Oud-Kamerlid Dijkgraaf (SGP) en voormalig topambtenaar Van Zwol voorgedragen als nieuwe informateurs
PVV-leider Geert Wilders heeft oud-Kamerlid Elbert Dijkgraaf (SGP) en voormalig topambtenaar Richard van Zwol (CDA) voorgedragen als nieuwe informateurs. Dat zei hij woensdag bij aanvang van het Kamerdebat over het verslag van informateur Kim Putters. De nieuwe informateurs moeten verder praten over de vorming van een ‘programkabinet’.
Van Zwol leidde onlangs een staatscommissie over migratie. De conclusie daarvan was dat de politiek en bestuur meerjarige afspraken moeten maken over de beperking van de migratie. Van Zwol was van 2013 tot 2017 secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Dijkgraaf is een wetenschapper die van 2010 tot 2018 lid was van de Tweede Kamer voor de SGP. Als Kamerlid hield hij zich onder meer bezig met financiën. Sinds 2017 is hij staatsraad bij de Raad van State.
Geert Wilders samen met Caroline van der Plas voor aanvang van het debat. Foto Koen van Weel/ANP
Putters’ plannen prachtig op papier, maar erg ambitieus
De Tweede Kamer debatteert woensdag over het verslag dat informateur Kim Putters vorige week presenteerde. Na vier weken gesprekken met de politieke hoofdrolspelers kwam hij met een ogenschijnlijk duidelijk advies over het vervolg van de tot nu zo stroef lopende kabinetsformatie: laat de vier rechtse partijen PVV, VVD, NSC en BBB met elkaar gaan onderhandelen over de vorming van een zogenoemd ‘programkabinet’.
In Putters’ definitie is dat een coalitie die een akkoord op hoofdlijnen sluit en vervolgens een gedeeltelijk a-politiek kabinet laat aantreden om dat nader uit te werken. Een verfrissend idee dat de zo gewenste nieuwe bestuurscultuur bevordert? Of een gekunstelde variant om het onderlinge wantrouwen te verbloemen?
Wat zijn de vier kwetsbaarheden die opdoemen bij de volgende formatieronde?
De statistieken liegen er niet om. Bij ongeveer een op de vijf echtscheidingen speelt huiselijk geweld een rol. Bij complexe vechtscheidingen zelfs in de helft van de zaken. Maar stappen gescheiden ouders de zittingszaal van de familierechter binnen voor een zaak over gezag of omgang met de kinderen, dan lijkt het of huiselijk geweld niet meer bestaat.
Onveiligheid van vrouwen en kinderen speelt namelijk vaak geen rol als de rechter zich buigt over zorg, gezag en omgang, zo blijkt uit een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar huiselijk geweld in familierechtelijke procedures dat deze dinsdag verschijnt. „Het is verre van vanzelfsprekend om huiselijk geweld mee te wegen omdat in het familierecht vooral het frame van gelijkwaardigheid overheerst, omdat beide ouders evenveel recht hebben op contact met het kind en omdat naar de toekomst wordt gekeken”, vertelt onderzoeker Katinka Lünnemann.
Het onderzoek dat Verwey-Jonker op initiatief van Vrouw en Recht en branchevereniging Valente uitvoerde, vond plaats onder 127 advocaten. Ook werden gesprekken gevoerd met rechters en medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en de vrouwenopvang.
Wat is de belangrijkste reden dat huiselijk geweld en de impact vaak niet worden meegewogen bij familierechtszaken?
„In de wet is vastgelegd dat na scheiding sprake moet zijn van gelijkwaardig ouderschap. Idealistische ouders die in de jaren negentig uit elkaar groeiden maar na scheiding wel co-ouder wilden zijn, hebben dit uitgangspunt bevochten.
„Dat huiselijk geweld niet wordt meegewogen is omdat het bij zorg, omgang en gezag gaat om het belang van het kind en het recht op omgang. Onveiligheid is niet het juridische probleem waarmee het familierecht zich bezighoudt. Daar wordt huiselijk geweld gezien als iets wat bij de strafrechter thuishoort.”
Waarom doet huiselijk geweld nog ter zake als ouders al uit elkaar zijn?
„Het punt is dat uitgezocht moet worden welk geweldspatroon aanwezig was. Als er huiselijk geweld is geweest, wil dat niet automatisch zeggen dat de pleger zijn kind niet meer mag zien. Uit onderzoek blijkt dat als sprake was van agressie tijdens de relatie, een nieuw evenwicht kan worden gevonden nadat de ergste spanning is verminderd. Dan kan ook tot een goede omgangsregeling gekomen worden.
