Opinie | Wil je een roman schrijven? Ga eerst eens wat lezen

Enkele jaren geleden zag ik in de Franse krant Le Monde een cartoon waarop een jongen en een meisje voor de etalage van een boekhandel staan. Weemoedig staren ze naar de enorme hoeveelheid pas verschenen boeken die voor hen uitgestald liggen.

„De mensen lezen niet meer”, verzucht de jongen. „Nee”, zegt het meisje. „Ze schrijven.”

Overdreven, en tegelijk ook waar. Het regent sombere aanzeggingen over een krimpende markt voor literatuur. Uitgevers klagen steen en been. Vrijwel wekelijks dalen alarmerende cijfers over ontlezing op ons neer.

Maar nog nooit, echt nooit, heb ik iemand in Nederland horen klagen dat er in ons land te weinig wordt geschreven.

Tijdens de pandemie die achter ons ligt kondigde menige uitgeverij zelfs een manuscriptenstop af. Stuur maar niet meer, was – en is bij veel uitgeverijen nog steeds – de boodschap. Onder redacteuren en agenten is er al jarenlang sprake van een actief ontmoedigingsbeleid. Denk niet dat we die envelop open gaan maken, verwacht niet dat we je pdf gaan aanklikken. Please, bespaar jezelf en ons de moeite, denk maar niet dat je het zomaar kunt.

Ga eerst eens wat lezen.

Maar de literaire bewijsdrang van auteurs in spe laat zich niet zo gemakkelijk afstoppen. Uitgevers die auteurs zelf laten betalen voor het uitgeven van hun werk, maken een bloeitijd door. De meeste jongeren die ik tegenkom hebben in hun Twitter- of Insta-bio staan: „Werkt aan een roman bij uitgeverij Prometheus.” Ook onder de vele uitstekende journalisten die ik ken zijn er maar weinig die er niet van dromen een roman te schrijven. Ik moet bekennen dat de moed me altijd een beetje in de schoenen zinkt, wanneer ik schrijvers van uitstekende reportages en artikelen of non-fictie-werk tegenkom, die dan met een verwachtingsvol gezicht zeggen: „Ik ben op dit moment bezig met een roman.”

Niet doen, denk ik dan. Waarom zou je ook? Er zijn al te veel romans. De boekhandels puilen uit. Maar een roman, of iets wat daar op lijkt, blijft de heilige graal.

Krimpende markt

Aan schrijvers geen tekort, dus, maar waar zijn de lezers? „Het leespubliek van boeken bestaat vooral uit oudere mensen”, berichtte de Stichting Lezen nog maar twee weken geleden. „Jongeren zijn de laatste vijf jaar 40 procent procent minder tijd gaan besteden aan lezen.” Dat gaat op voor alle tekstsoorten, meldt de Stichting, en dus ook voor boeken.

In NRC somberden onlangs nog vier uitgevers over de almaar krimpende markt voor Nederlandstalige literatuur. Deels komt dat omdat de markt zich verplaatst heeft: 30 procent van de jongeren die lezen doet dat in het Engels. Veel populaire titels op sociale media, schrijft de organisatie van de Week van het Engelse boek op haar website, zijn „feelgood- en romance-titels”.

Dat veel jonge lezers voor het Engels kiezen is niet meer dan vanzelfsprekend. Wanneer de samenleving verengelst, wanneer het onderwijs verengelst, verengelst de cultuur mee. Maar volgens een van de uitgevers in het groepsgesprek ligt het ook aan de Nederlandse literatuur zelf. Hij zegt: „Dat je jonge lezers niet bereikt, heeft ook te maken met hun perceptie dat de Nederlandse literatuur niet voor hen is. Want die gaat nogal eens over oude mannen die verliefd zijn en dat het dan niet lukt.”

Op die uitspraak moest ik even kauwen. Ik heb de genomineerden voor de literaire prijzen van de afgelopen jaren bekeken, en er zat geen een bij over een oude man die verliefd is – en dat het dan niet lukt.

De enige roman over dit thema die mij te binnen schiet is geen Nederlandse roman. Het is Lolita van Vladimir Nabokov – ook bij jongere lezers een veelgelezen klassieker.

Het compliment dat iemand ‘belezen’ is hoor je nooit meer

Er zit iets bewust smalends in die karikatuur van de uitgever, of eerder angst misschien – de aloude angst van de man die met anderhalve voet over de drempel van de middelbare leeftijd staat en bang is de aansluiting met jongeren te missen. Het zegt dus misschien meer over de uitgever zelf dan over de jonge lezers voor wie hij denkt te spreken.

