Journalist Paul Damen, die woensdag dood werd gevonden in zijn huis in Amsterdam, kreeg in het Nieuw Israëlietisch Weekblad, een bitterzoete in memoriam. Het Joodse tijdschrift had ontdekt dat de zeventigjarige oud-hoofdredacteur zijn Joodse afkomst had verzonnen.
Zijn vriend Arthur van Amerongen had geprobeerd een Joodse begrafenis te regelen, zo meldt hij op het opinieplatform GeenStijl, waarbij hij stuitte op Damens paspoort waarin een katholieke doopnaam prijkte: Paulus Henricus Maria. Van Amerongen benaderde broer Han Damen die de genadeslag gaf: geen spoor van Joods bloed en Shoah-leed in de familie. In zijn artikel zoekt Van Amerongen naar vergelijkbare gevallen en noemt hij het Jiddische begrip angejiddeld, voor gojim die zich graag in Joodse kringen begeven of zich anderszins identificeren met het Jodendom.
Paul Damen (Den Bosch, 1954-2024), een markante, luidruchtige man met een scherpe pen en een fabelachtig geheugen, kwam al jong uit Brabant naar Amsterdam gedreven. Hij was aanvankelijk communist en kraker en bleef zijn leven lang stamgast van het Amsterdamse café De Pels. Damen werkte voor opiniebladen De Groene en de Haagse Post, de Amsterdamse zender AT5, de Joodse Omroep en het Joodse platform Jonet. Verder schreef hij biografieën over Renate Rubinstein en Paul de Leeuw.
En hij was dus één jaar hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Hij schreef onder meer dat zijn Joodse tantes waren vermoord in het vernietigingskamp Sobibor en dat zijn Joodse moeder zwaar getraumatiseerd uit de oorlog was gekomen. Hij hield zich onder meer bezig met het probleem van de naoorlogse Joodse weeskinderen.
Wilkomirksi-syndroom
Damen is zeker niet de eerste journalist en schrijver die zich ten onrechte een Joodse identiteit en een Shoah-verleden aanmeet. De Nederlandse schrijvers Boudewijn Büch en Carl Friedman (Carolina Klop) gingen hem voor. In Duitsland komt dit fenomeen zo vaak voor dat er een speciale term voor is gemunt: Kostümjuden. Ook gebruikelijk is de term ‘Wilkomirksi-syndroom’, genoemd naar Binjamin Wilkomirski die een bekroonde bestseller schreef over zijn kindertijd in concentratiekampen. Later bleek dat de Zwitserse klarinettist, die eigenlijk Bruno Doessekker heette, de kampen slechts als toerist had bezocht.
De ontmaskering van pseudo-joden gaat doorgaans met veel ophef gepaard. Naast verontwaardiging van alle lezers die hebben meegeleefd met de bedriegers en die zich nu bekocht voelen, komt dit door het trauma van de Shoah – de volkerenmoord door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog. Overlevenden en nabestaanden vinden het kwetsend en onsmakelijk dat bedriegers met dit verleden aan de haal gaan en gratis gewin halen uit andermans leed. Een ander gehoord argument is dat verzonnen Shoah-verhalen koren op de molen zijn voor Holocaustontkenners.
Wat bezielt een mens om zich valselijk voor Joods uit te geven? De bekendste kostuumjoden schreef memoires die bestsellers werden. Dat leverde hun geld, heldendom, prijzen en medeleven op. Het omarmde slachtofferschap, zo betoogde schrijver Arnon Grunberg onlangs op X, kan je tegenwoordig status en spreekrecht verlenen. Een geregeld opgeworpen psychologische duiding is dat de pseudo-jood ernaar verlangt om bij een groep te horen.