„Maar er moet wel achterhaald worden of het echt veilig is bij beide ouders. Daarvoor moet inzicht komen in de geweldsdynamiek en of die zich doorzet. Als namelijk sprake is van een patroon van dwang, controle en intieme terreur, dan is de kans groot dat het geweldspatroon na de scheiding wordt voortgezet.
„Daarbij is het ook belangrijk aandacht te hebben voor opvoedvaardigheden. Agressieve of controlerende ouders nemen hun eigen behoeften als uitgangspunt, niet die van de kinderen.
„Er zou dus vanaf het begin veel meer gekeken moeten worden naar wat in het belang is van het kind. Dan kan van daaruit een omgangsregeling gemaakt worden.”
Hoe belangrijk is het voor een kind om bij beide ouders op te groeien?
„Omgang met beide ouders is voor het kind het beste, als beide ouders goede opvoeders zijn. Er is veel onderzoek dat aantoont dat het schadelijk is voor een kind als die een van de ouders niet mag zien. Maar als sprake is van onveiligheid bij een van de ouders is het een ander verhaal. Het is voor het kind dan beter om bij de veilige, affectieve ouder op te groeien in plaats van gedwongen te worden contact te hebben met die andere ouder bij wie het niet veilig is.”
Advocaten geven in uw onderzoek aan dat zij huiselijk geweld niet altijd bij de rechter ter sprake brengen omdat het de positie van hun cliënt zou verslechteren. Hoe dan?
„Als een advocaat benoemt dat sprake is van huiselijk geweld, is de kans bijvoorbeeld groot dat de cliënt als niet-meewerkende ouder wordt bestempeld. Hoewel er absoluut rechters zijn die huiselijk geweld serieus nemen, is dat niet vanzelfsprekend. Aandacht vragen voor (aanhoudend) huiselijk geweld kan door rechters worden gelabeld als niet-constructief, sfeer bedervend en diskwalificerend gedrag. Advocaten geven ook aan dat ze het niet melden omdat het kan worden gezien als een valse beschuldiging.”
Valse beschuldigingen liggen in dit soort gevoelige zaken natuurlijk wel op de loer. Hoe voorkom je die?
„Door zoiets goed uit te zoeken, in plaats van de houding aannemen: ‘waar twee vechten, hebben twee schuld’ en ‘het is ons te ingewikkeld, dus we doen of het niet bestaat’. Er zijn nu te veel kinderen die naar een vader of moeder toe moeten terwijl er geen voldoende veilige en affectieve situatie is. Zij raken daar diep ongelukkig en getraumatiseerd van. Dat moeten we echt zien te voorkomen.”
Kan dat wel goed worden uitgezocht? Een belangrijke uitkomst van het onderzoek luidt dat er te weinig kennis is bij betrokken professionals.
„Er komt inderdaad uit het onderzoek naar voren dat rechters en advocaten, maar ook medewerkers van de Raad voor de kinderbescherming of mediators, te weinig kennis hebben van huiselijk geweld en de verschillende geweldspatronen. Bij opleidingen wordt er nauwelijks aandacht aan besteed.”
Waarom?
„Daar krijg ik mijn vinger ook niet achter. Desondanks zijn er zijn zeker mogelijkheden om het goed uit te zoeken en er kan veel meer dan nu gebeurt.”
Wat zou er op korte termijn verbeterd kunnen worden?
„Onze aanbevelingen zijn tweeërlei. Wij pleiten ervoor dat alle juridische professionals en bepaalde hulpverleners, zoals mediators, worden geschoold op het thema ‘huiselijk geweld’. Daarnaast zou er een beter toetsingskader ingevoerd moeten worden, waardoor rechters verplicht worden huiselijk geweld expliciet mee te wegen in hun beslissingen.”
Lees ook
Rechtszaken over echtscheiding onvoldoende kindvriendelijk. ‘Jij hebt gekozen dat je die weekends niet bij mij wilt zijn, dus dan gebeurt dat ook niet’
Het Hongaarse parlement heeft maandag een controversiële grondwetswijziging aangenomen die de regering onder meer toestaat lhbti-evenementen te verbieden. Het amendement werd aangenomen met een meerderheid van 140 stemmen voor tegenover 20 stemmen tegen. Met de wetswijziging worden de rechten van de lhbti-gemeenschap in de EU-lidstaat nog verder ingeperkt.
De wetswijziging komt niet uit de lucht vallen. In februari deed de Kremlin-gezinde premier van Hongarije Viktor Orbán de aankondiging dat hij voor het Paasweekend af zou hebben afgerekend met de „liberale netwerken” in zijn land.
