Jean-Marcel Humbert opent de deur van het tweekamerappartement in het Parijse tiende arrondissement. „Ga voor.” Twee grote aardewerken sfinxen bewaken een nauwe doorgang naar… Ja, naar wat? Een rommelige vintagezaak? De grond, tafeltjes en de wanden zijn bezaaid met spullen. Zelfs de keuken en badkamer staan vol.
Alles verwijst naar het oude Egypte. Een oude zwarte Kayser-naaimachine is verluchtigd met een vergulde sfinx. Een brillendisplay van het Duitse merk Cazal is een slechte kopie van de wereldberoemde buste van Nefertiti. Het vele en veelsoortige aardewerk in de wandkasten is beschilderd met Egyptische motieven of heeft de vorm gekregen van Egyptische vazen en goden. Hetzelfde geldt voor de antieke klokken en bronzen beeldjes.
Het gaat om duizenden objecten, zegt verzamelaar Humbert. Vraag hem niet om het exacte aantal. „Ik weet ook niet meer van alles waar het staat”, bekent hij. „Zeker niet van de kleinere dingen.” Binnenkort zal alles wel keurig geordend zijn en ingevoerd worden in het systeem van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO). Humbert heeft namelijk besloten zijn collectie Egyptomania, een van de grootste ter wereld, aan het Leidse museum te schenken. „Als student heb ik al de wereldvermaarde Egypte-collectie van het RMO bezocht”, vertelt de 77-jarige geboren en getogen Parijzenaar.
Hij zal zeven, acht jaar oud zijn geweest, toen hij al vol verwondering door de Egyptische zalen van het Louvre liep. Belangstelling voor het oude Egypte en nieuwsgierigheid naar de mysterieuze wetenschap egyptologie zorgden ervoor dat hij aan de Sorbonne egyptologie ging studeren. Hij leerde keurig zijn hiërogliefen, maar anders dan zijn medestudenten werd hij geen ‘gewone’ egyptoloog.
In de collectie bevindt zich ook de single Sleeping Bag van ZZ Top in de vorm van het dodenmasker van Toetanchamon – met ZZ Top-zonnebril
„Om bij te verdienen was ik gids voor scholen en toen viel me al op hoeveel Egypte er in Parijs is, zoals de obelisk op de Place de Concorde, de piramide in Parc Monceau en allerlei tombes op Père-Lachèse. Van mijn professor mocht ik mijn afstudeerscriptie schrijven over Egypte in Parijs. Als hij dat niet had toegestaan, was ik waarschijnlijk nooit verder gegaan in de Egyptomania en dat gaan verzamelen.”
Na zijn studie en militaire dienst belandde Humbert in de museumwereld. Hij werkte onder andere bij het Musée de l’Armée en het Louvre, was vicedirecteur van de negen Franse marinemusea, leidde als directeur het Musée de la Légion d’Honneur, en zat het comité ‘audiovisueel’ van de internationale museumorganisatie ICOM voor. „In de avonduren en weekends hield ik me dan bezig met egyptologie en Egyptomania.”
Hergebruik
Het woord ‘manie’ roept in sommige talen associaties op met bezetenheid en obsessie. Voor Humbert heeft Egyptomania of Egyptomanie daar niets mee te maken. „Het gaat gewoon om hergebruik van decoratieve thema’s uit het oude Egypte in alle uitingen van kunst.” Met Egyptomania worden de verzamelde objecten bedoeld, met Egyptomanie het verzamelen ervan.
Algemeen wordt als ‘Egyptomania’ beschouwd, wat uit de zeventiende tot en met de twintigste eeuw stamt – maar het hergebruik begon eigenlijk al bij de Grieken en Romeinen, voegt Humbert eraan toe. „Denk bijvoorbeeld aan de Isiscultus bij de Romeinen en keizer Hadrianus die zijn in Egypte verdronken geliefde Antinoös als Osiris liet vereeuwigen.” Die belangstelling en fascinatie voor het oude Egypte is gebleven, ook in de Middeleeuwen, Renaissance en de eeuwen erna.
Humbert: „Waar dat mee te maken heeft? Met van alles: de drie-eenheid obelisk-sfinx-piramiden staat voor bestendigheid in architectuur, mummies wekken niet alleen angsten op, maar zetten ook aan tot denken over het eeuwige leven, Nefertiti is een symbool voor schoonheid, via Mozes is er een directe relatie met de Bijbel en de hiërogliefen roepen nog steeds een idee van mysterie op.”
Sinds de invasie van Egypte in 1798 door Napoleon Bonaparte en de ontcijfering van het hiërogliefenschrift door Champolion in 1822 is de Egyptomanie in Europa in alle domeinen van de cultuur aanwezig. Humbert somt een rijtje op: „Architectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst, decoratieve kunst, theater, film, muziek, opera, literatuur, strips, maar ook spelletjes en reclame.”