Wat hij misschien wil zeggen, laten we het welwillend interpreteren, is dat nieuwe generaties zich niet meer herkennen in de traditionele Nederlandse literaire cultuur. Dat is de cultuur van literaire avondjes in het land, de cultuur van literaire tijdschriften, van de Grote Drie, telefoon voor Harry ‘Homerus’ Mulisch in hotel-restaurant Americain, de stofzuiger van Simon Vestdijk en snaakse polemiekjes die inmiddels ontzettend kinderachtig en onbeduidend aandoen. Die literaire cultuur bestaat inderdaad vooral nog als een nostalgisch tijdverdrijf. Wie het niet heeft meegemaakt, staat erbij en kijkt ernaar, met enige ontzetting misschien ook. Waar gaat dit over? Niet over mij in ieder geval. Er ontstaan nieuwe vormen van leescultuur, de culturele context van literatuur is onherroepelijk anders, omdat de maatschappij er totaal anders uitziet dan in 1950 of in 1970 of in 1990. Dat is niet meer dan normaal.

Voortdurend afgeleid

Behalve de verengelsing is er nog een groot verschil met eerdere periodes: er wordt gevochten om onze aandacht. Vlakbij waar ik in Parijs woon bevindt zich het kleine Musee de la Vie Romantique. Daar heeft men als attractie de zitkamer van de negentiende-eeuwse Franse schrijfster George Sand nagebouwd. Leerzaam, want wat je meteen opvalt is hoe men zich in de negentiende eeuw zelf moest zien bezig te houden. Er hangen schilderijen aan de muur, heel veel schilderijen, er zijn boeken, er staat een piano – dat is het. Geen krant in de bus, geen radio of smart-tv op het dressoir, geen telefoon, nergens een scherm te bekennen. Lezen kon je, borduren of schilderen, roddelen of een beetje piano spelen, dat was het.

George Sand had nog het geluk dat het Chopin himself was die voor haar kwam spelen, maar de avonden op het Franse platteland moeten lang geweest zijn. Geen wonder dat Sands eigen romans zo wijdlopig zijn.

Niet alles is achteruitgang.

Dat de leescultuur zich overeind moet zien te houden in een maatschappij waarin we voortdurend worden afgeleid door andere media, is inmiddels wel tot iedereen doorgedrongen. Vroeger kon je iemand prijzen door hem of haar of hen ‘belezen’ te noemen. Dat compliment hoor je nooit meer. Maar er zijn critici, zoals de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco, die stellen dat met het verdwijnen van die traditionele literaire cultuur ook iets wezenlijks is verschoven. Het hele idee van diepgang, van zelfverheffing door het lezen van literatuur, zegt Baricco in essays als De barbaren en The Game, is uit onze cultuur verdwenen. Hij stelt dat vast zonder nostalgie, zonder cultuurpessimisme. We laten ons meeslepen, we surfen over de oppervlakte, we laten ons prikkelen, maar we zetten niet langer ons eigen bewustzijn tegenover het kunstwerk.

Ook Baricco is bang, denk ik, net als de Nederlandse uitgever die ik zojuist citeerde, om voor cultuurpessimist uitgemaakt te worden. Mensen die zich teweerstellen tegen bepaalde tendensen in de cultuur, worden al gauw mensen die steeds herhalen dat het vroeger allemaal beter was.

Daar wil je niet bijhoren.

Maar ik denk dat ze het kind met het badwater weggooien. De tijdgeest beweegt zich nooit één richting op. Iedere tijd kent grote veranderingen en verschuivingen die spanningen en debat zouden moeten oproepen, geen schouderophalende berusting. Het is juist ontzettend eigentijds die nieuwe ontwikkelingen kritisch te bevragen.

Confronterend lezen

Een denkfout die bijvoorbeeld vrijwel altijd gemaakt wordt in de discussies over een afkalvende leescultuur, is dat het om iets gaat dat van bovenaf wordt opgelegd, een verplichting in naam van een versleten cultureel verheffingsideaal dat tegenwoordig vooral weerzin oproept. Ook in het groepsgesprek van de vier uitgevers in NRC klinkt dat sentiment door; het leesgedrag is veranderd, en je kunt de mensen maar beter geven wat ze willen.

In hun geval is dat nog te begrijpen. Ze moeten immers boeken verkopen. Maar als cultuurkritiek, als engagement met de tijd waarin je leeft, is het behoorlijk futloos.

„Netflix kijken is als skieën”, zei schrijver Peter Buwalda vorige week bij Khalid & Sophie, „je gaat vanzelf. Lezen is hardlopen, je moet het zelf doen en je moet erop trainen.”

Ik heb wel eens geskied en het ging niet echt vanzelf. Maar ik begrijp wel wat Buwalda bedoelt. Veel in onze cultuur is op passieve consumptie gericht. Je binget, je surft, je geeft je over, je dompelt jezelf onder. Begrijp me goed, dat is behoorlijk onweerstaanbaar. Maar de inspanning die wordt gevraagd bij wat ik confronterend lezen noem, kost misschien wel pijn en moeite, maar het is echt een misvatting te denken dat het dan ook wel een straf moet zijn.

