In 2023 besloot ik een jaar lang als vrijwilliger in een zorgtuin te werken. De moestuin van buitenplaats Jagtlust in ’s-Graveland, welteverstaan. Een plek met een geschiedenis van ruim twee eeuwen. Lang was het domein exclusief voor de welgestelden, maar tegenwoordig biedt het een veilige haven voor onder anderen mensen met dementie en alzheimer.
Onder begeleiding van vrijwilligers, zoals ik, werken de deelnemers hier een paar dagen per week in de tuin. Schoffelen, snoeien, planten, er is altijd iets te doen. Elk seizoen brengt zijn eigen ritme, zijn eigen taken.
De eerste maanden waren een zoektocht. Tuinieren was me grotendeels vreemd. Ik had geen eelt op mijn handen, nauwelijks besef van zaaien en oogsten. Ik moest leren kijken, begrijpen hoe de natuur ademhaalt, meebeweegt met seizoenen en weersveranderingen. Maar ik moest ook leren omgaan met de stilte, met het ontbreken van de constante prikkels die mijn stedelijke brein gewend was.
In het begin voelde ik me als een afkickende verslaafde die rusteloos op zoek was naar een snel shot dopamine. Mijn hand schoot vaak automatisch naar mijn telefoon. Het was een oude reflex. Tot het besef doordrong: ik beroofde mezelf van de kans om echt in het moment te zijn.
En dan waren er natuurlijk de mensen. In het begin leken ze ongrijpbaar. Een gesprek kon beginnen in het nu en eindigen in een herinnering van decennia geleden; een blik vol herkenning kon binnen seconden omslaan in verwarring. Soms leek de tijd hier een eigen logica te volgen, versplinterd, golvend, terugkerend naar momenten, als een kringloop.
Als een jazzmuzikant
Ondanks dit alles nam de tuin me over. Ik raakte vertrouwd met zijn trage, tijdloze ritme en leerde meebewegen, als een jazzmuzikant die al improviserend samenspeelt met zijn medespelers. En ik begon te zien dat taal slechts één manier van communiceren is. Een lach, een blik, een aanraking: soms zeggen die meer dan woorden. De deelnemers met dementie – net als de planten en dieren – hielden me een spiegel voor. Ze lieten me voelen hoe veelzeggend stilte kan zijn, en hoe wij, ‘gezonde’ mensen, misschien wel veel te veel praten.
De deelnemers met dementie lieten me voelen hoe veelzeggend stilte kan zijn, hoe wij misschien wel veel te veel praten
Wat je aandacht geeft, groeit. Een cliché, maar daarom niet minder waar. In de moestuin werd dit me des te duidelijker. In onze 24-uurseconomie, waarin aandacht vooral wordt gezien als een schaars goed dat gekocht en verkocht kan worden, ontdekte ik dat oprechte aandacht iets anders is. Geen reclamebord, geen afleiding, geen externe prikkel, ik moest het zelf geven. Niet alleen aan de mensen en gewassen in de moestuin, maar ook aan de wereld in mezelf.
En naarmate ik langer in de tuin werkte, merkte ik hoe mijn blik verruimde, mijn zintuigen scherper werden en ik me steeds dieper verbonden voelde met deze kleine gemeenschap van mensen, dieren en planten. Misschien zou je het kunnen beschrijven als een gevoel van eenheid: het besef dat alle facetten van het leven – dood en groei, vreugde en verval – hier op een natuurlijke manier samenvielen. Niet als losse fragmenten, maar in een voortdurende samenhang.
„Liefde is een actieve kracht in de mens”, schreef de Duitse sociaal psycholoog en filosoof Erich Fromm in zijn klassieke werk Liefhebben. Een kunst, een kunde uit 1956. „Zij doorbreekt de muren die de mens scheiden van zijn medemensen, zij verenigt hem met anderen. Liefde bevrijdt de mens uit de gevangenis van zijn afzondering, bevrijdt hem van het gevoel gescheiden te worden van de heelheid des levens, en biedt hem daarbij toch de mogelijkheid zichzelf te zijn, zijn integriteit te bewaren.”
Liefde is geen ruilhandel
Fromm bekritiseerde het idee dat liefde iets is wat je toevallig overkomt, iets wat je kunt bezitten. Hij stelde daar tegenover dat liefde juist een actieve houding vereist: een voortdurende inzet om de ander werkelijk te zien, als mens met een eigen kern. Liefde is geen ruilhandel, geen wederzijds akkoord waarbij je liefhebt zolang je er iets voor terugkrijgt. Het is geven, niet als opoffering, maar als een uiting van overvloed, een innerlijke bron die, in tegenstelling tot wat we vaak denken, niet slinkt door te delen, maar juist groeit.
In de moestuin leerde ik dat geven niet altijd iets groots hoeft te zijn. Soms was het een helpende hand bij het wieden van onkruid, een kalmerend woord wanneer iemand verdwaalde in zijn eigen gedachten, of gewoon samen zwijgend kijken naar een specht.
Een zorgtuin is een plek waar aandacht en zachtheid geen zwakte zijn. Het is een weigering om de wereld als strijdtoneel te zien
In een samenleving waar ‘hebben’ belangrijker is dan ‘zijn’, zoals Erich Fromm het treffend beschreef, waar efficiëntie en winst de maatstaven van succes zijn, wordt zorg vaak als iets zachts beschouwd, als bijzaak. Hier, in de tuin, ontdekte ik hoe misleidend dat idee is. Zorg is geen actie op zich, maar een fundamentele manier van zijn, een bewuste keuze om in verbinding te staan met de wereld om je heen.
Aandacht als kracht
Zorg vraagt moed, vooral in een tijd van cynisme en onverschilligheid. Juist daarom is een zorgtuin zo een radicaal project: het is een plek waar aandacht en zachtheid niet als zwakte worden gezien, maar als een kracht die ons kan verbinden en vreugde kan geven. Het is een weigering om de wereld als een strijdtoneel te zien en een keuze om haar te benaderen met hoop en verantwoordelijkheid. Soms lijkt dit tandeloos, een pleidooi voor zorg in tijden van hardheid en chaos. Maar wie het zelf heeft gegeven en ontvangen – ook buiten vrienden en familie – begrijpt pas echt de kracht ervan.
Toch is zorg geven niet altijd een keuze. Voor veel mantelzorgers is het een noodzaak, geen bewuste beslissing, maar een verantwoordelijkheid waar ze niet aan kunnen ontsnappen. De luxe om er even niet te zijn, om afstand te nemen, ontbreekt vaak. Zorg kan vervullend zijn, maar ook uitputtend, zeker in een samenleving die steeds meer op individuele kracht leunt en waar de druk om vol te houden hoog is. In de zorgtuin zag ik hoe deze zwaarte tijdelijk verlicht kan worden, maar in de bredere samenleving is dat niet vanzelfsprekend.
Nu, maanden later, besef ik dat zorg niet simpelweg een taak of verplichting is, maar ook een bron van rust en betekenis kan zijn, mits we erkennen dat niemand het helemaal alleen kan dragen. Ik oefen die zorgzaamheid nu in kleine alledaagse gebaren. Niet uit de ambitie om de wereld te redden of een heilige te worden, maar simpelweg omdat het waarde heeft. In die zin is het geen opoffering, geen altruïstische daad. Het is een manier om je met de wereld te verbinden, om betekenis te geven aan het moment. Om echt mens te zijn.
