De dertigste editie van de Zomerspelen wordt op vrijdag 26 juli officieel geopend met een grote ceremonie op en langs de Seine. Bij deze Olympische Spelen is in Parijs nog één locatie van 1924 in gebruik: Stade Yves du Manoir, destijds het olympische hoofdstadion, met een capaciteit van 45.000 toeschouwers. In het naar een rugbyspeler vernoemde stadion werd om medailles gestreden in atletiek, wielrennen, paardrijden, turnen, tennis, voetbal, rugby, en de moderne vijfkamp. Deze zomer wordt er alleen gehockeyd in het stadion, dat plaats biedt aan 15.000 mensen.
De ‘vip-tribune’ tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen in 1924.Foto Roger Viollet Agence Photographique
De Amerikaanse olympische turnploeg werd in Parijs vijfde in de landenwedstrijd.Foto Bettmann/Getty Images
De Amerikaan Morgan Taylor (midden) op weg naar goud op de 400 meter horden.Foto Ullstein Bild/Getty Images
De Schot Eric Liddell komt als eerste over de finish in de finale van de 400 meter. Het succes van Liddell leverde de dramafilm Chariots of Fire op. Foto Mary Evans Picture Library/ANP
De waterpoloërs van Frankrijk en België in actie in het Piscine des Tourelles, dat in 1989 na een renovatie werd heropend als het Piscine Georges VallereyFoto AFP
De medaillewinnaars van de 400 meter vrije slag, met van links naar rechts: Andrew Charlton (Australië, brons), Johnny Weissmuller (VS, goud) en Arne Borg (Zweden, zilver). Weissmuller, die later als acteur Tarzan speelde, won deze Spelen drie keer goud en eenmaal zilver.Foto ANP
Het Stade Yves du Manoir tijdens de voetbalwedstrijd tussen Italië en Spanje (1-0).Foto Bettmann/Getty Images
Aan de Olympische Spelen van Parijs deden meer dan drieduizend sporters mee. Onder hen 135 vrouwen, die uitkwamen in drie van de zeventien sporten: zwemmen, tennis en schermen. De Amerikaanse tennisster Helen Wills werd olympisch kampioen in het enkel- en dubbelspel. Zij won in haar singlecarrière ook 19 grandslamtitels.
Vrouwelijke sporters komen het olympisch hoofdstadion binnen tijdens de openingsceremonie.Foto Henri Manuel/ via ANP
Het Amerikaanse dubbel Hazel Wightman en Helen Wills op weg naar olympisch goud. Foto Getty ImagesBritse vrouwelijke sporters tijdens de openingsceremonie.Foto Getty Images
De Amerikaanse zwemsters Ellen Wainwright, Ruth Thomas, en Martha Norelius.Foto Bettmann/Getty Images
Polo stond vijf keer op het olympische programma , in 1936 bij de Spelen van Berlijn voor het laatst. Argentinië werd in Parijs ongeslagen olympisch kampioenFoto Roger Viollet Agence Photographique/ via ANP
De Amerikaanse meerkamper Robert LeGendre (links) en zijn landgenoot Brutus Hamilton genieten van een pauze tijdens de atletiekwedstrijd die bestond uit verspringen, speerwerpen, 200 meter, discuswerpen en 1.500 meter. LeGendre won brons en vestigde een wereldrecord bij het verspringen: 7,76 meter.Foto Central Press/Hulton Archive/Getty Images
Cross-country was in Parijs voor de derde en laatste keer een olympisch onderdeel. Foto Central Press/Hulton Archive/Getty Images
De Franse atleet Géo André spreekt de olympische eed uit terwijl hij de in 1924 geïntroduceerde olympische groet brengt. Op de achtergrond de vlaggendragers van de 44 deelnemende landenFoto Ullstein Bild/via Getty Images
De Uruguayaanse voetballers wonnen goud, net als vier jaar later bij de Olympische Spelen van Amsterdam.Foto Image sekectDe Amerikaanse turnploeg.Foto Getty Images
De Amerikaan Harold Osborn werd olympisch kampioen hoogspringen met 1,98 meter, een olympisch record.Foto Central Press/Hulton Archive/Getty Images
‘Kunst maakt het leven de moeite waard”, zei kunstenaar Reinier Lucassen vorig jaar in een gesprek met NRC. De aanleiding voor het interview was een nogal bijzondere veiling: hij bood een deel van zijn eigen kunstcollectie aan, met 249 kavels. Daaraan was te zien welke brede artistieke interesses hij in de zes decennia van zijn kunstenaarschap had ontwikkeld. In de collectie zaten maskers uit Papoea-Nieuw-Guinea, etsen van outsider-kunstenaar Willem van Genk, en een schilderij met kaviaar van Georg Herold. Een collectie die typisch met kunstenaarsogen was samengesteld, zei Venduehuis-expert Peter van Beveren: „Hij verzamelde alles wat hem intrigeerde.” Zijn galerie, Willem Baars Projects, maakte bekend dat Lucassen afgelopen zaterdag op 86-jarige leeftijd is overleden.
