Philips blijft kampen met een inzakkende vraag in China, voor zowel zijn medische apparaten als voor producten voor persoonlijke verzorging zoals tandenborstels. Maar ondanks een omzetdaling in China in de dubbele cijfers boekte het concern in zijn geheel in 2024 een omzetstijging van 1 procent naar 18 miljard euro in 2024.
Dat blijkt uit de jaarresultaten die Philips vanmorgen bekend heeft gemaakt. In het vierde kwartaal van vorig jaar steeg de omzet met twee procent naar 5 miljard euro. Het aantal orders steeg in dat laatste kwartaal met 2 procent en die stijging was hoger dan de stijging met 1 procent in het aantal bestellingen over 2024. Vooral uit Noord-Amerika nam het aantal orders toe.
Buiten China nam de omzet vorig jaar met 5 procent toe. Philips verwacht dat de vraag vanuit China ook dit jaar laag zal blijven. Al bij de cijfers over het derde kwartaal werd duidelijk dat Philips te lijden had onder een inzakkende vraag in China als gevolg van de economische omstandigheden in het land en een sterkere aanpak van corruptie.
Volgens Philips heeft de in 2023 ingezette reorganisatie en strengere inkoop inmiddels tot een besparing op de kosten van meer dan 1,7 miljard euro geleid. De doelstelling voor het driejarenplan is opgeschroefd naar een besparing van 2 tot 2,5 miljard euro.
De operationele winst bedroeg 529 miljoen euro in 2024, in het vierde kwartaal bedroeg die operationele winst 199 miljoen euro. Philips keert daarmee terug naar winstgevendheid en zal dit jaar weer dividend in cash uitkeren, zo maakt het bedrijf bekend. Het nettoverlies liep op naar 698 miljoen euro als gevolg van reorganisatiekosten en voorzieningen voor schadevergoedingen rond de problemen met apneu-apparaten.
Philips verwacht in de eerste helft van het jaar 1,1 miljard uit te betalen als schadevergoeding op grond van die schikkingen die in de VS zijn getroffen rond de problemen met apneu-apparaten.
Gebouw van Philips op de High Tech Campus in Eindhoven. Foto Rob Engelaar/ANP
Het is lente, en er is van alles gaande in de lucht. Trekvogels vooral. De eerste veldleeuweriken zingen. Vanaf de vijftig meter hoge Kruisberg in het heuvelland van Zuid-Limburg, op een kruispunt van de Route des Vins, richt een groep vogelaars verrekijkers en telescopen in zuidelijke richting. Iedereen is in afwachting van de spectaculaire migratie van kraanvogels (Grus grus) uit Noord-Frankrijk.
Kraanvogels op trek tonen een onvergetelijk schouwspel: ze vormen een ballet aan de hemel, nu eens in lange lijnen, dan weer in kleinere groepen. Ze waaieren uiteen en wervelen rond op luchtstromingen, als een gewichtloze dans. Ondertussen trompetteren ze luid.
Deze grote vogel in zachtgrijs verenkleed, wit met rode kop, lange nek en een spanwijdte van twee meter geldt als een van de mooiste soorten; hij is rank, getooid met sierveren, hoog op de poten. Deze week verschenen berichten dat de trekvogel onderweg van Spanje naar Scandinavië met tienduizenden of meer de zuidelijke en oostelijke provincies van ons land passeert. Normaal loopt de route via Noord-Frankrijk over de Eiffel naar Noord-Duitsland, het schiereiland Rügen, maar de aanhoudende oostenwind hebben de vogels westwaarts geduwd, in onze richting. De Kruisberg biedt vrij zicht alle kanten op, het is dé hotspot. Je kijkt naar België en Duitsland.
Onderzoeker aan de Wageningen University, Koen de Koning, lanceerde recent de kraanvogelradar, vergelijkbaar met een buienradar. „Ik wilde een model maken, zodat je de route van kraanvogels kunt voorspellen,” legt De Koning uit. „Wij ontwikkelden de ‘digitale tweeling’: de vogels in real life en onze techniek die door waarnemingen wordt gevoed. Bovendien zorgen de hogere temperaturen ervoor dat de trek eerder kon beginnen. Zo deden we de voorspelling dat de kraanvogels massaal ons land zouden aandoen.”
Bjorn Alards
Waarnemers langs de reisroute
Dat heeft heel vogelminnend Nederland zich geen twee keer laten zeggen. Vooral dit weekend, al vanaf donderdag en vrijdag, zouden de vogels langskomen, de wind uit het zuiden en zuidoosten is gunstig en stuwt de vogels hierheen. Ook Gert Vanderzee uit België, oprichter van het European Crane Migration Network, volgt de migratie op de voet en wilde graag de trek voorspellen: hij doet dat met zoveel mogelijk waarnemers langs de gehele reisroute: „De migratie van kraanvogels is fascinerend, als je daarover meer achtergrond biedt, leren mensen verschijnselen in de natuur en de vogels begrijpen.”
