Paraatheid


Ellen Deckwitz

Ik heb een goed bestaan, met leuke mensen, acceptabele huisdieren plus geweldig werk en toch is er al mijn hele leven lang een onrust. Na een fijne avond met vrienden vraag ik me steeds af of ik iets verkeerds heb gezegd, na een geslaagd optreden of een gezellig samenzijn met familie kan ik alleen maar denken dat dit de laatste keer was.

Het gepieker heeft niet alleen zijn weerslag op de geest, maar ook op het lichaam. ’s Ochtends masseer ik mijn kaken zodat ze minder strak staan van de spanning, elk uur maak ik mijn schouders los en kneed ik mijn nek, aan het eind van de dag leg ik een warme kruik op mijn buik tegen de kramp. Bij ieder taakje waar ook maar een beetje concentratie voor nodig is, moet ik op mijn adem letten, dat ik hem niet de hele tijd inhoud, alsof het klusje een tocht door een diepe ondergrondse watergang is. En hoezeer ik mijn best ook doe om ontspannen door de dagen te gaan, er hoeft maar iets onverwachts te gebeuren of poef, de boel verbuigt alweer, als een paraplubalein na een windstoot.

Jarenlang heb ik me afgevraagd waar dit eeuwige schrapzetten, deze constante staat van paraatheid, vandaan komt. Sommige therapeuten denken dat het zijn oorsprong heeft in mijn familiegeschiedenis en de rol die de Tweede Wereldoorlog daarin speelt, anderen vermoeden dat het is omdat ik een mondige vrouw ben en er op die soort nou eenmaal al duizenden jaren jacht wordt gemaakt. Een kennis zag er weer de overblijfselen in van een geloofstraditie waarbij godsvrees (oftewel: tot hoeveel angst je geest in staat is) generaties lang werd geprezen en aangemoedigd. Iedereen is het er in ieder geval over eens dat het door de Mens en het Verleden komt.

Maar goed, wat de oorzaak ook is, geen enkele verklaring maakt de stijfheid en het ongemak ongedaan. Mijn lichaam blijft in de startblokken staan, klaar om ieder moment zichzelf te verdedigen, zichzelf te beschermen of om gewoon keihard weg te rennen. En zo strijk ik iedere dag maar weer de spieren glad. Probeer ik mijn door geschiedenissen kromgetrokken rug te rechten. Poog ik het lichaam-zoals-het-is te veranderen in het lichaam-dat-het-had-kunnen-zijn.

In iets dat rechtop staat. In iets dat soepel door de dagen gaat. Wanneer mensen de afgelopen millennia iets aardiger tegen elkaar waren geweest. Ze zich iets minder met elkaar hadden bemoeid. Ze elkaar gewoon iets meer met rust hadden gelaten.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.