Wij zijn leraren in opleiding aan de universiteit Leiden. Na de bewuste keuze voor de opleiding tot ‘eerstegraads’ leraar (voor de bovenbouw van havo en vwo) het lopen van stage, en in sommige gevallen al een baan, constateren we: lesgeven is spannend, leuk en zinvol werk, maar het perspectief op een langdurige vreugdevolle carrière voor de klas is mager.
Middelbare scholen moeten de komende tien jaar rekenen op een structureel lerarentekort. Met name de vakken Frans, Duits, klassieke talen, natuur- en scheikunde zitten in de gevarenzone. Of die vakken straks gegeven kunnen worden, is de vraag. Ook kernvakken als Nederlands en wiskunde kampen met grote lerarentekorten. Wat is dit toch? Waarom willen niet meer mensen leraar worden? Zijn wij gek? Nee hoor, maar een aantal zaken kan wel anders en beter. Niet leraren krijgen, maar behouden, lijkt het probleem te zijn.
Het imago van leraarschap is om te beginnen niet best. Leerlingen vragen ons vaak: ‘Je studeert aan de universiteit, waarom sta je dan voor de klas?’ Het werk oogt monotoon, biedt weinig kansen op ontwikkeling binnen het vakgebied en het burn-out percentage is hoger dan in andere sectoren. Universitaire studenten zien de lerarenopleiding nog wel eens als een soort tijdverdrijf, een makkelijke manier om aan studiepunten te komen. Het is haast zonde om leraar te worden, als je een wetenschappelijke studie hebt gevolgd.
Een beeld dat de universiteiten bevestigen: gedurende de opleiding wordt onderzoek sterk aangemoedigd, terwijl het leraarschap hooguit één keer op een informatiemarkt wordt genoemd. Daar komt nog bij dat veel studenten die beginnen aan de lerarenopleiding stoppen vanwege de zweverige, niet-inhoudelijke, leerstof die niet echt helpt bij lesgeven aan een drie-havo-klas met 32 kinderen.
Deprimerende vibe
Op de scholen zelf hangt een gelijksoortige deprimerende vibe. De kwaliteit van onderwijs holt achteruit. Iedere docent die we spreken ziet het niveau van de afgeleverde leerlingen dalen. Wij kozen voor het onderwijs om dat te veranderen. Maar deze ambitie wordt niet gedeeld: geld voor verbetering komt zelden in de klas terecht. De zogenoemde lumpsumfinanciering – schoolbesturen krijgen geld per leerling dat ze naar eigen inzicht kunnen besteden maar dragen ook zelf de financiële risico’s – is een uitnodiging gebleken om onderwijs zo goedkoop mogelijk aan te bieden. De reservebuffers lopen zo in de miljarden euro’s, maar de klassen zijn groot en docenten ervaren beknibbeling op hun mogelijkheden.
Waarom besteden we het geld niet aan zaken die de kwaliteit ten goede komen? Denk hierbij aan kleinere klassen, gelijke beloning voor docenten met hetzelfde werk (echt, dat is nu niet zo) en meer tijd en middelen voor ontwikkeling in het beroep. In plaats daarvan zien wij scholen geld gebruiken om zichzelf ‘te profileren’, om zo leerlingen weg te snoepen bij concurrenten. Als docenten worden we afgeleid met werkgroepjes over vage thema’s als ‘eigenaarschap van de leerling’. We kunnen onze tijd beter gebruiken voor het ontwikkelen van lesmateriaal dat aansluit bij de behoeften van onze leerlingen, of beter leren lesgeven aan volle klassen.
En zo groeit onze verbazing verder. Het aantal vervulde fte’s in het voortgezet onderwijs is in de laatste tien jaar nog nooit zo hoog geweest. Het aantal leerlingen neemt, met uitzondering van de Randstad, af. Toch kiezen steeds meer scholen voor een vierdaagse werkweek of minder minuten les per vak.
Leren gaat niet vanzelf
Misschien heeft ook dit te maken met de strijd om de leerling. Zo verkocht het Picasso Lyceum in Zoetermeer het idee van een les van slechts 30 minuten als ‘verbindend leren’. In zo’n les kunnen leerlingen lekker zichzelf zijn, ervaren ze geen druk en het leren gaat vanzelf. De leerling is in deze manier van denken een klant die wordt verleid een aantrekkelijk product af te nemen. De leraar is niet de belangrijkste figuur in het groeiproces van die klant.
Natuurlijk, wij komen pas net kijken, en misschien klinken we pedant. Anderzijds, als we met leraren en bestuurders spreken over onze observaties, krijgen eigenlijk nooit een heldere weerlegging. Dat maakt ons onzeker. Want ja, leraar is een belangrijk, zinvol en mooi beroep. Maar help ons dan ook er vol overtuiging voor te kunnen kiezen.
Leeslijst