Vanuit heel Nederland zijn vogelliefhebbers naar deze uitzichtplek gekomen. Zonder uitzondering raadpleegt men de diverse waarnemingsites. Er wordt hardop gerekend: vanochtend om negen uur zijn de eerste vogels vertrokken uit Noord-Frankrijk, het Lac du Der, een van de vaste foerage- en rustplekken onderweg. Om tien uur kruisten ze de Ardennen in noord-oostelijke richting. Dankzij de wind in de rug bereiken ze een snelheid van zo’n zestig, zeventig kilometer per uur. Dus reken maar uit: rond 13 uur kunnen ze er zijn. Vogelkenner Dick de Vos volgt de vogels nauwgezet: hij geeft rondleidingen in de Extremadura, waar ze overwinteren. Ze broeden in het noorden van Scandinavië. „De aantallen kraanvogels stijgen enorm,” zegt De Vos. „Ze worden niet meer bejaagd sinds de jaren zestig en bescherming van de broedgebieden heeft veel resultaat.” Sinds mensenheugenis volgt de kraanvogel tijdens de trek in West-Europa één en dezelfde as die in een rechte lijn loopt van West-Spanje naar Rügen; vandaaruit steken de vogels de Oostzee over en vliegen ze verder noordwaarts.
Bjorn Alards
Duurzaam vliegen
Het gezelschap van vogelliefhebbers groeit aan naarmate middag nadert. We speuren de horizon af. Eén van de gespecialiseerde en geoefende waarnemers is Bjorn Alards, ecoloog bij Staatbosbeheer Brabant. En ja, kijk, daar boven de rand van het Vijlenerbos, in de smalle reep blauw tussen de wolken: daar vliegt een groep. Ze zijn ver weg, ze vliegen op tweehonderd tot tweehonderdvijftig meter. De verrekijkers en telescopen halen de vogels nabij. Ze vormen geen strakke lijn, zoals ooievaars of ganzen. Ze draaien naar elkaar, vormen soms een linie en vallen weer uiteen. Het zijn er 158, telt Alards razendsnel. Nu eens is het levendig snoer vogels , dan een V-vorm en soms een cirkel. Deze choreografie heeft als oorzaak „dat ze zich telkens moeten oriënteren”, zegt Alards. „Omdat ze nu hun vaste, doorgaans smalle route hebben verlaten en de krachtige wind van nu ze telkens een andere kant opduwt, zoeken ze al cirkelend de juiste route. Nu de zon in sterkte toeneemt, komen ze hier en daar terecht in thermiekbellen. Als ze hun vleugels spreiden, kost het geen enkele moeite steeds hoger en hoger te stijgen. Vanuit de hoogte kunnen ze verder zeilen, duurzamer vliegen kun je niet bedenken.”
De vogels zweven dichterbij. Zonlicht weerkaatst op het wit van de kop en het zilvergrijs van de vleugels. De kraanvogelkijkers zijn betoverd, daarvoor zijn ze gekomen. Tegen de avond geeft Alards de officiële telling door: 13.000. Dat is zelfs voor „geoefende waarnemers van de kraanvogel veel.” Het gaat hem ook om andere trekvogels, rode wouw bijvoorbeeld, een roofvogel. Daarvan telde hij er en passant 59. Het voorjaar is in de lucht, de veldleeuwerik zingt bij tientallen.
Frambozentaartjes, gembershots en de smoothie van de dag is groen (spinazie) en energierijk (avocado). Donderdagochtend, tien uur. Op het industrieterrein in Leusden is het guur en grijs, binnen bij softwarebedrijf Afas hangt de sfeer van een espressobar. De werknemers jong, slank en vrolijk, de koffie, croissants en lekkernijen gratis. Floor, de rondlopende gastvrouw, ziet me één tel aarzelen bij de digitale aanmeldzuil en belt prompt Bas om te zeggen dat ik er ben.
Bas is Bas van der Veldt, de ceo van Afas Sofware. De eindBas, zegt hij zelf, van een „trots familiebedrijf” met 720 „blije eikels” dat salaris- en boekhoudsystemen bouwt. Omzet in 2024: 325 miljoen. Winst: 127 miljoen. Begin dit jaar kondigden de twee families achter Afas aan dat ze dertig procent van hun aandelen – geschatte waarde van 600 miljoen – overhevelen naar twee eigen goededoelenstichtingen, Pharus en Contribute. De stichtingen krijgen jaarlijks dividend uitgekeerd – een percentage van de winst. Over 2024 is dat 30 miljoen.
Hop, hop, hop, holt Bas van der Veldt (48) de trap op naar de derde etage. Er zijn liften, laat hij in het voorbijgaan zien, maar op de deuren zit een roodwitte sticker met ‘buiten werking’. O wacht, de kleine lettertjes: ‘Tenzij u ziek of slecht ter been bent’. „Goed hè?” Hij draait een schoonmaaktrolley overdwars, op de zijkant een foto van een man bedolven onder de schoonmaakspullen. „Dat is Arnold, geinig hè.” Mede-directeur Arnold Mars. Zijn vader en de vader van Bas richtten Afas op in 1996. De zoons werden in 2008 algemeen en financieel directeur.
In de pantry op de derde: snoeptomaatjes, fruit en een grote weckfles met noten. Van der Veldt schuift in de directiekamer de stoelen recht, schoffelt een balansbord onder zijn bureau en veegt de kruimels van de vergadertafel. Hij is niet gediagnosticeerd, zegt hij ongevraagd, maar autistische trekjes heeft hij zeker. „Hebben de meeste mensen hier op de product development afdeling. Software is dan heerlijk werken. Nulletjes en eentjes. Structuur. Ratio.”