De Nederlandse rechtspsycholoog Harald Merckelbach wees in zijn analyse van de zaak-Wilkomirksi op psychologische fenomenen als de pseudo-herinnering. Wilkomirksi was depressief, ging op aandringen van zijn psycholoog op zoek naar een trauma en vond die in de concentratiekampen die ze samen bezochten, wat leidde tot het aanmaken van pseudo-herinneringen. Verder wijst Merckelbach op de menselijke neiging om tegenslagen en mislukkingen in een groter verband te plaatsen. Klein leed gaat dan op in groot leed.
Vaak blijken de pseudo-joden ook over andere zaken te fabuleren. Wilkomirksi verzon eerder een ongeneeslijke ziekte, Boudewijn Büch bedacht een overleden kind en een miljoenenerfenis. De Duitse blogger Marie Sophie Hingst beweerde dat ze in New Delhi een ziekenhuis had gesticht en dat ze seksuele voorlichting had gegeven aan vluchtelingen. Nadat ze door de mand was gevallen pleegde Hingst zelfmoord, waarna het debat in Duitsland enigszins kantelde: moest je een klaarblijkelijk geestelijk labiele persoon wel zo hard aanpakken? Of was enige voorzichtigheid en mededogen op zijn plaats?
‘Rasverandering’
Vergaande identificatie van buitenstaanders zie je ook bij andere vervolgde minderheden. De Netflix-documentaire The Rachel Divide gaat over de Amerikaanse Rachel Dolezal die zich voordeed als Afro-Amerikaanse en werkte als woordvoerder van de zwarte belangenvereniging NAACP. Het Duitse model Martina Big had aanvankelijk de ambitie om „de grootste borsten van Europa” te bezitten. Hierna onderging zij een „rasverandering” en gaat sindsdien als „zwart” door het leven. Amerikanen die claimen dat ze inheems bloed hebben, worden Pretendians genoemd. De Mnikowoju Lakota-dichter Trevino Brings Plenty zei daarover: „Het is aanlokkelijk om de huid van een ondervertegenwoordigd volk te dragen. Ik begrijp het: smullen van de strijd, het verkennen van ingebeelde wortels, het leggen van de basis voor academische banen en publicatiemogelijkheden”.
Achteraf gezien blijken de verhalen van kostuumjoden vaak overduidelijke inconsistenties te bevatten, wat vragen opwerpt over de goedgelovigheid van het publiek. Een sterk voorbeeld is de Vlaamse Misha Defonseca (Monica de Wael) die in haar memoires beschreef dat ze als achtjarige Joodse vluchteling in een bos werd geadopteerd door een roedel wolven. Dat gebrek aan kritisch vermogen van de omgeving hangt waarschijnlijk ook samen met het Shoah-trauma: niemand is geneigd om het verhaal van een getraumatiseerde overlevende in twijfel te trekken.
Een actuele variant is de Duitse kwestie vorig jaar rond journalist Fabian Wolff, die onder meer schreef voor de Jüdische Allgemeine. Wolff was zeer kritisch over de Israëlische onderdrukking van de Palestijnen. Volgens rechtse critici was hij „excuusjood voor progressieve antisemieten” die in Wolff een onverdachte bondgenoot zouden hebben gevonden in hun kritiek op Israël. De ontmaskering van Wolff werd honend gebruikt tegen progressieve critici van Israël.
De Amerikaans-Duitse schrijver Deborah Feldman, bekend van Unorthodox, het door Netflix verfilmde boek over haar orthodox-joodse jeugd in New York, schrijft in haar laatste boek Judenfetisch over dit fenomeen, en over het misbruik van „Joodsheid” in het algemeen. Volgens haar hebben Duitsers een speciale gevoeligheid aangaande Joden. Uit schuldgevoel, zo betoogt ze, worden Joden kritiekloos geknuffeld en „op handen gedragen”. Pseudo-joden spelen hier op in. Tegelijk zetten rechts-nationalistische Duitsers de Joodse identiteit naar hun hand. In de Volkskrant zei ze vorig jaar over die overgevoelige Duitse houding: „Het is gericht op hun eigen verlossing, de wil om geheeld te worden”.