Integendeel.

Daarom is Buwalda’s vergelijking met hardlopen zo treffend – lezen is niet passief of inactief. Want zoals mensen steeds minder lezen, zo bewegen ze, wijzen alle onderzoeken uit, ook steeds minder. Maar je hoort niemand zeggen dat we ons daar dan maar bij neer moeten leggen, dat lopen, laat staan hardlopen, een hopeloos achterhaalde bezigheid is.

Jezelf uitdagen, de wereld in je hoofd eigenhandig openbreken en verhalen van anderen toelaten, je eigen ervaring naast die van anderen leggen die in totaal andere werelden leven, die haaks staan op de agressieve stelligheden waar de wereld buiten je hoofd vol van is.

Vroeger werd steeds maar weer bediscussieerd of je van lezen een beter mens zou worden. Als antwoord klonk er dan meestal een parmantig ‘nee’. Maar het is wat mij betreft dan ook een verkeerde vraag. Van lezen word je zelf een stuk interessanter. En – hoe meer je leest – de wereld buiten je eigen hoofd, en andere mensen, ook.

Verwarring toelaten

In de Volkskrant stond de afgelopen week een interview met de progressieve Israëlische schrijver Edgar Keret, wiens wereld net als die van zoveel anderen op 7 oktober volledig is ingestort. Hij bezoekt samen met zijn vrouw overlevenden van de slachting door Hamas. Ze vertellen verhalen, horen verhalen aan, maken notities. Ze praten, schrijven, luisteren, vertellen.

De verslaggever vraagt hem of de slachtoffers geen andere dingen nodig hebben dan verhalen. Keret antwoordt: „Verhalen lijken nu misschien irrelevant en onbelangrijk, maar zijn ook als een zolder in huis. Een verstopplek. Die mensen, kinderen en volwassenen, hebben een enorm traumatische ervaring achter de rug. Ze hebben die gruwelen meegemaakt en zijn daarna opgezadeld met een simplistische boodschap: jij bent een slachtoffer, hij is een held, we zullen je wreken, of het is jullie eigen schuld. Wat wij proberen te doen is om die etiketten te overstijgen. Het is moeilijk en de gesprekken die we met hen voeren zijn lang niet altijd helder of gearticuleerd, maar dat hoeft ook niet. Het is niet simpel. Je moet die verwarring toelaten. En dat kan door verhalen te vertellen. Dat kan in deze tijd steeds minder. Op Facebook word je aan stukken gescheurd als je ruimte laat voor ambiguïteit.”

Begrijp me goed, de meesten van ons bevinden zich in een oneindig veel minder extreme situatie dan de mensen waarover Keret vertelt – en hijzelf. Maar ook voor ons raakt hij de kern. Dat we verhalen nodig hebben om te kunnen leven, dat weet iedereen wel. En we willen graag vertellen, gezien worden, maar willen we ook kijken en lezen? Schrijvers zijn er altijd wel genoeg, maar willen we nog echte lezers worden? Wie leert ons dat we verhalen nodig hebben om de simplistische verhalen over goed en kwaad in het mediatijdperk open te breken, om ons teweer te stellen tegen de dogma’s en manipulaties waarmee we dag in en dag uit bestookt worden? Wie leert ons om ruimte in ons hoofd te maken voor ervaringen en emoties die zich niet in een slogan of tweet laten samenvatten?

Dat gaat niet vanzelf, zoals ook de literaire hardloper Buwalda zegt. Je moet het zelf doen en trainen.

Maar je hebt ook stemmen nodig die je aanmoedigen, mensen met wie je over je prestaties praat, die je op andere ideeën brengen. Mensen die je niet steeds maar vertellen dat het een plicht is, of straf, of huiswerk, maar dat juist die inspanning je verder brengt in je eigen hoofd dan je ooit had kunnen dromen.

Zonder aanmoediging gaat het niet. Ook lezers hebben, net als hardlopers, trainers nodig. Ik hoop dat de lezer van deze woorden ze opvat als een opdracht aan zichzelf, een oproep om onmiddellijk aan de slag te gaan. Want zo zijn ze bedoeld.

Dit is een bewerking van het Boekenbon Betoog dat Bas Heijne heeft uitgesproken op 9 november bij de uitreiking van de Boekenbon Literatuurprijs 2023 in de Grote Kerk in Den Haag.


Lees ook
De leescrisis is als de klimaatcrisis: er moet nú iets gebeuren. Maar wat?

<em>The new novel</em>, een waterverfschilderij van de Amerikaanse schilder Winslow Homer uit 1877. Homer maakte meerdere schilderijen van lezende vrouwen.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/11/opinie-wil-je-een-roman-schrijven-ga-eerst-eens-wat-lezen.jpg”><br />
</a></p>
<div class=