Het Amerikaanse ministerie van Defensie heeft van Qatar formeel de luxe Boeing 747-8 als geschenk aangenomen om te dienen als het officiële vliegtuig van president Donald Trump. Dat heeft de minister van Defensie, Pete Hegseth, woensdag bekendgemaakt.
De Amerikaanse luchtmacht gaat nu proberen om het vliegtuig zo snel mogelijk om te bouwen en te voorzien van geavanceerde veiligheids- en communicatiemiddelen die nodig zijn om als Air Force One te functioneren, aldus het Pentagon in een verklaring.
De voorgenomen gift leidde eerder tot ernstige kritiek van Democraten en Republikeinse medestanders van Trump, omdat de president daarmee mogelijk in strijd met de grondwet zou handelen. Die verbiedt het aannemen van buitenlandse geschenken. Volgens het Pentagon is de transactie echter „in overeenstemming met alle federale regels en voorschriften”.
De leider van de Democratische fractie in de Senaat, Chuck Schumer, noemde het „een zwarte dag”, nu „de president van de Verenigde Staten officieel de grootste omkoopsom van een buitenlandse regering uit de Amerikaanse geschiedenis accepteert”. Schumer probeerde eerder tevergeefs de Senaat tegen de overdracht te laten stemmen.
400 miljoen dollar
Qatar heeft eerder zonder succes geprobeerd het toestel, met een geschatte nieuwwaarde van zo’n 400 miljoen dollar, te verkopen. Volgens Amerikaanse media zou Trump aanvankelijk geïnteresseerd zijn in het aankopen ervan, toen duidelijk werd dat de twee nieuwe presidentiële vliegtuigen grote vertraging hebben opgelopen en mogelijk pas in 2029 beschikbaar zouden zijn – na Trumps tweede termijn. Volgens Trump had Qatar daarna besloten het toestel aan hem cadeau te doen.
Trump wilde zo lang niet wachten en zou genoegen willen nemen met een vliegtuig dat vooral luxe is, maar waarin niet alle voorzieningen van de Air Force One-toestellen aanwezig zouden zijn. Het volledig aanpassen van de dertien jaar oude Qatarese Boeing aan de standaard van Air Force One als vliegende commandopost in een (nucleaire) crisis zou nog zeker een miljard dollar extra kosten en geruime tijd duren.
Militaire bronnen zeiden tegen persbureau Reuters dat het vliegtuig zonder de aanpassingen alleen binnenlands kan worden gebruikt en mogelijk een permanente escorte van gevechtsvliegtuigen nodig heeft.
Liveblog Amerikaanse politiek
Regering-Trump verbiedt Harvard nog buitenlandse studenten te hebben
Europese landen staan onder druk, weet de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Onder druk van „de moslimminderheid in hun landen”. En van de „publieke opinie, die Hamas-propaganda stimuleert”. Dát is de reden, zei Netanyahu donderdag op de eerste persconferentie die hij in een half jaar tijd gaf, dat die landen het nieuwe Israëlische offensief in Gaza veroordelen.
Het offensief, dat een week geleden begon en bestaat uit hevige bombardementen en een grondoperatie, heeft al zeker vijfhonderd levens gekost. Op verschillende plaatsen in Gaza werden burgers opnieuw gedwongen om zich te verplaatsen. En weliswaar liet Israël deze week voor het eerst in tachtig dagen weer wat meel, babyvoeding en medicijnen tot het belegerde gebied toe, volgens experts is dat bij lange na niet genoeg.
Niet meer vriendelijk
Met zijn intensivering van het geweld vergroot Israël zijn eigen isolement. Waar de meeste westerse landen kort na de aanslag van Hamas op 7 oktober 2023 zich nog pal achter Israël schaarden, wordt het Israëlische verhaal over de militaire noodzaak van de vernietigingscampagne inmiddels niet meer gepruimd. De woorden die politici en diplomaten over en weer uitwisselen zijn niet meer vriendelijk.