We zouden het gaan hebben over Afas’ miljoenenschenking, over goeddoen en de „zachte kant” van geven. Eerst maar eens horen hoe zijn dag begon. En pats, hij is ‘aan’. Gisteravond laat naar bed, want date night met Lucia, zijn vrouw, fantástisch gegeten. Vijf voor half zeven opgestaan. Dochters naar school gebracht. Wandelend gebeld. Hij tikt op z’n smartwatch. 5.688 stappen. Aan het eind van de dag moeten het er 10.000 zijn. Mi-ni-maal. „Ik begrijp niet dat mensen vergaderen achter een scherm.”
Afas-werknemers hebben een eigen sportschool, een theater en een masseur tot hun beschikking, plus dus gratis ontbijt en lunch. Waren vaders Mars en Van der Veldt ook zo aardig voor hun mensen? „In het eerste jaar, waarin onzeker was of die twee families het allemaal wel gingen redden, gingen ze een weekend naar Londen met alle 48 werknemers, partners mee, om te vieren dat ze bestonden. Dat is tekenend, toch? Onze toverformule is altijd geweest: geef veel liefde aan je medewerkers, die vertalen dat naar klanten en dan rollen de euro’s achter je aan.”
Leerde je ‘geven’ van je vader?
„Meer nog van Piet Mars. Die man is uniek, prachtig mens, wow, zo iemand gun je iedereen. Geven zit er zo in bij hem.”
Piet Mars, 70, voorheen ouderling van de gereformeerde kerk vrijgemaakt, richtte de stichting Pharus op met als motto ‘naar voorbeeld van Christus op te staan voor de armen, wezen, weduwen en onderdrukten’. Uit het jaarverslag over 2024: „Het was een zegen om te mogen delen. Wij zijn onze God dankbaar dat we zoveel mensen mochten helpen.”
Bas en Lucia van der Veldt richtten een eigen liefdadigheidsstichting op, Contribute. Uit te bannen problemen: armoede, geweld, honger, discriminatie, corruptie, fraude, manipulatie, cynisme, oneerlijkheid, angst, oordeel. Hun motto: geven is het nieuwe ontvangen. Geen woord over God.
Het geloof heeft Piet Mars je niet mee kunnen geven?
„Nee, ik ben niet gelovig, mijn vrouw ook niet. Veel goede doelen in Nederland hebben een christelijke achtergrond, moslims geven 10 procent van hun jaarinkomen weg, blijkbaar hebben niet-gelovigen het geven minder meegekregen. Toen wij onze stichting begonnen dachten we dat onze focus iets zou verschillen van die van Pharus, meer aan girls and women empowerment doen. Uiteindelijk blijken we veel dezelfde projecten te steunen.”
En door die aandelen-donatie kunnen jullie stichtingen miljoenen euro’s meer geven.
Ho, stop. Op dit punt wil Bas van der Veldt iets rechtzetten en hij begint een kort college over waarde en vermogen. „Iedereen begint over de waarde van de 30 procent aandelen Afas die we doneren. Zijn die 600 miljoen waard? 800? Geen idee. De waarde is wat de gek ervoor geeft, áls je de aandelen zou verkopen. Maar wij, de twee families die eigenaar zijn van Afas, verkopen niet. Nooit. Nog zoiets. Mijn vader en Piet staan in die rottige Quote500.” Plek 58 en 59, met ieder een paar honderd miljoen aan eigen vermogen. „Mensen denken dat ze dat bedrag thuis hebben liggen. On-zin. En gevaarlijk bovendien, want straks gaat iemand er met een breekijzer op af. Mijn vader heeft aandelen in Afas, dat vertegenwoordigt een waarde áls hij dat zou verkopen. Maar dat doet ’ie dus niet. Wat we doen is: we geven onze stichtingen een appelboom, ze profiteren van de appels.”
30, 40 miljoen aan appels.
„En de grap is, we geven al sinds het allereerste begin. Substantiële bedragen. Alleen, we hielden het voor ons.”
Chic..
„Wéét ik niet. Wij vonden het ook borstklopperij, zo van, kijk ons eens goeddoen. Maar wat gebeurt er als een bedrijf groter en winstgevender wordt? Dan is het: mooi bedrijf, geweldige producten, maar ze zouden wel wat meer hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten pakken. Kijk, dat is vervelend. Voor ons was dat de omslag om met al het moois dat we altijd al deden naar buiten te treden. Toen hebben we eerst de Afas Foundation opgericht, heel leuk, met medewerkers in het bestuur die mochten bepalen wat er met het geld gebeurde. Mensen denken daar veel te makkelijk over, zo van, je geeft toch gewoon. O ja, aan wie dan? Welke impact wil je maken, hoe weet je of het goed terechtkomt? Geef je het aan Rutger Bregman en zijn School of moral ambition?”