Het kunstenaarschap van Lucassen begon eind jaren vijftig, met een studie aan het Instituut voor Kunstnijverheid in zijn geboortestad Amsterdam. Rond 1960 ontwikkelde hij een figuratieve schilderstijl die hem een van de belangrijke naoorlogse Nederlandse schilders zou maken. Hij was een vertegenwoordiger van de zogeheten ‘nieuwe figuratie’, samen met Alphons Freijmuth, Pieter Holstein en de Belg Roger Raveel. Deze beweging werd net als het nouveau realisme gezien als een Europese tegenhanger van de Amerikaanse pop-art, terwijl al die stromingen op hun beurt weer reacties waren op de dominantie van de abstracte kunst.
Reinier Lucassen in 2009. Foto Leo van Velzen
Ook non-figuratieve elementen
Maar in die figuratieve stijl verwerkte Lucassen ook non-figuratieve elementen. Zoals in het schilderij Een gezellig hoekje uit 1968. Dat is een interieur met een leunstoel, schemerlamp, plant, en daarnaast een compleet abstracte strook van rode en groene blokken. Omdat de NS een afbeelding ervan opnam in verschillende treinstellen, is het waarschijnlijk zijn bekendste kunstwerk.
Bovendien kenmerkt dit werk de luchtigheid van zijn schilderkunstige benadering, waarin hij abstractie combineerde met doodgewone alledaagse dingen. Banaliteiten, waar hij desondanks ook ernstig over sprak. In 1972 zei hij nooit bezig te zijn „met humoristisch te zijn, anti-kunst te maken of wat dan ook te parodiëren”. Maar hij heeft ook gezegd dat kunst „niet over intellectuele vraagstukken” gaat, want „over gevoel”. Daartegenover staat dat hij ook zei „absoluut objektief” te schilderen, „met een maximum aan onpersoonlijkheid”.
En zo hield hij, met zijn uitspraken en zijn schilderijen, het mysterie van de schilderkunst intact.
Geestverwanten
De nieuwe figuratie sloeg aan, hij exposeerde met geestverwanten en in 1967 richtte hij met Ger van Elk en Jan Dibbets het Internationaal Instituut voor Herscholing van Kunstenaars op, dat een aantal manifesten en projecten voortbracht. Vanaf de jaren 70 bracht hij zijn ideeën over op een jongere generatie toen hij ging hij lesgeven, aan de AKI (Academie voor Kunst en Industrie) in Enschede. In 1986 exposeerde hij voor Nederland in het Rietveldpaviljoen op de Biënnale van Venetië. Zijn werk was volop te zien in musea in binnen- en buitenland en belandde in collecties van bijvoorbeeld het Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en het Centraal Museum in Utrecht.
Magisch en mythisch bleef zijn werk, een vat aan tegenstellingen, ook in de abstracte werken die hij in de jaren tachtig ging maken of de assemblages van de jaren 10. Daarin kon het gebeuren dat een herdershond vermomd als Spider-Man over het Nederlands erfgoed met molens en klompen waakt. Een aantal keren is zijn werk met prijzen bekroond. Vorig jaar nog, het jaar dat hij 85 werd, kreeg hij de Jeanne Oosting Prijs voor de schilderkunst. „Het oeuvre van Lucassen is van een grote schilderkunstige rijkdom. Als een ontdekkingsreiziger heeft hij de wereld gezien, bevraagd en gevoeld – en dit allemaal omgezet in zijn kunst”, aldus de jury.