Foto’s: Foto Chau-Cuong Lê/ Hans Lucas
En dus verzamelt hij van alles: serviezen van onder meer Wedgwood, een houten kistje versierd met brons en email van de Italiaanse decorateur en meubelmaker Giuseppe Parvis (1831-1909), een sigaarhouder in de vorm van een bronzen Canopus vaas, die toegeschreven wordt aan de Parijse ontwerper Georges-Emile-Henri Servant (1828-ca. 1890), maar ook de aardewerken sfinxen in verschillende kleuren waarmee de Sphinx-fabriek in Maastricht rond 1925 liet zien in welke kleuren het sanitair maakte, de poster van de film Sognierotici di Cleopatra uit 1985, de single Sleeping Bag van ZZ Top in de vorm van het dodenmasker van Toetanchamon – met ZZ Top-zonnebril – en een Egyptische tempel met goden van Lego. „Zelf hou ik niet erg van sieraden. Daar heb ik er dus maar een paar van. Ook heb ik maar enkele schilderijen. Liever verzamel ik prenten en illustraties.”
Bij Egyptomanie komt veel kijken, stelt Humbert. „Je moet een ‘generalistische specialist’ zijn, met niet alleen kennis van het oude Egypte. Je moet ook goed thuis zijn in de geschiedenis van de kunst en al haar technische en culturele componenten gedurende ten minste vier eeuwen, van de zeventiende tot de twintigste eeuw. Elke tijd heeft zijn eigen stijl van Egyptomanie. Een egyptiserend object uit de Empire-tijd ziet er heel anders dan uit de tijd van bijvoorbeeld Art Deco.”
Snuisterij
Het verzamelen is geleidelijk gegaan, vertelt Humbert. „Ik ben niet op een dag als verzamelaar wakker geworden.” Elke egyptoloog heeft als aardigheidje een Egyptische snuisterij op zijn bureau staan, dat had hij ook al als student. Zijn eerste ‘serieuze’ aankoop was in 1970, weet hij nog. „Op de vlooienmarkt van Saint-Ouen zag ik een bronzen beeldje van een Egyptische harpiste. Zo gracieus.” Hij kocht het beeldje om er meer over uit te zoeken, maar dat is nog steeds niet gelukt.
Het kopen van andere Egyptomania ging wel door. „Altijd voor verder onderzoek. En later ook om ze te beschermen, om bijvoorbeeld series aardewerk bij elkaar te houden.” Nog steeds speurt hij dagelijks op internet naar mogelijke nieuwe aanwinsten. „Als museumman heb ik wel geleerd me in te houden. Ik koop nooit boven de marktprijs.” Ook neemt hij de tijd om collecties compleet te maken. „De ontwerper Marc Rosen heeft voor het cosmeticamerk Elizabeth Arden in 1982 een serie aardewerk gemaakt met de titel ‘Schatten van de farao’s’. Ik heb er vijftien jaar over gedaan om dat voor een schappelijk bedrag compleet te krijgen.”

Humbert kan zich nog herinneren dat in het begin sommige egyptologen nog een beetje meewarig deden over zijn studie van Egyptomanie. „Dat veranderde in 1994, toen het Louvre een grote tentoonstelling aan Egyptomanie in de westerse kunst wijdde. Daarna is mijn collectie nog voor veel meer tentoonstellingen in Frankrijk en het buitenland gebruikt, ook in het RMO.”
Jarenlang bewaarde Humbert alles in zijn Parijse woning. „Vijftien jaar geleden vertelde de huismeester dat in mijn gebouwencomplex deze tweekamerwoning vrijkwam. Ik heb er alles opgeslagen, zonder wat aan de woning te doen. Ja, dit behang op die muur, met gekleurde illustraties van sfinxen, piramides en farao’s zat er al.” Glimlachend: „Het heeft zo moeten zijn.”
Hij heeft ook nog een leven naast de Egyptomanie. „Vroeger heb ik opera gezongen.” Hij bezoekt nog steeds in Europa opera’s en schrijft erover voor een operablad. Maar het verbaast niet dat zijn speciale aandacht uitgaat naar Aïda van Verdi. Trots: „In 1976 heb ik in de bibliotheek van de Opéra het originele scenario teruggevonden, in opdracht van vicekoning Ismael Pascha geschreven door de Franse egyptoloog Auguste Mariette.” Het past ook bij hem dat hij tussen 2010 en 2013 een van de drijvende krachten was achter de renovatie van de in 1921 in Egyptische stijl gebouwde bioscoop Le Louxor, toen deze Parijse bioscoop aan de Boulevard de Magenta met sloop werd bedreigd.
Enkele jaren geleden begon hij na te denken over zijn nalatenschap. „Het lot van een collectie is óf verspreid te worden op een openbare veiling, óf in de vuilcontainer gegooid te worden door een rouwende weduwe, óf in zijn geheel bewaard te blijven in een museum. Een beoogd Frans museum kon er niet goed voor zorgen, maar het RMO wel. Ze hebben beloofd mijn werk voort te zetten.”
Ook als de collectie straks naar Leiden is overgebracht, zal hij nog even doorgaan met verzamelen. Hij kent nog tien andere Egyptomania-verzamelaars in de wereld. Allemaal mannen en bijna allemaal zijn ze in de zeventig en tachtig. „Één in Australië is pas 45. Het moet vast mogelijk zijn om nog meer jongeren te vinden.”