Jullie wel…
„…aan menstruatiecups voor Oegandese schoolmeisjes? Breng je de tijger terug in Kazachstan, red je de haaien, doe je aan noodhulp? Wij doen het allemaal, maar kiezen is een kunst, hè. Toen we de Koning Willem I-prijs voor excellent ondernemerschap kregen, stond ik met Mona Keijzer in de coulissen, ze was toen staatssecretaris van Economische Zaken en zij zou de prijs uitreiken. Ze zegt: ‘Jullie doen mooie dingen met die foundation, ik heb ook een prachtig project in Volendam. We willen daar een huis bouwen voor drie of vier ernstig gehandicapte kinderen en dat gaat 2,5 miljoen kosten.”
En, geld gegeven?
„Voor die 2,5 miljoen kunnen wij misschien wel veertigduizend mensen in Tanzania een beter leven geven. In Congo kruipt een gehandicapt kind over de grond en komt nooit buiten. Je voelt hoe moeilijk dit is, hè. Je mag leed niet vergelijken, maar wij doen het wel en zeggen: het is daar harder nodig dan hier.”
Ik heb acht vinkjes, want ik ben ook nog het zoontje van de baas
Hoe heb jij oog gekregen voor het leed in de wereld?
„Ik heb natuurlijk zeven vinkjes, misschien wel 8, want ook nog zoontje van de baas. Een echt eureka-moment was er niet, maar toen mijn vader me vroeg algemeen directeur te worden, ik was al directeur productontwikkeling, vroeg ik om een moment eruit. Ik had altijd gewerkt, ook tijdens mijn studie.” Hij studeerde bedrijfsinformatiesystemen aan de UvA en begon op z’n 19de bij Afas. „Mijn vrouw en ik gingen drie maanden op wereldreis. Het was 2006, het jaar waarin An unconvenient truth uitkwam, de documentaire van Al Gore. In Australië zagen we de afkalving van het Great Barrier Reef, we bezochten sloppenwijken, de grote migratie van kuddes in Tanzania was verstoord geraakt door de enorme droogte. Toen wisten we: wij willen ons steentje bijdragen om de wereld beter te maken. En dát we het zijn gaan doen, is volstrekt normaal. Alles wat je me vandaag hoort zeggen is normaal.”
Wat bedoel je?
„Iedereen die een kind met een hongerbuikje ziet, wil helpen. Toch? Wat mensen niet begrijpen is dat er winstgevende ondernemingen, rijke mensen zijn die niks doen. Wat Afas doet is gek, omdat je het niet veel ziet. Dat we er nu ruchtbaarheid aan geven, is ook een missie. Toch een beetje als evangelisten laten zien hoe het kan. Andere ondernemers inspireren. Geweldig als je goeddoet, het geeft je een goed gevoel, én je kunt de wereld beter maken.”
Jullie zijn het lichtend voorbeeld, is dat niet een tikje pedant?
„Als jij dat vindt. Wij doen het goed, dat vind ik echt. En pedant? Ik heb een vrouw die de ondankbare rol heeft me met beide benen op de grond te zetten.”
Waarom is dat nodig?
„Omdat ik ook af en toe te veel in mijn eigen sprookje ga geloven.”
En hoe luidt dat sprookje?
Hij veert op. „Perspectivische lenigheid, ken je dat begrip? Op een zondag ging het bericht eruit over onze aandelen-schenking. Is het handig om mij dan meteen een mailtje te sturen om me te interesseren voor die en die stichting? Nee, want als je je één seconde had ingeleefd, had je kunnen bedenken: die Bas krijgt nu vast heel veel berichtjes. En dat was ook zo, mijn mailbox stond roodgloeiend. Treurige verhalen van mensen die vragen of ik ze uit de schulden wil helpen, een moeder die een rolstoel vraagt voor haar zoontje met een open ruggetje. Volkomen begrijpelijke verzoeken, vanuit het perspectief van degene die weinig heeft. Nu ga ik jou meenemen in mijn perspectief. Wacht, laat ik eerst zeggen: ik ben niet zielig. Maar. Met veel macht, met veel geld, komt ook een grote verantwoordelijkheid om daar goed mee om te gaan. Mensen denken: jouw leven is makkelijk, want je hebt veel geld. Nee. Wij hebben ook gezondheidsproblemen, wij hebben zorgen over onze veiligheid, wij moeten mensen nee verkopen. Dat wordt weggezet als RPP, rich people’s problems, maar het zijn nog steeds problemen. Ik krijg altijd de beste versie van mensen te zien. Ik krijg altijd een tafeltje in een vol restaurant. Voor mij gaan deuren wél open. Als je 16, 17 jaar ceo bent, en daarvoor jarenlang directeur, dan ga je vanzelf denken dat je geweldig bent. Ik moet mezelf constant challengen. Bas, dit komt niet door jou, maar door je functie. Bas dit is niet normaal, het komt door je bankrekening.”
Iedereen wil iets van je?
„Iedereen begrijpt dat het een uitdaging is om te weinig te hebben, maar de uitdaging van Taylor Swift of een ondernemer met geld wordt niet begrepen. Die perspectivische lenigheid ontbreekt.”
Foto Roger Cremers
Hadden jullie het vroeger goed thuis?
„Nee. Of nou, we waren niet arm, maar zeker niet rijk. We woonden op een woonboot, fantástisch. Na school dook ik zo de Westeinderplas in.”
Voelt geven fijn?
„Het is een geweldig gevoel, in die zin is het een egoïstische daad. Als ik jou een cadeau geef, en ik zie jouw hart opengaan…
… ik kan me er ook ongemakkelijk door voelen.