Voor veel westerse landen was afgelopen week de maat vol. De links-liberale Israëlische krant Haaretz sprak zelfs van een „politieke tsunami”. Zo gaat de Europese Unie, op initiatief van de Nederlandse minister Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC), onderzoeken of Israël zich nog wel houdt aan het Associatieverdrag EU-Israël, waarin staat dat mensenrechten en de democratische principes gerespecteerd moeten worden. Trouwe Israëlische bondgenoten als Duitsland en Italië stemden tegen – maar ook zij uitten hun zorgen over het offensief.
Palestijnen staan in de rij om hun containers met water te vullen in de wijk Al-Rimal in Gaza-Stad.
Foto Omar Al-Qattaa/AFP
Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Canada dreigden donderdag met sancties als Israël het offensief niet staakt en substantiële noodhulp toelaat. Het VK stelde bovendien sancties in tegen drie Israëlische kolonisten die beschuldigd worden van het oproepen tot geweld op de bezette Westelijke Jordaanoever. Bovendien zouden de Britten sancties overwegen tegen de extreem-rechtse ministers Bezalel Smotrich (Financiën) en Itamar Ben-Gvir (Nationale Veiligheid). Ook de EU overwoog deze week om meer kolonisten op de sanctielijst te zetten, maar een voorstel daartoe werd tegengehouden door Hongarije.
Vooral de taal vanuit Londen was niet mis te verstaan. Nadat Smotrich maandag opgeschept had dat zijn land Gaza aan het „zuiveren” is en er „alles vernietigt wat er nog over is”, zei de Britse minister David Lammy (Buitenlandse Zaken): „We moeten dit noemen zoals het is: het is extremistisch, het is gevaarlijk, het is afstotend, het is monsterlijk en ik veroordeel het in de sterkst mogelijke bewoordingen.”
Lees ook
Lees ook: De internationale kritiek op Israël zwelt aan: hoe kijkt de wereld naar de oorlog in Gaza?
Paria
Die woorden zijn aangekomen in Israël. Verscheidene politici, diplomaten en media hebben hun zorgen uitgesproken over de status van hun land als paria in de internationale gemeenschap. Oppositiepoliticus Yair Golan (Democratische Partij), een oud-generaal die tijdens de aanval van Hamas op 7 oktober een heldenrol vervulde door op eigen houtje mensen te redden, vergeleek de dreigende pariastatus met die van Zuid-Afrika tijdens het apartheidsregime.
Helemaal doof voor de internationale kritiek is de Israëlische regering niet. Zo voelde Netanyahu zich naar eigen zeggen gedwongen om weer noodhulp tot Gaza toe te laten omdat „beelden van massale hongersnood” de Israëlische zaak niet zouden helpen. Ook minister Smotrich verwees naar de internationale steun als reden om voedsel te verstrekken. „Voor Netanyahu is de humanitaire crisis een pr-probleem”, schreef Haaretz in zijn hoofdredactionele commentaar.
Toch slaat Israël in reactie op de westerse kritiek flink om zich heen. De scherpe woorden van de Britse minister Lammy komen, volgens het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, voort uit een „anti-Israël-obsessie”. En in reactie op de sancties van het VK, Frankrijk en Canada zei Smotrich dat zijn land niet het hoofd zal buigen voor „morele hypocrisie, antisemitisme en eenzijdigheid”.
De Britse minister David Lammy (Buitenlandse Zaken) zei over de recente uitspraken van Smotrich: „We moeten dit noemen zoals het is: het is extremistisch, het is gevaarlijk, het is afstotend, het is monsterlijk en ik veroordeel het in de sterkst mogelijke bewoordingen.”
Foto AFP/Handout/House of Commons
De westerse critici van Israël kunnen nou niet bepaald vijanden genoemd worden. Lammy had niet alleen kritiek; hij wenste ook „een sterke vriendschap, gebaseerd op gedeelde waarden, met bloeiende banden”. Dat is eerder de taal van een bezorgde vriend dan van een vijand.
Waarschuwingsschoten
Twee gebeurtenissen hebben de onenigheid nog verder aangejaagd. Eerst loste het Israëlische leger woensdag schoten toen een westerse diplomatieke delegatie op bezoek was in het Jenin-vluchtelingenkamp, op de bezette Westelijke Jordaanoever. Het zouden waarschuwingsschoten geweest zijn, omdat de delegatie van het voorgeschreven pad afgeweken was. Het incident, waarbij niemand gewond raakte, leidde tot felle veroordelingen in Europese hoofdsteden. Op diplomaten schiet je niet.