Een maand geleden werd het anti-lhbti-amendement ingediend door Fidesz, de partij van premier Orbán, en versneld door de parlementaire machine gehaald. Vanwege de grote meerderheid van de rechts-populistische partij en de christelijke coalitiepartij KDNP in het Hongaarse parlement, was het aannemelijk dat de wetswijziging inderdaad zou worden doorgevoerd.
Afschrikmiddel
De wijziging verankert de erkenning van slechts twee geslachten (m/v), wat een grondwettelijke basis biedt voor het ontkennen van de genderidentiteit van sommige non-binaire burgers in Hongarije. Daarnaast maakt het de weg vrij voor autoriteiten om gezichtsherkenningssoftware te gebruiken om deelnemers van de Pride te identificeren, en mogelijk te beboeten.
Eind vorige maand verbood het parlement al de Budapest Pride. De dertigste editie van de Pride-mars trekt jaarlijks tienduizenden bezoekers. Ten tijde dat het wetsvoorstel ingediend werd, lieten de organisatoren al weten de mars alsnog door te laten gaan. De oppositiepartij Momentum stelt maandag dat de wetswijziging zal worden ingezet als ‘afschrikmiddel’ voor mensen om deel te nemen aan de mars.
Lees ook
Verbod op Budapest Pride, juist nu Hongaarse economie slecht draait: ‘Niet voor het eerst probeert Orbán de aandacht af te leiden’
Niet alleen de lhbti-gemeenschap zal de gevolgen van de nieuwe wet voelen. De Hongaarse regering krijgt met het doorvoeren van het amendement ook de bevoegdheid het staatsburgerschap van Hongaarse burgers met een dubbele nationaliteit „die een bedreiging vormen voor de veiligheid of soevereiniteit van het land” op te schorten.
Weerstand
Het voorstel leidde de afgelopen weken tot grote weerstand. Hongaren gingen massaal de straat op om tegen de ‘ontmanteling van de democratie’ te protesteren. Ook gaven 22 Europese ambassades in Hongarije, waaronder die van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, een gezamenlijke verklaring uit waarin ze zeiden zeer bezorgd te zijn dat de wetgeving zou leiden tot „beperkingen op het recht op vreedzame vergadering en de vrijheid van meningsuiting”.
Al eerder voerde Orbán’s partij meerdere wetten in die de rechten van de lhbti-gemeenschap inperken. Zo werden in 2021 onder meer lesmateriaal en advertenties verboden die seks met iemand van hetzelfde geslacht onder kinderen ‘populariseren’, of waarin homoseksualiteit wordt getoond of iemands genderidentiteit wordt bevestigd.
Lees ook
Het kabinet is te stil over Hongarije, en dus over de rechtsstaat
Hoe is meer financiering vrij te maken voor het Nederlandse bedrijfsleven? Voor investeringen in de energietransitie en de uitbreiding van de Nederlandse defensie-industrie? Als het aan een groep van 51 prominenten uit dat bedrijfsleven en de economische wetenschap ligt, is het antwoord: door een Nationale Investeringsbank (NIB) op te richten.
Onder het plan dat afgelopen weken is verspreid onder ministeries en Kamerleden, staan de namen van onder meer Constantijn van Oranje, oud-minister Neelie Kroes en ondernemers Michiel Muller (Picnic) en Ali Niknam (Bunq). Volgens de ondertekenaars heeft Nederland zonder NIB geen „krachtig overheidsvehikel” voor bedrijfsfinanciering, onder meer dus voor de energietransitie en scale-ups in bijvoorbeeld AI. Zonder heeft Nederland bovendien geen goede gesprekspartner voor de Europese Investeringsbank die een steeds grotere rol krijgt in de verdeling van gelden. En Duitsland en Frankrijk hebben wél een nationale investeringsbank.
1. Wat is een nationale investeringsbank?
Dat is een bank die zich in opdracht van de overheid richt op de financiering van bedrijven. Zo’n bank krijgt kapitaal van de overheid en kan daarmee op de financiële markten geld ophalen bij beleggers. Het huidige plan voorziet met 10 tot 12 miljard euro aan overheidskapitaal 100 miljard euro aan financieringsruimte.
Die ruimte kan worden gebruikt om leningen aan te gaan of aandelen te kopen. Daarbij gaat het in principe om aandelen van bedrijven met net wat meer risico dan een commerciële bank aandurft – omdat bijvoorbeeld een techniek nog niet is bewezen. Of om voor Nederland essentiële activiteiten – denk aan defensie. Kan een bedrijf op eigen benen staan, dan moeten normale banken de financiering weer overnemen. „Doel is het ondervangen en zo mogelijk oplossen van marktfalen”, zo staat in de notitie.