„O absoluut. Laatst mocht ik een lezing geven en de dame die me aankondigde hield niet op met complimenten geven. En Afas was zo geweldig en ik zo gul en we waren zo lief voor onze mensen. Súper ongemakkelijk. Dan is het eigenlijk geen cadeau.”
Is krijgen lastiger dan geven?
Zó, wow, nou heb je me te pakken, voor het eerst dat ik niet binnen de seconde antwoord. Ehm.. ik geef liever.”
Verwacht je dankbaarheid?
Een heel klein beetje. Ook weer niet te veel, want dan krijg je weer dat ongemak. Ik las Fritske, de biografie van Frits van Eerd.” Voormalig topman van supermarktconcern Jumbo, verdacht van omkoping en witwassen. „Hij deed veel voor zijn dorp. Gaf wat aan die en aan die.”
En was daar het mannetje…
„Dat is een andere vorm van geven dan wij doen. Grappig voorbeeldje, ik gebruik een tool om mails en appjes te categoriseren. De categorie ‘individu vraagt om geld’ heb ik veel gebruikt deze week. Iedereen krijgt antwoord, best bijzonder, de meeste ceo’s drukken gewoon op delete.”
De meeste ceo’s hebben een secretaresse of assistent, jij niet.
„Dan drukt die secretaresse op delete. Van mij krijg je een reactie terug, een algemeen ant over dat wij geen individuen helpen, en ik type er iets persoonlijks bij, naar om te horen dat uw kind zo ziek is, vervelend dat u zo in de schulden zit. Mensen zijn zo dankbaar dat je überhaupt de moeite neemt te reageren.”
Is de chicste vorm van geven niet dat het onvoorwaardelijk is? Dat het niet uitmaakt waaraan de ontvanger het besteed?
„Dat is wat wij met de vierdaagse werkweek doen.” Sinds 1 januari werken alle Afas-werknemers vier dagen, maar krijgen er vijf betaald. „Wij zeggen: je mag helemaal zelf bepalen waaraan je die dag besteedt.”
Logisch, want die dag was toch vrij?
„Nou, je mag die dag natuurlijk Netflixen. Maar we zeggen wel: dit is wat we graag zien dat je zou doen. En we geven suggesties. Mantelzorg, vrijwilligerswerk, een cursus volgen.”
Dat is een beetje als die pot noten in jullie pantry. Je mág pakken, maar er zit een briefje op met ‘een handje noten is 160 calorieën. Is dat niet betuttelend?
„Wij zeggen dat vanuit liefde. Onze bemoeienis is liefdevolle betrokkenheid.”
Nog één ding, tot het laatst bewaard om de stemming niet te verpesten. Afas schonk de 30 procent aandelen belastingvrij aan de eigen stichtingen. Sinds 1 januari 2025 kan dat niet meer. Je kunt denken: betaal gewoon belasting, dan verdelen we het geld democratisch?
„We betálen al belasting, 29 miljoen over 2024. Als we ook nog hadden moeten betalen over deze schenking hadden we het niet gedaan. Zo is het wel. En stel, je stort 70 miljoen aan de Belastingdienst. Wat gebeurt er dan mee? Dan gaat een commissietje van vijf mensen bepalen waar ons geld heen gaat. En nemen die vijf bureaucratische mensen betere beslissingen dan wij, ondernemers? Volgens mij hebben we nu een overheid die géén geld meer wil geven aan ontwikkelingssamenwerking of van opvang van mensen in nood. Dus zeg het maar, is dat beter?”
Nou ja, iedereen vindt zijn eigen goededoelen natuurlijk sympathiek….
Hij doet nu alsof hij twee behangrollen onder zijn oksels stopt. „Ik had het geld ook onder déze armen kunnen verdelen hè. Ik had er een dik schip van kunnen kopen.”
Joëll (13) zoekt het op en houdt een foto omhoog: een afgetrainde man met een scherpe kaaklijn en stoïcijnse blik – het online archetype van mannelijkheid en succes. In talloze TikTok-filmpjes verschijnt hij met de dreunende klanken van rocksong ‘Can You Feel My Heart’ van Bring Me The Horizon. Als meme dus: een veelvuldig gedeeld online grapje in de vorm van een filmpje of foto. Zelf kunnen ze niet goed uitleggen waarom het zo grappig is.
Toen Catarina zo’n filmpje voor het eerst zag, viel haar iets op. „In de reacties stond steeds hetzelfde woord.” Ze aarzelt om het uit te spreken.
„Sigma,” zegt Joëll droog, en de drie leerlingen proesten het uit van het lachen.
Catarina toont een AI-afbeelding van een duif met de tekst „very sigma”.
„Dit zie ik dus vaak op TikTok.” Wat ziet ze? „Een duif met een bbl,” snikt ze – Brazilian butt lift, een bilvergroting. Ze lachen nu zo hard dat er even geen geluid uitkomt.
In een klein gesprekskamertje van het Experience College in Rotterdam zitten brugklassers Catarina en Joëll en tweedeklasser Rateel met hun telefoons in de hand. Ze laten elkaar de memes zien die hun online leven vormgeven. De inhoud is chaotisch, de humor absurd en de taal cryptisch. Maar voor hen is het allemaal vanzelfsprekend – ze lezen en begrijpen deze online content zoals de oude Egyptenaren hun hiërogliefen. Aan dezelfde tafel zaten eerder op de middag ook brugklassers Jasmine (12), Edney (12) en tweedeklasser Zion (13). Maar binnen tien minuten bleek dat een interview met zes tieners tegelijk onmogelijk is, dus werd de groep gesplitst.
