Poging de wereld te redden loopt stuk op alcohol, cynisme en een paaldanser

Recensie

Theater

Toneel In ‘RECHT’ bespreken twee advocaten de wereldproblemen in een nachtclub. Ze verliezen zich in analyses van de gammele staat van het internationale recht.

‘RECHT’, de nieuwe voorstelling van de Veenfabriek.
‘RECHT’, de nieuwe voorstelling van de Veenfabriek.

Foto Isabelle Renate la Poutre

Twee mannen in pak (Roland Haufe en Phi Nguyen) hangen op een bank in een nachtclub. Ze bespreken gewichtige zaken terwijl de alcohol rijkelijk vloeit en een paaldanser op een nabijgelegen podium haar kunsten vertoont. Het clichérijke beeld wordt vervolmaakt door het corpsballen-accent waarin de heren met elkaar converseren, dat steeds dikker wordt hoe meer ze zich een stuk in hun kraag drinken.

Lange tijd zit je als toeschouwer van RECHT, de nieuwe voorstelling van de Veenfabriek, te wachten op een omkering of contrastwerking met de archetypische situatie die je krijgt voorgeschoteld. Afgezien van de in androgyne kostuums gehulde muzikanten aan de rechterzijde van het podium onderwerpt alles en iedereen zich in de voorstelling aan bestaande rollenpatronen op het vlak van klasse en gender. De rijke mannen praten en staren naar de ‘working girls’, die op hun beurt zwijgen en zich beroepsmatig dienstbaar opstellen.

Vanwege het feit dat de mannen, advocaten, het doorlopend over wetten, recht en rechtvaardigheid hebben vermoed je dat schrijver en regisseur Joeri Vos de vastgeroeste normen die hij toont aan de kaak wil stellen. RECHT zet in het begin op een dergelijke lezing in door middel van een monoloog van de paaldanser (Niki Verkaar) over Eva als de bron van de kennis van goed en kwaad, maar aangezien haar rol zich in het stuk niet ontwikkelt, blijft die invalshoek ondervoed.

Speech over mensenrechten

Vos is als schrijver op zijn best als hij zich in de details van complexe politiek-maatschappelijke thema’s kan onderdompelen, en dat levert dan ook de mooiste scènes in RECHT op. De advocaten zijn in de nachtclub aangekomen omdat ze een speech over mensenrechten moeten schrijven, maar verliezen zich ondertussen in analyses van de gammele staat van het internationale recht.

In een schitterende passage neemt Nguyen in benevelde staat het eeuwenlange conflict tussen Venezuela en Guyana door, terwijl hij steeds heftiger meedeint op het ritme van de muziek. In de jazzy woordenwisselingen tussen de collega’s komt de voorstelling het meest tot leven.

Het leidt echter per saldo niet tot nieuwe inzichten. Vos lijkt zich te veel hebben laten leiden door het cynische en belegen mensbeeld dat hij door een van de personages op laat lepelen: de menselijke beschaving zou onontkoombaar draaien op seks, ‘confirmation bias’ (de neiging van de mens om zijn eigen gelijk te bevestigen) en schaarste. Daarom slagen we er niet in om een rechtvaardige wereld te bouwen.

Als verbeelding van dat idee is RECHT geslaagd, maar het fantasieloze essentialisme ervan maakt de voorstelling tot een nogal plichtmatige exercitie.