Pianist Yuja Wang vult de zaal met een wonderbaarlijke klank

Recensie Muziek

Klassiek Sterpianiste Yuja Wang soleerde bij het Concertgebouworkest, dat geleid werd door aanstaand chef-dirigent Klaus Mäkelä. Orkestwerken van Debussy klonken prachtig, maar de beide pianoconcerten van Ravel waren bij vlagen subliem.

Pianist Yuja Wang soleert bij het Concertgebouworkest onder leiding van aanstaand chef-dirigent Klaus Mäkelä.
Pianist Yuja Wang soleert bij het Concertgebouworkest onder leiding van aanstaand chef-dirigent Klaus Mäkelä. Foto Eduardus Lee

Toen Klaus Mäkelä in september 2020 zijn debuut maakte bij het Concertgebouworkest was dat een regelrechte sensatie. Het orkest zat in een lastige periode, na het ontslag van ex-chef Daniele Gatti, maar hier sprankelde het zonder weerga – „Liefde op het eerste gehoor”, zoals orkestmusici het achteraf verwoordden. Anderhalf jaar later werd Mäkelä aangesteld, met ingang van seizoen 2027/2028, als de achtste chef-dirigent van het orkest; tot die tijd is hij ‘artistiek partner’. Vrijwel elk concert met Mäkelä in de afgelopen drie jaar was iets uitzonderlijks – of simpelweg een van de beste concerten van het jaar.

Met andere woorden: de verwachtingen waren nogal hooggespannen toen Mäkelä deze week een programma met Debussy en Ravel kwam dirigeren, met als solist bovendien de absolute sterpianist van deze tijd, Yuja Wang. Zij soleerde in 2015 voor het laatst bij het KCO en naar haar terugkeer werd reikhalzend uitgekeken. Een tot de verbeelding sprekend stukje human interest dat muzikaal vuurwerk suggereert: de twee hebben tegenwoordig een relatie.

En vuurwerk was er. Yuja Wang kan alles, maar de beide pianoconcerten van Ravel liggen haar overduidelijk na aan het hart – haar opname ervan uit 2015, met het Tonhalle-Orchester, is geweldig. Het grootste verschil met die opname was de vrijheid die zowel Wang als Mäkelä zich permitteerde met het metrum: hun Ravel vertraagde soms zijn pas, keek even rond, stapte dan weer door met zijn kenmerkende lichte tred.


Lees ook de recensie van Mäkelä met zijn Orchestre de Paris in Amsterdam in maart 2023

Gamma aan kleuren

Die temporisaties waren nog nadrukkelijker in de Debussy-klassiekers waarmee Mäkelä de Ravel-concerten omlijstte. De Prélude à l’après-midi d’un faune voltrok zich langzaam en zwoel, met een haast wellustig geknede vorm – heel anders dan de lichte, sensuele uitvoering die Manoj Kamps laatst leidde bij het Rotterdams Philharmonisch. Uit het andere Debussy-werk, La mer, zullen ze overigens een fragment ten gehore brengen als Mäkelä en zijn orkest zondag 1 oktober te gast zijn in tv-programma College Tour.

Hoe mooi ook, de Ravel-concerten waren echt subliem. Wangs eerste cadens in het Pianoconcert voor de linkerhand had álles: power, voortreffelijke articulatie, een heel gamma aan kleuren, een meeslepend verhaal. Mäkelä zorgde eveneens voor opwinding in de orkestrale tussenspelen, waarbij de ene na de andere orkestsolist excelleerde. In het openingsdeel van het Pianoconcert in G bezat het harp-intermezzo een magisch floers, lekker scherp doorsneden door de vette tutti-blueslick. Het Adagio assai, dat piano solo begint, was het hoogtepunt. Wang speelde zelfs voor Concertgebouw-maatstaven zacht en vulde de zaal met een wonderbaarlijke klank: delicaat en fluwelig, toch ook helder en stevig, vrij van sentiment. De inzet van de dwarsfluit tilde alles nog even op.