Later die dag schoot een man in Washington DC twee medewerkers van de Israëlische ambassade dood, onder het uitroepen van de leuze ‘Vrijheid voor Palestina!’ Zowel in de VS als in Israël werd de dubbele moord als antisemitisch bestempeld. De verdachte van de moord zei bij zijn aanhouding: „Ik deed het voor Palestina, ik deed het voor Gaza.”
Netanyahu wist wel wie er verantwoordelijk waren: de leiders van Frankrijk, Canada en het VK. „Ik zeg tegen president Macron, premier Carney en premier Starmer: wanneer massamoordenaars, verkrachters, babymoordenaars en ontvoerders je bedanken, sta je aan de verkeerde kant van rechtvaardigheid. Je staat aan de verkeerde kant van de mensheid, en je staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis.”
Ook minister Gideon Sa’ar (Buitenlandse Zaken) wees naar de „ophitsing” in Europa: „Laster over genocide, misdaden tegen de menselijkheid en het vermoorden van baby’s plaveit precies de weg voor zulke moorden.” Frankrijk noemde de opmerkingen van de Israëlische bewindsmannen „buitensporig”.
Vooral het verwijt dat Israël baby’s doodt, roept veel woede op. Toen oppositiepoliticus Golan zijn vrees voor een pariastatus van Israël uitsprak, zei hij ook: „Een gezonde staat voert geen oorlog tegen burgers, doodt geen baby’s als hobby en stelt zichzelf geen doelen zoals het verdrijven van een bevolking.” Veel leden van de coalitie beschuldigden hem van het aanwakkeren van antisemitisme. Volgens het Gazaanse ministerie van Gezondheid heeft Israël de afgelopen anderhalf jaar in Gaza ruim 16.500 kinderen gedood, onder wie 916 nuljarigen.
Waar de Israëlische leiders zich ingraven, is Haim Regev, de Israëlische ambassadeur bij de EU, een stuk zelfkritischer. Het ligt ook aan Israël zelf dat Europese landen hun geduld met het land aan het verliezen zijn, zei hij. „Anderhalf jaar lang hebben we ze overvoerd met gijzelaarsverhalen. Voor deze oorlog hadden we langer legitimiteit dan ooit tevoren. Nu zien ze massavernietiging, baby’s, 70 procent van Gaza vernietigd, tienduizenden doden. Ze zeggen: wil je de gijzelaars vrij krijgen? Stop de oorlog en laat ze vrij.”
De Israëlische regering beschuldigt haar critici met grote regelmaat van antisemitisme. Maar dat verwijt, vindt Regev, begint sleets te worden: „We gebruiken het te vaak.”
Het Amerikaanse ministerie van Defensie heeft van Qatar formeel de luxe Boeing 747-8 als geschenk aangenomen om te dienen als het officiële vliegtuig van president Donald Trump. Dat heeft de minister van Defensie, Pete Hegseth, woensdag bekendgemaakt.
De Amerikaanse luchtmacht gaat nu proberen om het vliegtuig zo snel mogelijk om te bouwen en te voorzien van geavanceerde veiligheids- en communicatiemiddelen die nodig zijn om als Air Force One te functioneren, aldus het Pentagon in een verklaring.
De voorgenomen gift leidde eerder tot ernstige kritiek van Democraten en Republikeinse medestanders van Trump, omdat de president daarmee mogelijk in strijd met de grondwet zou handelen. Die verbiedt het aannemen van buitenlandse geschenken. Volgens het Pentagon is de transactie echter „in overeenstemming met alle federale regels en voorschriften”.
De leider van de Democratische fractie in de Senaat, Chuck Schumer, noemde het „een zwarte dag”, nu „de president van de Verenigde Staten officieel de grootste omkoopsom van een buitenlandse regering uit de Amerikaanse geschiedenis accepteert”. Schumer probeerde eerder tevergeefs de Senaat tegen de overdracht te laten stemmen.