Een opvolgingsprocedure volgens het boekje. Zo zou je de benoeming afgelopen vrijdag van Olaf Sleijpen als opvolger van Klaas Knot bij De Nederlandsche Bank van een afstandje kunnen samenvatten. Sleijpen werkt al jaren bij DNB, is ook al sinds jaar en dag Knots rechterhand in het internationale monetaire circuit en hij kan intern en extern op grote steun rekenen. Knot, die na veertien jaar aan het eind van zijn wettelijke termijn is gekomen, kan zich geen betere opvolger wensen.
Toch is er van alles aan de hand met de nieuwe president van de centrale bank. Niet met de persoon Sleijpen, overigens. Wel met de procedure waarin hij boven kwam drijven én met de nasleep van de benoeming. Allereerst duurde de hele procedure veel langer dan gewenst. Knot stopt er per 1 juli mee, Sleijpen heeft dus nog twee weken om de formele taken over te nemen. In het geval van Sleijpen is dat geen probleem, maar elke andere nieuwe president van De Nederlandsche Bank was onherroepelijk in de problemen gekomen. Een onprofessionele situatie.
Een van de redenen van de vertraging in de benoeming zou het salaris zijn geweest. Knot verdient vijf ton per jaar, en zit daarmee ruim boven de grens van 246.000 euro die de Wet Normering Topinkomens hanteert. Naar verluidt wilde de PVV een nieuwe president daarop vastpinnen. Pas met de val van het kabinet kwam de weg vrij voor de coalitie om wederom af te wijken van de WNT. Sleijpens salaris is iets lager dan dat van Knot (450.000 euro) maar nog steeds ruim boven de norm.
De meest problematische kant aan de hele procedure is dat het huidige demissionaire kabinet de benoeming van Sleijpen aangrijpt om het over de zittingsduur van de centrale bankier te hebben. Sleijpen is weliswaar benoemd voor een termijn van zeven jaar, maar demissionair minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) wil de komende tijd de Bankwet aanpassen zodat een termijn teruggebracht wordt naar vijf jaar. Niet uit onvrede over de huidige president, zegt Heinen, maar om „verkokering” te voorkomen en „een modern toezicht” te garanderen.
De rol van een onafhankelijke centrale bank is cruciaal in een economie. Dat geldt voor zowel de monetaire taak van de bank, in het geval van DNB bestaat die uit een zetel in het ECB-bestuur, als voor de toezichthoudende taak. De oplopende temperatuur tussen president Donald Trump en Federal Reserve-baas Jerome Powell laat zien hoe schadelijk politieke inmenging in de zelfstandige positie van de bank kan zijn.
De nu gewenste ingreep vanuit Den Haag staat helaas niet op zichzelf. Al in 2010 paste het toenmalig kabinet de zittingsduur van de DNB-president aan. Destijds werden twee termijnen van zeven jaar het maximum. Sindsdien is er geen evaluatie geweest van die aanpassing, noch zijn er tussentijds ongelukken gebeurd die een nieuwe ingreep rechtvaardigen.
Met zijn nieuwe voorstel zoekt Heinen de grenzen van het toelaatbare op. In de Europese voorschriften voor centrale banken staat de ambtstermijn van een president van een nationale centrale bank minimaal vijf jaar is. Duitsland hanteert een termijn van acht jaar, Frankrijk zes, beide met mogelijke verlenging.
Bovendien roept Heinen de verdenking over zich af de rol van de centrale bank dichter tegen de politiek aan te willen trekken. Vaker herbenoemen betekent immers meer politieke invloed. Dat is de verkeerde weg. Heinen moet met ijzersterke argumenten komen om deze ingreep te rechtvaardigen. Zijn die er niet, houd het dan bij het oude.