Rateel (13)
Even terug: wat betekent sigma? Ze wijzen naar Rateel – zij kan het goed uitleggen. Wanneer zij op TikTok „iets nieuws” tegenkomt, zoekt ze er meer over op via Google. „Oké,” begint ze. „Sigma is een letter uit het Griekse alfabet, maar veel mensen gebruiken het ook om iemand cool te noemen. Dan zeg je: ‘Je bent een sigma’.”
In 2023 schreefNRC over de ‘sigmaman’ als het nieuwe ideaalbeeld voor sommige jonge mannen. Hij lijkt op de dominante ‘alfaman’, maar is boven hem verheven omdat hij zich positioneert buiten de traditionele hiërarchie waar de alfa- en bètamannen toe behoren. Nu gebruiken jonge kinderen het woord vooral nog ironisch: iemand ‘sigma’ noemen is een manier om dat stoere, rebellerende, zichzelf serieus nemende man-type te bespotten.
Lees ook
Wie op TikTok veel rond Andrew Tate volgt komt vanzelf terecht in de wereld van opdrukken, snelle auto’s en vooral misogynie
Dan moeten de telefoons weg, zodat ze zich op de vragen kunnen focussen.
Catarina knikt begrijpend. „Anders krijgen we allemaal brain rot.”
Vorig jaar riep Oxford University Press ‘brain rot’ uit tot Woord van het Jaar. De term verwijst naar de psychologische en cognitieve aftakeling door telefoonverslaving, maar net zo goed op de platte, betekenisloze memes die die verslaving voeden – én op het jargon van deze generatie jongeren.
Mara Wouters (26), docent media, vormgeving en ict op de school waar de zes leerlingen naartoe gaan, en Samir Zaari (29), docent maatschappijleer, groeiden op met sociale media en beschouwen zichzelf als digitaal vaardig. Het Rotterdamse Experience College is gespecialiseerd in technologie en media; leerlingen leren er programmeren, websites bouwen en apps ontwikkelen. Toch kunnen ook deze twee docenten de razendsnelle ontwikkelingen in online taal en trends nauwelijks bijbenen. „Ze hebben een eindeloze stroom filmpjes en memes”, zegt Zaari. „Het houdt gewoon niet op.”
Wouters beheert een WhatsApp-groep voor haar klas, maar schakelde de reactie-functie uit. „Anders kreeg ik ’s avonds een stortvloed aan memes binnen. Sommige snap ik, andere totaal niet. En de leerlingen gaan helemaal stuk – of ze zijn opeens superbeledigd en ik heb geen idee waarom. Je mist iets.”
In de klas proberen leerlingen haar soms dingen te laten zeggen. Mevrouw, zeg eens dit en dit! Wouters weigert. „Ik weet al: dit betekent sowieso iets raars.” Ze lacht. „Ik ben pas 26, maar op zo’n moment voel je je oud.”
Zion (13)
Tien uur schermtijd per dag
Wereldwijd proberen overheden grip te krijgen op het telefoongebruik onder kinderen. In Nederland geldt sinds januari 2024 een dringend advies om telefoons in de klas te verbieden. In Italië zijn smartphones zelfs helemaal uit scholen gebannen. Australië kondigde in november een wet aan die sociale media volledig verbiedt voor kinderen onder de zestien.
Nederland worstelt met de vraag hoe ver regelgeving mag gaan. D66 wil een minimumleeftijd van vijftien jaar voor sociale media en wordt daarin gesteund door CDA, VVD en NSC. Het kabinet blijft terughoudend.
Lees ook
Onder de 15 jaar géén social media. Kan dat? En heeft dat zin?
Een socialemediaverbod? Dat gaat de leerlingen te ver. „Arme kinderen”, klinkt het in het gesprekskamertje. Iemand grapt: „No more Skibidi Toilet.” Dat is volgens hen het ultieme voorbeeld van brain rot: een goedkoop geanimeerde YouTube-reeks waarin kwaadaardige hoofden in toiletpotten opduiken. Ze zeggen dat ze het zelf nooit bewust opzoeken, maar het toch overal tegenkomen.
„Vroeger was ik normaal”, grapt Catarina.
„Vroeger was ik nog onschuldig”, vult Joëll theatraal aan. Ze lachen, maar ergens menen ze het: als je te veel sociale media kijkt en vreemde dingen ziet, doet dat iets met je brein. Of dat echt zo is, daarover zijn neurowetenschappers het nog niet eens. Maar dat (een te veel aan) schermtijd invloed heeft, daar twijfelen ook deze tieners niet aan.
Ze vergelijken hun schermtijd. Joëll krabt achter zijn oor als hij de cijfers ziet: de afgelopen week gemiddeld tien en een half uur per dag. „Vandaag acht uur en één minuut”, leest hij hardop. Zes uur en 37 minuten daarvan op TikTok. Maar hoe dan? Het is pas drie uur ’s middags en hij zit al de hele dag op school. „Ik kon gisternacht niet slapen”, zegt hij. „Dus keek ik TikTok tot ik in slaap viel.”