400 miljoen dollar
Qatar heeft eerder zonder succes geprobeerd het toestel, met een geschatte nieuwwaarde van zo’n 400 miljoen dollar, te verkopen. Volgens Amerikaanse media zou Trump aanvankelijk geïnteresseerd zijn in het aankopen ervan, toen duidelijk werd dat de twee nieuwe presidentiële vliegtuigen grote vertraging hebben opgelopen en mogelijk pas in 2029 beschikbaar zouden zijn – na Trumps tweede termijn. Volgens Trump had Qatar daarna besloten het toestel aan hem cadeau te doen.
Trump wilde zo lang niet wachten en zou genoegen willen nemen met een vliegtuig dat vooral luxe is, maar waarin niet alle voorzieningen van de Air Force One-toestellen aanwezig zouden zijn. Het volledig aanpassen van de dertien jaar oude Qatarese Boeing aan de standaard van Air Force One als vliegende commandopost in een (nucleaire) crisis zou nog zeker een miljard dollar extra kosten en geruime tijd duren.
Militaire bronnen zeiden tegen persbureau Reuters dat het vliegtuig zonder de aanpassingen alleen binnenlands kan worden gebruikt en mogelijk een permanente escorte van gevechtsvliegtuigen nodig heeft.
Liveblog Amerikaanse politiek
Regering-Trump verbiedt Harvard nog buitenlandse studenten te hebben
De geur van geroosterde kip en gebakken cassave hangt rondom een stalletje waar vrouwen in paars-witte T-shirts eten verkopen. Bussen rijden toeterend voorbij, paarse vlaggen steken uit de ramen. Voorzichtig, om niet uit te glijden op het modderige terrein, steekt Chantal Vyent over en loopt richting een tent waar een campagnebijeenkomst van de Nationale Democratische Partij (NDP) in volle gang bezig is.
De 21-jarige student aan de Anton de Kom-universiteit woont buiten de hoofdstad Paramaribo, in het district Para, in een van de dorpjes die gebouwd zijn op een voormalige houtplantage. Net als 43.000 andere jongeren mag ze dit jaar voor het eerst stemmen. Op welke partij? Dat weet ze nog niet. „Ik ben vorige week bij een bijeenkomst geweest van de NPS [Nationale Partij Suriname] waar oud-politieman Poetini Atompai sprak, hij is populair bij jongeren. Vrienden van mij gaan op hem stemmen, maar ik twijfel. Vanavond ga ik hier bij de NDP kijken. En ik ga een verkiezingsdebat volgen”, zegt ze .
De 400.000 kiesgerechtigde Surinamers die zondag naar de stembus mogen, doen dat onder hele andere omstandigheden dan bij voorgaande verkiezingen. Er is een nieuw kiesstelsel, dat de zetels representatief verdeelt. Voorheen was er een districtenstelsel waarbij minder stemmen nodig waren voor zetels uit regio’s als Para, waardoor het dunbevolkte binnenland en districten meer kans hadden op volksvertegenwoordigers. Oud-guerrillaleider Ronnie Brunswijk – met een grote achterban in het binnenland – dankt zijn politieke invloed aan dit districtenstelsel. Bij deze verkiezingen is voor het eerst overal hetzelfde aantal stemmen nodig voor een zetel.
Er is nog een grote verandering. Voor het eerst in 45 jaar speelt Desi Bouterse geen rol meer; de invloedrijke oud-president overleed zes maanden geleden. Hij was toen al een jaar voortvluchtig na zijn veroordeling voor de Decembermoorden van 1982. Het grootste deel van het Surinaamse electoraat heeft nog nooit een stembusgang meegemaakt waar Bouterse direct of indirect géén rol in speelde.
Lees ook
Suriname in extase door alle olie voor de kust
Zeker nu het Zuid-Amerikaanse land verwacht sterk te gaan profiteren van olievondsten voor de kust, hebben Surinamers hoop gekregen op een betere toekomst. Ze koesteren ook wantrouwen jegens de politieke klasse: is die in staat verantwoord om te gaan met de aanstaande olierijkdom?
