Pianist Kristian Bezuidenhout: ‘De fortepiano legt al je zwakheden bloot’

Pianist Kristian Bezuidenhout: „Er was het rotsvaste geloof dat ik in de fortepiano de echte Mozart kon vinden.”


Foto Marco Borggreve

Interview

Kristian Bezuidenhout Op drie vleugels reist Kristian Bezuidenhout door de muziekgeschiedenis. Zijn fortepiano’s zijn mooie maar genadeloze instrumenten.

Zodra musici een instrument beroeren, blijkt het doodse voorwerp plotseling een levend wezen. In hun hoofd fluisteren ze ertegen en het antwoordt. De beroemde pianist Vladimir Horowitz riep vaak naar zijn vleugel: „Zing dan. Zing!” Tussen strijkers en hun violen, celli en contrabassen ontwikkelen zich lange huwelijken. De reizende pianist daarentegen heeft in elke stad een ander liefje. En Kristian Bezuidenhout (43) moet zijn aandacht komende maandag zelfs verdelen over een trio in de serie Grote Pianisten van het Concertgebouw.

Hij laat het publiek kennismaken met drie klassieke schoonheden: fortepiano’s uit de eerste helft van de negentiende eeuw, voorlopers van de moderne vleugel. Ze hebben allemaal een uitgesproken karakter. De oudste is de wat prikkelbare Lagrassa, „zo’n onaangepaste oom of tante die op feestjes doorgaans net het verkeerde zegt”, vindt Bezuidenhout. „Vraagt het uiterste van je beheersing.”

Tegenover haar staat de tien jaar jongere Graf, warm, genereus, zachtaardig luisterend naar wat je vraagt. „Geen wonder dat een componist als Schubert deze vleugel zag als wezenlijk voor het verklanken van zijn verbeelding, die teder en zingend is.” En tenslotte is er – weer een generatie later – een Erard, trots en vol uitdrukkingskracht. „Waar de Graf haar armen opent en mensen uitnodigt binnen haar intieme kring van warmte, presenteert Erard zich als bespeler van een groot publiek, zij strooit haar noten de zaal in.”

Ver van het Wenen van Mozart, Beethoven en Schubert, en het Leipzig van Clara Schumann en Felix Mendelssohn – componisten die hij maandag vertolkt – werd Kristian Bezuidenhout eind jaren zeventig geboren in de Zuid-Afrikaanse mijnstad Dundee. Zijn ouders waren ondernemers die van klassieke muziek hielden en vonden dat pianolessen hoorden bij een brede opvoeding. „Mijn grootmoeder had misschien wel pianist kunnen worden”, zegt hij, „maar zij vertrok uit Duitsland naar Angola om gouvernante te worden.”

Rond zijn negende verlieten de Bezuidenhouts het door Apartheid verscheurde Zuid-Afrika en emigreerden naar het Australische Brisbane. Op school kon hij zijn pianolessen weer oppakken. „Mijn ouders gaven me nooit het gevoel dat zij een toekomst als concertpianist voor me in gedachten hadden.Ik ken nogal wat vakgenoten bij wie dat wel het geval was. En dat laat zijn sporen na.”

En toen, een jaar later, zag hij de speelfilm Amadeus, over het leven van Mozart. „Nog nooit had iets mij zo’n diepe liefde voor muziek laten ervaren”, vertelt hij. „De onbenoembare schoonheid van al die flarden Mozart en de wonderbaarlijke zeggingskracht ervan. Die muziek verankerde zich diep in me.”

De eerste maanden was het zwaar om er überhaupt een mooie klank uit te krijgen.

Weer twee jaar later herdacht platenlabel Philips Mozarts tweehonderdste sterfjaar met een complete cd-editie van al zijn werk. Het verzamelen ervan groeide uit tot een obsessie. Toen, hoorde hij voor het eerst een fortepiano, bespeeld door zijn latere leraar Malcolm Bilson.

„Het instrument kwam me aanvankelijk wat iel en saai voor, want mijn oren waren gewend aan de volle en krachtige zangstem van de Steinway. Maar ik werd gegrepen door de orkestklank, het palet aan mooie kleuren dat dirigent John Eliot Gardiner aan zijn wendbare musici wist te ontlokken. Dit wilde ik ook, en met deze mensen.”

Ontmoedigend

Via een zomercursus in de VS belandde hij aan de Eastman School of Music, waar hij zich stortte op de klavecimbel, en vervolgens op de fortepiano. „Soms wilde ik opgeven omdat het zo ontmoedigend was. De eerste maanden was het al zwaar genoeg om er überhaupt een mooie klank uit te krijgen. En dan had ik er nog niet eens Beethoven op geprobeerd.”

Maar Bezuidenhout hield vol. „Er was het rotsvaste geloof dat de fortepiano het instrument was waarin ik mijn ziel en zaligheid kon gooien. En waar ik de echte Mozart kon vinden. Je moet een diep inzicht in deze instrumenten ontwikkelen. Ze zijn zo veeleisend. De Mozart-fortepiano uit 1780 is genadeloos, it takes no prisoners. Die legt al je zwakheden bloot. Voor de beste klank moet je tegelijk controleren en ontspannen zijn.”

Werd hij als tiener vooral getrokken door virtuositeit, tegenwoordig zijn het de tweeslachtige langzame delen waar Bezuidenhouts liefde naar uitgaat. „Op die plekken gunt een componist je een blik in zijn hart. Mozart en Schubert zijn er meesters in. Dat verlangen of verdriet dat in ieder van ons zit, zonder dat we precies weten wat het is. Beide componisten worstelden met gevoelens van vervreemding tegenover de samenleving. Ze kunnen in één stuk aan de oppervlakte het zelfbewustzijn laten regeren, terwijl je tegelijkertijd de onderstroom van twijfel hoort.”

Kristian Bezuidenhout speelt Mozart, Beethoven, Schubert, Clara Schumann en Mendelssohn op drie fortepiano’s in de serie Grote Pianisten, op 9/1 in het Concertgebouw Amsterdam.