Politiepersoneel krijgt er vanaf juli 2024 gemiddeld 9,5 procent salaris bij. Dat zijn de politiebonden in het vrijdag gepubliceerde cao-overleg overeengekomen met het ministerie van Justitie en Veiligheid. De stijging komt bovenop 2 procent die het personeel vanaf het begin dit jaar al kreeg. Daarnaast wordt de vergoeding voor woon-werkverkeer verruimd.
In het persbericht laat het ministerie weten dat de afspraken passen bij „de enorme werkdruk, krappe arbeidsmarkt en de hoge inflatie”. Tijdens de looptijd van de cao, tot eind november 2025, zal daarnaast worden onderhandeld over „een betere spreiding van de belasting van onregelmatig werk voor medewerkers”.
De politie kampt al geruime tijd met een zeer hoge werkdruk door personeelstekorten, vergrijzing, onrust in de samenleving, en een toegenomen vraag naar beveiliging. In sommige regio’s moet de politie daardoor lokaal bepaalde vormen van criminaliteit laten liggen. Demissionair minister Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid, VVD) zegt in het persbericht: „Met het onderhandelaarsakkoord toont de politie zich ook een aantrekkelijk werkgever”.
Lees ook De politie vindt het zelf ook niet meer uit te leggen
Alles gaat zoals gepland. Het extreemrechtse kabinet stelt extreemrechtse ongrondwettelijke maatregelen voor, de oppositie levert kritiek, in de kranten wordt dit alles geduid en horen we instemming of tegengeluiden. Dus alles gaat zoals gepland.
In De haat tegen de democratie schrijft de Franse filosoof Jaques Rancière dat onze representatieve democratie eigenlijk een samenspel van oligarchieën is. Onder de VVD maakte een selecte groep welgestelde burgers met banden met het bedrijfsleven bijvoorbeeld de dienst uit. Deze verstrengeling van kapitalisme en politiek in de polder leidde ertoe dat Nederland werd bestuurd als een soort supermarkt. Sinds de laatste verkiezingen is het recht van de rijkste grotendeels verdrongen door het recht van de luidste. De VVD zit nog in het zadel en de BBB vertegenwoordigt de belangen van de agro-industrie. Maar de verbinding tussen politiek en media, waaronder sociale media, is steeds belangrijker geworden.
Het fictieve verhaal over Nederland als een land geteisterd door een asielcrisis kan alleen zo succesvol worden als iedereen eraan bijdraagt. De NOS legt het standpunt van de regering netjes uit. Experts vinden dat de plannen van het kabinet onmogelijk zijn (of niet). Peilingen laten zien dat dit is wat de burgers willen. Omdat iedereen er serieus op ingaat lijkt het al bijna normaal dat de PVV de grootste partij in Nederland is. Ondertussen blijven de echte crises buiten schot.
Terwijl ik nadacht over de macht van het consumentenpopulisme vroeg ik me af hoe een krant eruit zou zien die niet het recht van de luidste zou hanteren. Dus niet gebaseerd op meningen, hypes of de belangen van selecte groep, maar op schaal naar werkelijke problemen. Dat zou meer dan 99 procent berichtgeving over niet-mensen betekenen. Waaronder veel aandacht voor de uitbuiting van niet-menselijke dieren, want in de vee-industrie worden in Nederland elke dag meer dan 1,7 miljoen van hen geslacht. En er leven in die vee-industrie onder andere ruim 100 miljoen kippen, 12 miljoen varkens en bijna 4 miljoen runderen onder erbarmelijke omstandigheden, tegen 17,7 miljoen menselijke inwoners, dus reken maar uit.
Voor vandaag denk ik in ‘Binnenland’ bijvoorbeeld aan een reportage over wat het voor dieren inhoudt dat er geen verbod komt op stroomstootwapens. Dat had de vorige landbouwminister Adema beloofd. Varkens in Nood liet zien dat dieren willekeurig stroomstoten kregen op heel gevoelige plekken zonder dat ze weg konden. Maar minister Wiersma wil eerst kijken of er draagvlak is onder degenen die de stroomstoten toedienen. En een overzicht van wat het voor de niet-menselijke dieren en planten in Nederland betekent dat degenen die hun leefgebieden vernietigd hebben dat de komende vier jaar in heel Nederland zullen doen.
In een paar kolommen op de achterpagina is er ruimte voor mensennieuws. In het binnenland misschien over de meer dan honderdduizend mensen met ernstige long covid die wegteren zonder enige zorg, of de jeugdzorg. In het buitenland bijvoorbeeld de humanitaire crisis in Syrië, of Soedan, of toch de overstromingen in centraal Europa – want die zijn deel van de klimaatverandering die ieders leven op termijn zal bepalen.