Suriname is een jong land – in november viert het land vijftig jaar onafhankelijkheid – en heeft een jonge bevolking. Ook bij deze verkiezingen richten politici zich nadrukkelijk op de jeugd. President Chan Santokhi, die opgaat voor een tweede termijn, organiseert bijvoorbeeld een fietstocht met jonge kiezers, laat zich dansend zien op de verkiezingspodia en verschijnt in wijken waar hij zich buiten campagnetijd vrijwel nooit laat zien.
De Surinaamse president Chan Santokhi voert campagne in Paramaribo
Foto Ranu Abhelakh/Reuters
Weduwe
Op de bijeenkomst van Santokhi’s belangrijkste concurrent NDP grijpt men graag terug op het verleden onder voormalig partijleider Bouterse. „Laten we een minuut stilte houden voor onze grondlegger”, klinkt het vanaf het podium, en het publiek gaat staan. Daarna klinkt het volkslied en even later wordt Ingrid Bouterse-Waldring (64) aangekondigd, de weduwe van Desi.
Ze draagt een T-shirt met daarop een foto van haar overleden man als jonge legerleider, met haar lachend naast hem. Bouterse mag dood zijn – over de verkiezingen hangt zijn schaduw, die zijn weduwe duidelijk omarmt. Zij heeft ook haar eigen ambities: ze staat op de NDP-lijst weliswaar onderaan op nummer 51, als lijstduwer, maar met voorkeurstemmen kan ze in het parlement komen.
Ingrid Bouterse voert een gelikte en energieke mediacampagne, waarbij ze de wijken intrekt, zich tussen jongeren begeeft en diep het binnenland in reist naar inheemse en marrongroepen. Alles wordt live gestreamd op sociale media.
Terwijl ze naar het podium loopt, wordt ze toegejuicht en klinkt een swingend reggaenummer waarin verwezen wordt naar „Baas”, de bijnaam van Bouterse. „Jongeren, ik richt me tot jullie”, roept ze. „Jullie zien hoe moeilijk je ouders het hebben om rond te komen en om eten op tafel te krijgen. Als jullie gaan stemmen, help dan je moeder en stem op de NDP want alleen wij brengen ontwikkeling!” Er klinkt applaus en een oudere vrouw uitgedost in een paarse koto (traditionele jurk) met een angisa (hoofddoek) staat op en begint haar enthousiast toe te juichen.
Panshiva Sardjoe stemt op de VHP. „Het is traditie binnen ons gezin, dus ik zal dat ook doen.”
Foto Nina Jurna
Oranje olifant
Student Panshiva Sardjoe (21) mag voor het eerst stemmen en bij hem is de keuze snel gemaakt. „Ik ben een Hindostaan, en mijn familie stemt al generaties op de VHP, op de oranje olifant”, lacht hij, verwijzend naar het logo van de partij van president Chan Santokhi. Hoewel de partij een breder electoraat probeert te trekken, is de VHP van oudsher de partij van de Hindostaanse bevolkingsgroep in Suriname, dat een diepgewortelde etnisch ingedeelde politiek kent. „Natuurlijk zou ik niet per se op die partij hoeven stemmen, maar het is traditie binnen ons gezin, dus ik zal dat ook doen”, zegt Sardjoe.
Hij is op deze doordeweekse middag in het centrum van Paramaribo onderweg naar huis. De winkelstraten hangen vol verkiezingsposters en banners waar de lijsttrekkers lachend opstaan en een beter Suriname beloven. „Ik heb me aangemeld om mee te helpen in een stemlokaal. Ik vind het belangrijk om me als jongere in te zetten. Het gaat ook om mijn toekomst”, zegt Sardjoe, die afgezien van de sterke familietraditie niet onder woorden brengt waarom hij voor de VHP kiest.
Jonathan Vrede komt op voor jongeren in het binnenland. „We worden stiefmoederlijk behandeld door de leiders in Paramaribo.
Foto Nina Jurna
Wat Jonathan Vrede (21) betreft mag er een grote verandering en opschudding komen in het land. Hij woont in Pokigron, een dorpje in het binnenland, in het district Sipaliwini. Vrede heeft zijn eigen jongerenstichting en wil de achtergestelde positie van jongeren in het binnenland aanpakken. „Ik bedoel vooral dat opeenvolgende regeringen tot nu toe niet hebben omgekeken naar het binnenland. We tellen niet echt mee en worden stiefmoederlijk behandeld door de leiders in Paramaribo.”