„Heb je geen hersenschade?” grapt Catarina.
„Nee”, antwoordt Joëll onbewogen.
Catarina zegt dat ze soms een uur eerder wakker wordt om te scrollen voordat ze naar school moet. Haar telefoon ligt ’s nachts op het nachtkastje van haar moeder. Haar Nintendo stopt haar moeder zelfs in een kluis. Op haar tiende nam ze die een keer stiekem mee naar haar slaapkamer en zat ze er tot diep in de nacht op – niet om te gamen, maar om YouTube-video’s te kijken.
Jasmine (12)
Dommer van sociale media
Tijdens de lessen op school moeten telefoons uit en in een vakje van de houten telefoonbak die voorin de klas staat. „Je ziet meteen wie daar moeite mee heeft”, zegt Wouters, „maar ook wie hun telefoon al in de eigen kluis heeft gedaan of niet eens bij zich heeft.”
Joëll merkte hoe afleidend zijn telefoon kon zijn toen hij die een keer inleverde bij zijn moeder. „Ik had een toets op de basisschool. Mijn moeder zei dat ik goed moest leren, anders kon ik misschien niet overgaan.” Ze stelde voor: steeds een uur leren zonder telefoon, en dan eventjes pauze mét. En zo ging het steeds door. „Leren, leren, leren, totdat het uiteindelijk laat was en ik nog even leerde voordat ik ging slapen. De volgende ochtend had ik de toets – en ik haalde een voldoende.”
„Dat we dommer worden van sociale media, is soort van waar”, zegt Catarina. Ze herinnert zich een toets op de basisschool waarbij haar klasgenoten ineens mewing gingen doen – een toen populaire trend waarbij je een ‘shhh’-gebaar maakt en met je vinger langs je kaaklijn beweegt. „Iedereen ging stuk, en toen werd de juf boos. Ik kon me niet meer concentreren op de toets.”
Dat online trends blijven hangen merken ze vaker. Jasmine, uit de andere groep, denkt dat te veel brain rot-beelden zoals Skibidi Toilet in je hoofd blijven zitten en het dan lastiger wordt om je op school te concentreren. Zelf heeft ze daar geen last van, zegt ze. Al vindt ze wel dat haar schermtijd best wat minder mag. Een dag eerder zat ze 8,5 uur op haar telefoon: 3,5 uur op YouTube, 2 uur en 20 minuten op TikTok en 50 minuten op Snapchat.
Toch ziet Jasmine een verbod niet helemaal zitten. „Ja en nee”, zegt ze. Volgens haar gebruiken kinderen het niet alleen voor hersenloos vermaak, maar ook om dingen te leren en inspiratie op te doen. Ze is geïnteresseerd in mode en kijkt op TikTok video’s over streetwear en ‘Y2K-outfits’: modetrends van rondom de eeuwwisseling.
Ook Edney gebruikt sociale media op die manier. De afgelopen week zat ze in totaal gemiddeld 34 uur op TikTok, bijna 20 uur op WhatsApp en 10 uur op YouTube. „Op TikTok scroll ik veel, maar soms zoek ik gericht naar haar- of kledingvideo’s, gewoon voor inspiratie”, zegt ze. Op YouTube kijkt ze tutorials over cheerleading en dan probeert ze de oefeningen thuis na te doen.
Joëll (13)
Online vrienden maken
En dan zijn er nog de vriendschappen die ze online onderhouden, of die zelfs digitaal zijn ontstaan. Joëll ontmoette ooit een jongen op metrostation Blaak die net als hij Brawl Stars zat te spelen – een online game waar hij dol op is. „We werden vrienden in het spel en zes jaar later zijn we dat nog steeds. Maar ja, hij woont in Spijkenisse, ik in Schiedam. We spreken elkaar vaker online dan in het echt.”
Bijna iedereen in de groep heeft online vrienden. Vaak via Roblox, een online spelletjesparadijs voor kinderen, waarin ze de kleren en het uiterlijk van hun eigen personage naar believen kunnen aanpassen en met anderen kunnen communiceren. Ze zijn nooit uitgespeeld, omdat er miljoenen werelden vol spellen zijn, die gebruikers zelf bouwen. Via de game kunnen spelers met elkaar spraak- en videobellen zodra ze met hun telefoonnummer of identiteitsbewijs hebben geverifieerd dat ze 13 jaar of ouder zijn. Maar de tieners vertellen dat ze met trucjes de belfunctie al vóór hun dertiende verjaardag konden gebruiken.
„Als ik nieuwe vriendinnen maak, is het daar”, zegt Rateel. Ze wisselen dan Instagram- en TikTok-profielen uit. „Ik ontmoette ooit een Frans meisje, twee jaar ouder. We waren net zusjes, we speelden elke dag samen.” Het contact verwaterde weer.
We werden vrienden in het spel, we spreken elkaar vaker online dan in het echt
Catarina heeft 106 vrienden op Roblox. „Ik zit in een groep met online vrienden. We bellen en weten hoe we eruitzien.”
Maken ze makkelijker vrienden online of in het echte leven?
„Online”, zegt Rateel. „In het echt ben ik awkward en weet ik niet wat ik moet zeggen.”
