Pegida-voorman Wagensveld krijgt 40 uur voorwaardelijke taakstraf om groepsbelediging moslims

Het gerechtshof in Den Haag heeft Pegida-voorman Edwin Wagensveld (56) dinsdag veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van veertig uur voor groepsbelediging van moslims. Vorig jaar kreeg de leider van de anti-islambeweging een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uur door de rechtbank van Den Haag opgelegd, maar daartegen ging hij in hoger beroep.

De nieuwe uitspraak van het gerechtshof houdt in dat Wagensveld zijn werkstraf niet hoeft uit hoeft te voeren mits hij zich de komende twee jaar niet schuldig maakt aan een ander strafbaar feit. Komt hij die voorwaarde niet na, dan moet hij de taakstraf verrichten. Een voorwaardelijke straf past beter bij deze zaak „gelet op de persoonlijke omstandigheden van de man”, stelt het hof. Ook wil het hof anderen niet afschrikken gebruik te maken van het recht op vrijheid van meningsuiting. Wagensveld was niet aanwezig bij de uitspraak.

Groepsbelediging

De leider van de radicaal-rechtse anti-islambeweging verscheurde in januari 2023 een koran en vertrapte de uitgescheurde pagina’s in de buurt van de Tweede Kamer. „Wanneer ik de koran aan flarden wil scheuren, dan moet dat gewoon kunnen. Fascistisch boek”, riep Wagensveld volgens de rechtbank. Vervolgens zou hij gezegd hebben dat het boek „net zo erg is als Mein Kampf. Aanhangers [van de islam] volgen dezelfde ideologie als Hitler.” Ook riep hij dat hij op de verscheurde koran zou gaan dansen.

De officier van justitie stelde in de eerste rechtszaak dat de Pegida-voorman hiermee suggereerde dat moslims mogelijk dezelfde wreedheden zullen gaan plegen als de nazi’s. Wagensveld vond dat niet terecht. Tegen de politie verklaarde hij destijds dat hij zich alleen gericht zou hebben op strikte aanhangers van de koran en „de salafisten die alles wat er in staat letterlijk nemen”.

In het hoger beroep oordeelt het hof dinsdag dat Wagensveld moslims met zijn handelen „moedwillig heeft gekwetst” en de groep raakte in „iets dat voor hen zeer persoonlijk en wezenlijk is”. „Hiervoor is geen plaats in onze maatschappij, waarin vrijheid van geloof en gelijkheid tot de belangrijkste kernwaarden behoren”, aldus de voorzitter van het hof. Het verscheuren van de koran is niet strafbaar, dat wordt beschouwd als geloofskritiek.