Hij zit in de Jeugdraad, een inspraakorgaan van de overheid, en trekt regelmatig naar Paramaribo om politici te bewegen meer te doen voor het binnenland. „Ik maak me ook druk over het milieu in mijn district, de klimaatverandering is hier goed voelbaar met grote overstromingen die we hebben gehad. Maar ook de vele droogtes”, zegt hij.
NDP zonder Bouterse
Op het NDP-podium in Para belooft Jenny Simons (71) – die kans maakt de eerste vrouwelijke president van Suriname te worden – dat de districten meer zelfbestuur moeten krijgen. „Nu draait alles om Paramaribo, dat moet anders!”, roept ze en er klinkt hard applaus. Simons is lijsttrekker van de NDP en is voorzitter van de partij. Jarenlang was ze voorzitter van het parlement.
Simons is klaar voor het presidentschap, zegt ze na afloop tegen NRC, terwijl aanhangers haar omhelzen en kussen. Maar de ruim dertig jaar jongere Ashwin Adhin – een voormalig vicepresident onder Bouterse en nummer twee op de NDP-lijst – heeft óók ambities om president te worden. En Ingrid Bouterse, met haar solocampagne, is vooral populair bij de ‘boutisten’ binnen de partij.
Is er nog wel eenheid binnen de NDP nu de grote leider Desi Bouterse is weggevallen? En heeft Simons genoeg steun? „We hebben nog geen besluit genomen wie de presidentskandidaat is, we willen eerst een maximaal aantal zetels halen”, zegt Simons terwijl ze het zweet van haar gezicht veegt. „Ik heb wel grote ondersteuning, en ik zou president willen worden en ik heb genoeg bestuurlijke ervaring. Maar er zijn ook anderen binnen de partij met aspiraties om president te worden.”
Debora Rachel Ceder (28): „Ik weet nog steeds niet op wie ik moet stemmen. Ik laat het over aan mijn intuïtie.”
Eerste vrouw als president?
Als het aan Debora Rachel Ceder (28) ligt, is Suriname klaar voor een vrouwelijke president. En Jenny Simons is daar volgens haar de meest geschikte kandidaat voor. „Toch weet ik nog steeds niet op wie ik moet stemmen. Ik laat het over aan mijn intuïtie. En als ik eenmaal in het stemhokje sta beslis ik”, zegt ze.
Ceder heeft gemengde gevoelens bij deze verkiezingen. „Ik ga stemmen omdat ik er recht op heb en dit is mijn land. Maar eigenlijk vertrouw ik niemand.” Ze woont met haar kinderen en moeder in een huisje buiten de stad in de wijk Santodorp. Net als veel leeftijdsgenoten werkt Ceder bij een van de vele buitenlandse callcentra in Paramaribo, waar ze dagelijks mensen in Nederland of België aan de telefoon heeft als assistent voor een pakketdienst.
De afgelopen jaren zag Ceder prijzen almaar verder stijgen. De inflatie van 54 procent in 2024 hakte er ook bij Ceder hard in. „Als jongere een zelfstandig leven opbouwen lukt niet. Een liter benzine was een tijdje geleden 7 Surinaamse dollar en dat is gestegen naar 43 Surinaamse dollar. Ik ben niet rijk, ook niet arm, maar rondkomen lukt bijna niet.”
In de volksbuurt waar ze woont, hadden veel inwoners hun hoop gevestigd op een jonge politica uit de buurt, die in 2020 mee deed aan de verkiezingen. „De meeste mensen hebben toen op haar gestemd en ze kwam in de Nationale Assemblee. Maar sindsdien heeft ze nooit meer een stap in onze wijk gezet. Al haar beloftes was ze vergeten”, zegt Ceder. In aanloop naar deze verkiezingen trok de politica opnieuw naar de wijk op campagne. „We hebben haar weggejaagd. Mensen trappen niet meer in al die beloftes.”