met de knor begint en een ander met de klok, dan klinkt het niet.”
Hoe krijg je dat voor elkaar? Lachend: „Ja, dat is het uitzoeken van de liefhebber.” Het samenstellen van goed op elkaar ingespeelde kanarieteams helpt natuurlijk. En voedsel is belangrijk. Kling experimenteert met soorten voer, weegt het op de gram nauwkeurig. Anijszaad, bijvoorbeeld, is wat nootachtig, dat is heel goed voor de keeltjes. „Maar welk voer precies, en in welke hoeveelheden: dat is geheim. Daar ben ik járen mee bezig geweest.” Wat ook helpt is een strak ritme: niet de ene dag voeren om vijf uur en de volgende pas om zes uur. „Een mens moet regelmaat hebben, maar een vogel ook.”
Zo werkt hij toe naar de wedstrijden. Het Nederlands kampioenschap was de afgelopen jaren in Urk. Kling neemt altijd een wedstrijdselectie van 24 waterslagers mee; zes teams van vier, in houten koffers. De bedoeling is dat je ze daar aflevert, je mag er niet bij zijn als de keurmeesters naar het gezang van de deelnemende vogels luisteren en scores toekennen. Wel geeft Kling zijn eigen voer mee, en zelfs zijn eigen water. „Dat is gewoon kraanwater, maar wel van hier. In Wijchen is het water anders dan in Katwijk of Urk. Elke plaats heeft z’n eigen hardheid.” De kleinste verandering van spijs, zo gelooft hij, zou de zang van z’n vogels kunnen aantasten. Zo werd hij al meerdere keren Nederlands kampioen – en zelfs een keer wereldkampioen.
Foto’s Eveline van Elk
Op het laatste NK, afgelopen januari, heeft hij „wel goed gedraaid, laat ik het zo zeggen”. Er zijn meerdere categorieën: een voor het kwartet vogels boven elkaar, een voor duo’s, een voor enkelingen. Hij kwam thuis met respectievelijk de tweede, derde en tweede plaats. Tevreden? „Jah, ik ben ergens wel blij, maar toch, toch.” Bij meerdere andere zangwedstrijden ging hij dit jaar naar huis met de prijs voor ‘meesterzanger’: die is voor de vogel die van alle 250 tot 300 die meededen het mooist zong. Van prijzengeld is overigens geen sprake; Kling en andere deelnemers doen het voor de eer.
Foto Eveline van Elk
De vogels gaan na de wedstrijd weer naar de volière; sowieso zitten ze nooit langer dan twee, drie dagen achtereen in het kleinere kooitje, zegt hij. Na zo’n cyclus gaan ze naar een opkoper, die ze naar onder meer het Midden-Oosten en Vietnam vervoert. „Schijnbaar willen die mensen daar ze in huis hebben.”
Er zijn steeds minder mensen die dit doen, zangkanaries kweken en leren zingen. Met duizenden waren ze in de jaren vijftig, nu is Willy Kling een van de weinigen die er nog elke dag mee bezig is.
Ja, elke dag, benadrukt hij, maar niet de héle dag. „Je kunt wel eindeloos bij die kooien gaan liggen hangen, maar dat vinden die vogels ook niet leuk.”