‘Peter Grimes’, de vissersopera van Benjamin Britten, wordt steeds dwingender en aangrijpender

Waarom is Benjamin Britten niet vaker te horen in Amsterdam? Zijn opera’s behoren toch tot de naoorlogse hoogtepunten in het genre én ze zijn toegankelijk voor een breed publiek. Dat geldt in ieder geval voor Peter Grimes, de realistische vissersopera over schuld en boete die Britten tijdens de Tweede Wereldoorlog componeerde. Zondagavond was de première van een nieuwe productie, geregisseerd door Barbora Horáková Joly, die hier eerder Haydns Missa in tempore belli deed . Na de première volgen er nog maar vijf voorstellingen, wat jammer is, want de productie is goed en Brittens verrukkelijk gelaagde muziek wordt schitterend gespeeld door het Nederlands Philharmonisch van chef Viotti.

Deze eerste nieuwe productie van het seizoen, na de herneming van Rigoletto vorige maand, begon onder een kwaad gesternte. De Amerikaanse rijzende ster Issachah Savage zou voor het eerst de titelrol zingen en zijn Amsterdamse huisdebuut maken, maar moest geveld door keelontsteking verstek laten gaan; mits zijn gezondheid het toelaat zingt hij wel de overige uitvoeringen. Persoonlijk drama voor Savage, ramp voor de productie. Als redder in nood was daar John Findon: de Engelse tenor werd donderdag ingevlogen, leerde in één dag de regie en gaf zondagavond een voortreffelijke performance.

Buitenbeentje

De opera begint, zonder ouverture, met een proloog waarin de visser Peter Grimes terechtstaat. Zijn jonge scheepsknecht is op zee overleden. Wat is er gebeurd? Hoewel het niet tot een veroordeling komt, heeft de gemeenschap haar oordeel al klaar: buitenbeentje Grimes, die onaangepaste eigenheimer, is schuldig.

In de regie van Horáková Joly is die schuld alomtegenwoordig. Grimes zelf wordt verteerd door wroeging, ook al krijg je de indruk dat er sprake was van een noodlottig ongeval. De gemeente krioelt gretig roddelend door de treffende decors van Eva-Maria van Acker, half kaal en abstract, half kleurrijk en sprekend-realistisch, zoals een stuk van Grimes’ hut of de kroeg van Auntie (mooie Ma Flodder-achtige rol van Helena Rasker). Met zaklampjes zoeken de dorpelingen overal naar bewijs en schijnen ze ook het publiek in het gezicht, terwijl ze blind blijven voor hun eigen mankementen.

Klopjacht

Slechts een enkeling gelooft in Grimes’ onschuld: weduwe en schooljuf Ellen (prachtig zingende Johanni van Oostrum), die tegen de klippen op weigert verbitterd te raken; Grimes’ licht ontvlambare kameraad Balstrode (zoals altijd heerlijk vet vertolkt door Leigh Melrose); en apotheker Ned Keene, die steeds een beetje boven het slijk en de ellende lijkt te zweven (sterke Will Liverman). Maar als Grimes opnieuw een jongen mee naar zee neemt, is er geen houden meer aan. Opgezweept door de godsdienstwaanzinnige Bob Boles (aanstekelijke Lucas van Lierop) ontstaat er een klopjacht.

Horáková maakt voelbaar dat de dood van de tweede jongen óók het gevolg is van een giftige zondebokdynamiek. Vooral voor de pauze komen de vele massascènes niet steeds tot leven, hoewel het DNO-koor na een wat wollig eerste tutti goed zingt. Er gebeurt van alles, maar focus ontbreekt en het oogt bij vlagen statisch. Aunties liederlijke nichtjes (Thembinkosi Slungile Magagula en Sophia Hunt) gedragen zich wel érg obsceen – Hunt berijdt schrijlings een stamgast en maakt zich daarna achteloos schoon met een spons uit een emmer. Maar na de pauze vallen de dingen op hun plek. Zo komt het vrouwenkwartet van Ellen, Auntie en de nichtjes hard binnen: nu de mannen weg zijn, laten ze hun maskers zakken en besef je dat het gedrag van de nichtjes een bittere overlevingsstrategie is.

Findon zong de titelrol van Peter Grimes een jaar geleden al bij de English National Opera, ook toen als invaller. Vocaal was hij uitstekend, met soms de omfloerste voordracht van een binnenvetter, dan weer een stralend heldengeluid in zijn uitbarstingen. Het zelfvertrouwen en de rust waarmee Findon vrijwel zonder voorbereiding een geloofwaardige Grimes neerzette, getormenteerd en diepmenselijk, wekte bewondering. Het mooist was zijn slotscène, waarin hij nagenoeg a capella en fluisterzacht afdaalde in zichzelf. Twee dode jongens: wat kun je daartegenover stellen?