Dit wil natuurlijk niemand lezen, hoewel ik de redactie bij deze uitdaag er eens over na te denken. Want het is niet de taak van iemand die de werkelijkheid naar woorden vertaalt om te schrijven wat mensen willen lezen. De waarheid is waardevol in en om zichzelf. En kritisch zijn betekent voor degenen die bijdragen aan het publieke debat niet alleen kritiek leveren binnen het bestaande systeem. Het gaat ook om begrijpen hoe je dat in stand houdt. Anders blijft alles gaan zoals gepland.
Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.
Denkend aan Flevoland zie ik, nu ja, windmolens als hoge pluimen aan de einder staan – in hoeveelheden die een zekere vernuftige edelman zijn laatste restje gezond verstand zouden hebben ontnomen. Ik ben op weg naar Swifterbant, dat, hoe middeleeuws het ook klinkt, pas in 1962 uit de verse poldergrond werd gestampt. (De plaats werd genoemd naar een middeleeuwse nederzetting, ooit verzwolgen door het Aelmeer, dat Zuiderzee werd en uiteindelijk Oostelijk Flevoland.) Ver buiten de dorpskern, zelfs buiten de ‘Swifterringweg’ in het oneindig laagland, steekt een fraai boekenhuis fier de hoogte in. Ik haal er Veranderend licht (2002) van de Deen Jens Christian Grøndahl uit. „Spannend boekje gevonden?” roept een voorbijfietser.
„Ik ben, vrees ik, aan Grøndahl verslaafd,” luidt het citaat van Arnon Grunberg op de achterflap van de door Gerard Cruys vertaalde roman. Je kunt je daar iets bij voorstellen als je op de eerste pagina een scène uit een huwelijk leest: „Het lichtje van het koffiezetapparaat brandt, ze doet het uit. Voorheen zou ze een tikkeltje irritatie of tederheid hebben gevoeld, naar gelang van haar humeur.” Je verwacht dat de schrijver zal uitleggen wat het huidige gevoel van de vrouw is aangaande de tekortkomingen van haar man in zijn omgang met kleine huishoudelijke apparaten. Niets van dat al. De vrouw (Irene Beckman, 56 jaar) zet theewater op en staart uit het raam. Onuitgesproken boodschap van de passage: ze wordt niet warm of koud meer van haar Martin. Dit huwelijk is dood.
De teraardebestelling van een en ander vindt tientallen pagina’s verder plaats. Sinds Festen weten we: ga nóóit met Denen aan een familiediner zitten. Ook in Veranderend licht gaat het mis als Martin zijn vrouw, dochter, zoon en schoondochter al bij het voorgerecht plompverloren vertelt dat hij een ander (ja, een jongere ander) heeft en verder wil met deze Susanne. De ontrouw had Irene al ontdekt omdat haar man met het antwoordapparaat even slordig was als met het koffiezetapparaat. Wat ze zich niet kon voorstellen was dat zij de verlatene zou zijn en niet de verlater. Vrijwel altijd heeft zij (gegoede komaf) hem (ambitieuze sociale stijger in de bankensector) als de zwakte partij beschouwd. Bovendien is Irene een verlatingsprofessional: ze is scheidingsadvocaat van beroep. Haar leven van het begin af aan getekend door het afscheid van mannen: haar tweelingbroer overleed in de baarmoeder, haar vader verliet haar moeder, met een jonge minnaar durfde ze op haar veertigste de sprong niet te wagen. Er blijkt ook een biologische vader te zijn, verbonden met een oorlogsgeschiedenis.
Grøndahl is een geniaal binnenhuisschrijver. Binnenhoofdschrijver eigenlijk en in het hoofd van Irene Beckman, die de wereld beziet met een wantrouwen dat ze zichzelf meestal vergeeft. Haar moeder, liggend in een ziekenhuisbed: „Een rimpelig, begerig, machteloos liegbeestje”. Of haar volwassen zoon, als die protesteert tegen de scheiding en het einde van de rol van zijn ouders als „de bewakers van zijn dertigjarige al enigszins kalende nostalgie”.
Intussen probeert Irene zich te verhouden tot een bestaan als alleenstaande, overdenkt ze haar zonden. Zowel de zonden die ze beging, als die waar ze de moed niet toe had – stipuleert Grøndahl. In het slotdeel van de roman gaat de vrouw die zich nooit echt durfde te verbinden in Wenen op zoek naar haar vader. Wellicht is er toch een windmolen om naast te staan.
Wilt u het besproken exemplaar Veranderend licht hebben? Mail naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.
Opa en oma zijn op bezoek voor de feestdagen. Aan tafel komt het gesprek op genderidentiteit. De kleinkinderen leggen het gebruik van de pronouns uit. Het duurt even, maar dan begrijpt oma het. „Ik zou het fijn vinden als mensen me gewoon met ‘U’ aanspreken.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]