Politie moet zich bijscholen over persvrijheid

Deze week stond ik met mijn notitieblok en een pen op een veld op het terrein van de Radboud Universiteit in Nijmegen waar studenten hun tenten hadden opgeslagen om te eisen dat hun onderwijsinstelling de banden met Israëlische universiteiten doorsnijdt. Even was er sprake van dat de politie het kamp zou komen ontruimen. De Hermandad had dan kunnen checken of ik een perskaart had, of zelfs een zogeheten politieperskaart, en zo nee, mij op kunnen pakken. Tenminste, dat denkt de politie zelf. Ze zijn slecht geïnformeerd.

Direct identificeerbaar

Als lid van het Beleidsteam Persvrijheid van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), een groep leden die het NVJ-bestuur gevraagd en ongevraagd adviseert over persvrijheidskwesties, heb ik me verdiept in hoe de politie omgaat met journalisten. Directe aanleiding waren aanhoudingen van journalisten tijdens de Extinction Rebellion-bezettingen van de A12. Daar werden AD– en de Volkskrant-journalisten opgepakt, en een onafhankelijk werkende fotograaf. Onlangs heeft het gerechtshof in Den Haag bepaald dat de aanhouding van één van de AD-journalisten onrechtmatig was. Hij was namelijk direct identificeerbaar als journalist.

Opvallend is dat in het vonnis uitgebreid wordt ingegaan op de perskaart die de journalist bij zich had en de politieperskaart die hij om zijn nek had hangen. Want dat hij twee camera’s bij zich had en zelf zei dat hij journalist was, zou volgens Europees recht voldoende moeten zijn om hem ongehinderd zijn werk te laten doen. Er is in Nederland een heel systeem met perskaarten assorti opgetuigd die in principe niet nodig zijn. Een camera, een pen en notitieblok, een microfoon: journalist, afblijven.

Achter het lint

Ook op andere manieren heeft de politie de afgelopen jaren de persvrijheid aan de laars gelapt, en ook dat werd vooral duidelijk tijdens de XR-bezettingen. Zo kan de politie een lint spannen als er een noodsituatie is (brand, ongeval, misdaad, natuurramp) en journalisten toegang geven ‘achter het lint’ verslag te doen. Daar is dan ook zo’n politieperskaart voor nodig, volgens het Nederlandse poldersysteem. Maar wat doet de politie tegenwoordig steeds vaker? Ze bestempelen een demonstratie tot noodsituatie, verordonneren iedereen te vertrekken, spannen dán een lint en pakken iedereen binnen het lint op, óók als zodanig herkenbare journalisten. Dat is een grove aantasting van de persvrijheid.

Waar het op neerkomt, is dat politie en NVJ sinds de jaren 80, toen dit systeem polderend tot stand kwam, in innige samenwerking de persvrijheid hebben ondermijnd. Binnen de NVJ werk ik aan het herstel daarvan, maar ondertussen heeft ook de politie een heleboel werk te doen. Persvrijheid is een fundamentele waarde in een democratische samenleving. Een politie die niet is getraind in wat dat in de praktijk betekent, is een gevaar voor individuele journalisten én voor de democratie. Dat lijkt me des te urgenter nu de politie binnenkort valt onder een minister in een radicaal-rechts kabinet.

Het was een mooie principiële zaak geworden als ik afgelopen week in Nijmegen was opgepakt. Ik heb een internationale perskaart, die de Nederlandse politie niet erkent (!), en geen politieperskaart omdat ik principieel tegen dat ding ben. Ik was bereid geweest tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te procederen met mijn pen en notitieblok in de hand. Reken maar dat ik had gewonnen.

Fréderike Geerdink is freelance journalist en lid van het Beleidsteam Persvrijheid van de NVJ