Joëll vindt het geen verschil maken. „Ik maak overal vrienden.”
Edney mag geen online vrienden hebben, tenzij haar moeder hun gezicht heeft gezien. Alleen dan mag ze met hen videobellen. „Op een dag zei mijn moeder: het mag niet meer. En ik dacht: oké, redelijk.” Misschien, denkt ze, kwam het door de online vrienden die ze had via Roblox. „Sommige mensen waren drie keer mijn leeftijd.”
Catarina vindt Roblox juist zo leuk omdat ze er met „random mensen” kan spelen. Maar soms wordt het vreemd, zegt ze. Zoals die keer dat ze een medespeler vroeg hoe oud hij was. „Hij zei: 54. Toen dacht ik: ik praat met een oude man. Dat idee vond ik eng.”
Toch geloofde ze het niet helemaal. „Welke 54-jarige man gaat op Roblox met kinderen spelen?”
Edney (12)
Iets heel raars
„Roblox? Het enige wat ik weet, is dat de leerlingen op hun telefoon met elkaar kunnen spelen,” zegt Wouters. Voor de docenten oogt het als een onschuldig spelletje.
Maar zodra de tieners in het gesprekskamertje wordt gevraagd wat ze op Roblox doen, schuifelen ze ongeduldig op hun stoelen. Ze hebben genoeg verhalen over de „rare” dingen die ze in de game tegenkomen – en van sommige gebeurtenissen hebben ze zelfs beeldopnames.
Catarina laat een screenshot zien van een speler op Roblox die volgens haar „iets heel raars” zei. Op het scherm staat zijn chatbericht: „Racism is the key to everything.”
Zion weet ook dat er dingen zijn die hij beter niet thuis kan vertellen. Nu grijpt zijn moeder alleen soms in als ze vindt dat hij te veel op zijn telefoon zit – dan neemt ze die even af. Maar Roblox speelt hij op zijn laptop. „Als ik zou zeggen dat ik creeps tegenkom op Roblox, mocht ik sowieso nooit meer spelen.”
Wat bedoelt hij? Zion blijft terughoudend. „U wilt het niet weten.”
Ze beginnen onderling te smoezen. „E-daters”, zegt Edney fluisterend: mensen die via internet een relatie zoeken of hebben. Ze kende via Roblox een meisje uit Amerika dat in de online game een relatie had met iemand die twaalf uur rijden bij haar vandaan woonde. „Maar hij bleek een oude man te zijn. Ik zei nog: stel je voor dat het een oude man is. I told you so.” Toen heeft ze het meisje ontvriend in de game.
Ze heeft de strengste regels van allemaal thuis: haar moeder controleert haar telefoon wekelijks. Na acht uur ’s avonds mag ze niet meer op haar telefoon. Soms zijn die regels „irritant”, zegt ze, „maar uiteindelijk zijn het mijn moeders regels en ik kan er niet zoveel aan doen”. Ze vindt het ook wel begrijpelijk. „Om eerlijk te zijn vind ik dat meer ouders de telefoon van hun kinderen zouden moeten controleren. Je weet niet wat je kind doet op internet.”
Catarina (13)
Snapchat-ruzies
Achteraf vinden de docenten het opvallend dat de leerlingen tijdens het gesprek met NRC weinig vertelden over Snapchat. „Dat is hun standaard chatapp,” zegt Zaari. Wouters ziet dat ze haast léven op die app. Ook ruzies worden via Snapchat uitgevochten.
Ze merken dat zodra er iets speelt: bij een ruzie of een incident in de aula komen meteen de telefoons tevoorschijn om te filmen. Die filmpjes gaan vervolgens rond via Snapchat, wat weer nieuwe conflicten uitlokt.
Of een socialemediaverbod voor kinderen de oplossing is, weten de docenten niet. Zaari is sceptisch. „Een verbod zou zeker helpen, maar succes met handhaven.” Wouters: „Ze werken allemaal met VPN’s.” De school blokkeert de websites van Roblox en sociale media, maar met een paar klikken omzeilen leerlingen die moeiteloos.
Vooral ’s avonds, na zes uur, krijg ik ineens allemaal enge video’s
Wat de docenten wel zeker weten: digitale opvoeding moet een grotere rol krijgen in het onderwijs. „En dan niet afhankelijk van of docenten daarin geïnteresseerd zijn, maar gewoon structureel in het curriculum”, zegt Wouters. Zaari knikt. „Als we dit niet behandelen, bereiden we ze ook niet voor op de maatschappij.”
De tieners zelf hebben genoeg tips om online veilig te blijven. Catarina merkt dat algoritmes haar soms naar duistere hoeken sturen. „Vooral ’s avonds, na zes uur, krijg ik ineens allemaal enge video’s. Daarom klik ik altijd op ‘niet geïnteresseerd’, dan krijg ik ze minder.” Joëll raadt aan om „rare video’s meteen te skippen of te rapporteren en daarna je kijkgeschiedenis te wissen”. Rateel houdt het simpel: nooit je woonplaats delen met iemand die je alleen online kent.
En hoe voorkom je brain rot? „Gewoon tegen jezelf zeggen: nog vijf minuten en dan ga ik eraf”, zegt Joëll. „En het dan ook echt doen.”