Nicolien van Vroonhoven van NSC twijfelde nog, vorige week dinsdag in de hal van de Tweede Kamer, of ze lijsttrekker wilde worden. „Dat ei moet ik nog leggen.” Verderop stond BBB-leider Caroline van der Plas. Ze zei tegen journalisten dat VVD-leider Dilan Yesilgöz een machtsspel speelde over de verdeling van de ministeries waar eerst nog PVV’ers de leiding hadden. „Maar ík”, zei ze, „kom echt niet net uit een ei gekropen.”
Geert Wilders was er ook. De dag ervoor had Yesilgöz gezegd dat ze niet meer met hem in een kabinet zou stappen, hij was „een wegloper”. Maar Wilders had net de peiling van EenVandaag gezien: de VVD verloor 4 zetels, de PVV won er 5. „Iedere keer dat mevrouw Yesilgöz keft”, zei hij, „krijg ík er een zetel bij.” Hij vond ook dat Yesilgöz „maar wat kakelde”. Op X plaatste hij die middag een felgekleurd plaatje van ‘de Kakelkip’ en: „Quizvraag: wie is dit?”
Beeldspraak, laat oud-VVD-campagnestrateeg Bas Erlings zien in zijn boekHet Spel van de Populist, raakt het onbewuste deel van ons brein. Een simpel beeld kan in de politiek enorm effectief zijn, vooral als je het steeds maar weer herhaalt. En wat is simpeler dan één opvallende eigenschap van een dier, kakelen of blaffen, toekennen aan een mens? Dat heet zoömorfisme, zegt een oud-docent Nederlands van mijn middelbare school, het Christelijk Gymnasium in Utrecht. Ze denkt dat niet héél veel mensen nog weleens een kip zien. Het beeld van zo’n dier kennen veel mensen wel, vooral uit kinderboeken. „Denk aan Annie M.G. Schmidt, W.G. van der Hulst.”
De veilige, eenvoudige wereld van vroeger waar populisten zoals Wilders, schrijft Erlings, graag naar verwijzen, omdat we die zijn ‘kwijtgeraakt’.
Oud-SGP-medewerker Menno de Bruyne, expert in politieke geschiedenis, stuurt me het verslag van een Tweede Kamerdebat in 2011. Job Cohen, toen nog leider van de PvdA, noemde Wilders „een kleuter” en voor Cohen, die moeite had om zich staande te houden in de harde, Haagse politiek, was dat ongekend scherp. Maar wie weet het nog? Wat veel mensen nog wél weten: Wilders noemde Cohen in dat debat „de bedrijfspoedel van Rutte”. „U mag een keer keffen, u mag een keer tegen een boom aan plassen, u mag een keer blèren. Maar als Rutte weer thuis is, springt u bij hem op schoot.”
In de rokershoek van de Tweede Kamer zegt Van der Plas dat zij graag beeldspraak met boerderijdieren gebruikt: dan associëren kiezers dat met háár. In een debat over asiel, woensdagmiddag, begint Stephan van Baarle van Denk over „op hol geslagen burgers” die bij Ter Apel auto’s tegenhielden als ‘grenscontrole’. Maar nee, zegt hij later: „Ik wil mensen natuurlijk niet vergelijken met paarden.”
Geert Wilders had misschien ook wel spijt gekregen van het ‘keffen’ en ‘kakelen’. Hij haalde het plaatje van de kip van X af, en ook zijn retweets van mensen die Yesilgöz een „kletskous” vonden die „kakelt”.
Het had VVD’ers doen denken aan de manier waarop hij tekeer was gegaan tegen Sigrid Kaag van D66: een „heks”. In de gang zegt een Kamerlid van de VVD tegen mij dat Wilders vooral zo doet tegen vrouwen. En dat hij vast in paniek is, omdat Yesilgöz niet meer met hem in een kabinet wil. „Een kat in het nauw”.
Op het VVD-congres in Nieuwegein, zaterdag, zegt Dilan Yesilgöz het nóg een keer: „Al zou de PVV vijftig zetels halen: néé.” Op het podium staat ook haar hond.
Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])