Ozzy, Tony, Bill en Geezer lieten voor het allerlaatst hun loodzware uitvinding horen tijdens een eredienst voor heavy metal – ‘We are Black Sabbath!’

Een pikzwarte stoel, ergens tussen duistere troon en luie tv-fauteuil in, komt langzaam uit het podium naar boven terwijl de schemering inzet in Birmingham, Engeland. En daar zit hij dan: de Prins der Duisternis. Ingezakt en fragiel, met grijze uitgroei tot aan z’n oren. Eigenlijk als de metal-opa die hij (76) al ruim 25 jaar is. Maar dan gaat z’n mond open voor het begin van ‘I Don’t Know’ en is hij honderd procent Ozzy Osbourne. De oude showman zit nog verborgen in dat gebroken lichaam en schreeuwt het uit, bijna als vanouds: „Let the madness begin!”

Het is een emotioneel moment voor alle 40.000 aanwezigen in Villa Park, het stadion van Aston Villa in Birmingham, en voor de miljoenen wereldwijd die het laatste concert van Ozzy en Black Sabbath via de livestream volgden – volwassen mannen en vrouwen stonden tranen met tuiten te huilen. Lang leek het erop dat Ozzy helemaal niet meer zou spelen, gevloerd door Parkinson en een gebroken nek die niet wil helen na een idioot ongeluk (met zijn quad in zijn tuin) en een nog idiotere val (een sprong náást zijn bed). Maar tijdens het speciale ‘Back to the Beginning’-concert zat hij daar toch maar mooi op het podium, kop thee binnen handbereik en een smile om kippenvel van te krijgen. „I love you all”, bracht hij geëmotioneerd uit. Het einde van een tijdperk.


Lees ook

Ozzy Osbourne, Prins der Duisternis, houdt het langer vol dan gedacht, maar aan zijn carrière komt nu echt een eind

Ozzy Osbourne bij een optreden in 2022.

Heavy metal-ritueel

En dan moest Black Sabbath, de band waar hij in groot werd, nog beginnen. Voor het eerst in twee decennia stonden ze in de opstelling waarmee ze begonnen en in de jaren zestig, zeventig en tachtig de belangrijkste platen mee maakten, ontelbare heavy en minder heavy bands beïnvloedden en een heel genre definieerden.

Dat werd een zaterdag lang onderstreept met een programma waarin je alle lijnen die Sabbath ooit uit had gezet kon zien worden doorgetrokken. De agressie bij trashmetalband Slayer, de heavy blues in bands als Rival Sons, Halestorm en Pantera, de intense zwaarte van Gojira (samen met de headbangende operazangeres Marina Viotti) en een vlijmscherp en zeer entertainend Metallica (Hetfield: „Thank you for giving us a purpose in life!”) – het zal je voorprogramma zijn.

En dan waren er ook nog twee supergroepblokjes vol onverwachte combinaties. Neem Tobias Forge van Ghost, die Ozzy’s ‘Bark at the Moon’ zong met Vernon Reid (Living Colour) en Nuno Bettencourt (Extreme) naast hem. Of de op 77-jarige leeftijd nog messcherpe Steven Tyler van Aerosmith, die sterk Led Zeppelin’s ‘Whole Lotta Love’ zong, met Travis Barker (Blink 182) op drums en niemand minder dan Ronnie Wood (Rolling Stones) op gitaar.

Songfestival-gevoel

Het was een indrukwekkende operatie om te volgen vanuit huis. Met zoveel acts op één podium hadden ze een handig truukje bedacht: meerdere backlines en drumkits werden opgebouwd op een enorme draaischijf op het podium. Even een slinger aan de schijf en de kit van Charlie Benante (Pantera) was zo hup, omgeruild voor die van Danny Carey (Tool). Met de in de livestream tijdens het ombouwen uitgezonden videoboodschappen van fans én beroemdheden (Dolly Parton! Elton John! Angus Young en Brian Johnson!), en beelden van inwoners van Birmingham, kreeg de dag een enorm warm Songfestival-gevoel. Maar dan heavy.

Anthrax speelt in het voorprogramma van Ozzy Osbourne en Black Sabbath, zaterdagmiddag in Birmingham. Foto Andy Buchanan / AFP

Natuurlijk miste je namen. Tony Martin ontbrak bijvoorbeeld, ondanks dat hij op vijf albums van Black Sabbath de microfoon van Ozzy had overgenomen. En mede-metalpioniers Judas Priest, stadgenoten nota bene, brachten alleen een videoboodschap – gewezen gitarist KK Downing speelde wel met o.a. Billy Corgan Priest-klassieker ‘Breaking the Law’. Ook Iron Maiden was een gemis bij een viering van metalgeschiedenis, die schijnen al jaren ruzie met Sharon Osbourne te hebben, vrouw en manager van Ozzy. Ik had ze liever gezien dan Guns N’ Roses, met de piepzang van Axl Rose die ook nog eens vreselijk uit de maat zong. Ergere dissonant was de aanwezigheid van David Draiman, de zanger van Disturbed die onlangs zware munitie van het Israëlische leger signeerde en zo zijn steun uitsprak voor de genocidale oorlog in Gaza. Hij werd in Villa Park ontvangen met boegeroep, niet wat je wil op zo’n dag.

Maar dat was vergeten bij het vallen van de avond, de opkomst van Ozzy en daarna het afscheid van de band waar het allemaal in Birmingham mee begon. Black Sabbath, met vier songs die ook over 50 jaar nog in alle rock- en metalplaylists met belangrijke nummers staan: ‘War Pigs’, ‘N.I.B.’, ‘Iron Man’ en ‘Paranoid’. En voordat de draaischijf voor een laatste keer zou draaien, met Ozzy („Turn the fucking stage!”) in zijn troon en al, gaat de zon onder in Noord-Engeland, luiden er kerkklokken, verschijnen er donkere silhouetten op het podium en loeit het luchtalarm. Bill Ward tikt af, Tony Iommi zet zijn zwaarste E-akkoord in, Geezer Butler doet op z’n bas rond dat akkoord een loopje en dan, Ozzy Osbourne, met wijd opengesperde ogen alsof hij elk moment uit z’n stoel kan springen, als alleen zijn benen maar mee zouden willen werken: „Let me see those fucking hands. We are Black Sabbath!

Black Sabbath in 1975, in Londen. Van links naar rechts: Bill Ward, Tony Iommi, Ozzy Osbourne, en Geezer Butler. Foto Roger Morton/Cleopatra Records/Getty Images