2. Had Nederland niet eerder een investeringsbank?
Ja: de Nationale Investeringsbank. Die werd als Herstelbank opgericht na de Tweede Wereldoorlog om de wederopbouw van de economie te stimuleren. Dan had je ook nog de Maatschappij voor industriële projecten (Mip). Die werd in de jaren tachtig opgericht om nieuwe industriële projecten van de grond te krijgen. Een durfinvesteerder eigenlijk.
Beide instellingen werden geheel geprivatiseerd in de jaren negentig, omdat overheidsbemoeienis met de financiële sector niet meer nodig werd geacht. De Nationale Investeringsbank is nu als NIBC een hypotheekbank. De Mip is rond 2003 omgevormd tot private-equityfirma Alpinvest. Beide partijen zijn nu in Amerikaanse handen.
Er zijn nog wel zakelijke overheidsfinanciers. Zo zijn er negen regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die als een soort overheidsinvesteringsbanken fungeren. Verder is daar ook nog de FMO, een investeringsbank die zich richt op ontwikkelingslanden en -thema’s.
3. Is deze wederopstanding een nieuw idee?
Nee, zeker niet. Zo is na de kredietcrisis en Europese schuldencrisis meermaals voor heroprichting van een nationale investeringsbank gepleit. Een van de huidige ondertekenaars, voormalig topambtenaar Jeroen Kremers, schreef in 2016 in opdracht van een andere ondertekenaar, toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem, een plan. Daaruit ontstonden Invest-NL en Invest-International, maar die fondsen kunnen niet zelf geld ophalen en hebben daardoor niet de schaal die een NIB kan hebben.
Een paar jaar geleden pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ook voor een NIB en begin dit jaar begon Theo Henrar, voorman van industriebranchevereniging FME, erover in een interview met NRC. Naar aanleiding van dat laatste gesprek is het initiatief genomen tot de notitie van zes A4’tjes.
Modellen van ammunitie bij een stand op de defensiebeurs NEDS. Foto Ruchama van der Tas
4. Waarom een nieuwe poging?
De initiatiefnemers denken dat er momentum is. Heel praktisch gezien wordt momenteel onderzocht of Invest-NL en Invest-International moeten worden samengevoegd – als die twee omgevormd worden tot een NIB, zou die laatste meteen startkapitaal hebben, zo licht voormalig topambtenaar Kremers via de telefoon toe.
Nog veel belangrijker is het geopolitieke momentum. In Europa en Nederland lijken bestuurders de noodzaak van investeringen in de eigen economie en industrie eindelijk in te zien, door de strapatsen van de Amerikaanse president Donald Trump en de noodzaak om de Europese te versterken, in verband met de oorlog in Oekraïne. In het rapport-Draghi over hoe het Europese groeivermogen aan te jagen, wordt ook meermaals een grote rol toebedeeld aan national promotional banks.
5. Hoeveel kans van slagen heeft dit?
Allereerst is politieke wil vereist. Dat is nog onduidelijk: het ministerie van Financiën laat vooralsnog alleen weten de brief te bestuderen.
Mocht de nieuwe Nationale Investeringsbank er komen, dan is de vraag of die zodanig wordt ingericht dat deze op lange termijn bestaansrecht heeft: een volgend kabinet moet de bank niet meteen weer de nek om kunnen draaien, zoals bijvoorbeeld met het Groeifonds is gedaan. In de notitie staat daarom dat de bank een „professioneel geleide, privaatrechtelijke financiële groep” moet worden „met een onafhankelijk statuut en mandaat”. Als externe financiers daar geen vertrouwen in hebben, zullen ze geen hefboom verschaffen boven op het door de overheid verstrekte kapitaal. Dan blijft de NIB tandeloos.
Hoogleraar financiële markten Arnoud Boot (UvA), die meeschreef aan het WRR-rapport, deelt de noodzaak, maar denkt niet dat de overheid dit eigenhandig voor elkaar krijgt. Hij pleit voor betrokkenheid van private investeerders als mede-aandeelhouders in de bank. „De zakelijkheid moet geborgen zijn, omdat je de wispelturigheid van de overheid voor moet blijven. Private bemoeienis kan voor consistenter beleid zorgen dan de huidige politiek.”
Hoofdeconoom van PwC en hoogleraar toegepaste economie (UvA) Barbara Baarsma is het daarmee eens. Ze heeft wel hoop dat dit plan slaagt. „Alle politieke partijen hebben door dat Nederland vastloopt. Met zo’n bank kunnen we een stap maken – ook omdat die anders dan de politici van nu een veel langere horizon kan aanhouden.”
Lees ook
Europese Commissie komt met herbewapeningsplan voor 800 miljard, inclusief politiek gevoelige gezamenlijke leningen