Dat Nederland segregeert is eigenlijk geen nieuws, maar het CBS-onderzoek beschrijft het als een soort biologisch verschijnsel aan de hand van ‘herkomst’. Alsof het Agrarisch Nieuwsblad rapporteert over de aanwezigheid van veel mais in de noordelijke provincies. Logisch, de boeren stopten het zelf in de grond. Met segregatie is het net zo, we oogsten wat we hebben gezaaid. Het verschil is dat tweedeling niet binnen één seizoen groeit – dat maakt het oorzaak-gevolg proces ondoorzichtig.
Voor mijn boek Op een dag in Nieuw-West onderzocht ik het ontstaan van segregatie in Amsterdam. De hoofdstedelijke tweedeling kende een duidelijke planologie. De zeventiende eeuwse grachtengordel was al gesegregeerd, maar de scheiding van sociale klassen werd twintigste eeuw pas echt systematisch ter hand genomen. Woningbouwverenigingen lieten arbeiders weliswaar goed wonen, maar niét in gemengde buurten. Op dure grond werd voor de rijken gebouwd, op goedkope voor de armen. De noordkant van de stad was voor havenarbeiders en ondraagkrachtigen. ‘Probleemgroepen’ werden met een huurtoeslag gestimuleerd om woningen in Noord te betrekken.
Trekjes van apartheid
Middenstanders en de betere arbeidersklasse kwamen terecht in andere delen van Amsterdam. Voor de rijken werd gebouwd in Zuid en de Watergraafsmeer. Niet alleen wees de stad verschillende type mensen selectief toe aan verschillende gebieden. Ook voorzieningen als universiteiten, hoger onderwijs en musea gingen rond de twintigste eeuw naar de rijke stadsdelen. Al vlak voor 1900 begon dat: Concertgebouw, Rijksmuseum, Stedelijk Museum, Paleis voor Volksvlijt en het latere Vondelpark kwamen allemaal in Zuid. Ook etnische segregatie kreeg verder vorm. Zo ontstond in de eerste helft van de twintigste eeuw een nieuwe Joodse wijk in de Transvaalbuurt met ongeveer 80 procent Joodse inwoners. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen in de Bijlmer Surinamers en mensen met Afrikaanse roots te wonen. Weer wat later kreeg Nieuw-West de Turken en Marokkanen toegeschoven. Segregatie stond nergens expliciet genoteerd als doelstelling van beleid, maar was wel het beleidsgevolg. Kortom: Amsterdam heeft arme en rijke inwoners systematisch apart gezet in eigen stadsdelen.
Anno 2024 koestert Amsterdam haar imago van kansengelijkheid en inclusiviteit. Onder leiding van burgemeester Halsema trekt de hoofdstad ten strijde tegen tweedeling. Desondanks is de segregatie schrijnend. Centrum, Zuid en inmiddels ook Oost, met de mooie winkels en fraaie voorzieningen, zijn van de rijken. Nieuw-West, Zuidoost en Noord van de armen. Etnisch is de zaak gechargeerd gezegd als volgt: in Nieuw-West wonen Turken en Marokkanen, in Zuidoost mensen met Afrikaanse roots en in Noord witte arbeiders.
Amsterdam telt maar liefst 32 achterstandswijken. Deze liggen zonder uitzondering in de stadsdelen Nieuw-West, Noord of Zuidoost. Centrum, Zuid, Oud-West en Oost hebben geen ‘ontwikkelbuurt’.
Met haar schrille tegenstelling tussen arm en rijk, vertoont de stad trekjes van apartheid. De afgelopen jaren gingen de geliefde voorzieningen vrijwel altijd naar de wijken van welgestelde inwoners. De Vrije Universiteit, het Sciencepark van de Universiteit van Amsterdam, de schaatsbaan, de RAI, de Zuidas, het Muziekgebouw en Slavernijmuseum, bijna altijd viel het winnende lot op Centrum, Zuid of Oost. Zelfs de geliefde middelbare scholen staan in Centrum en Zuid. Op jacht naar het-beste-voor-je-kind, laten hoogopgeleide ouders uit arme stadsdelen hun kinderen elke dag naar het verre Zuid e-biken om daar verzekerd te zijn van onderwijs in eigen bubbel. De stadsdelen met de arme inwoners – Zuidoost, Nieuw-West en Noord – trekken aan het kortste eind. Inwoners van deze stadsdelen hebben weinig publieke voorzieningen en kampen met matige bereikbaarheid en achterstallig onderhoud. De oplossing – sloop van hele of halve buurten – trof duizenden kwetsbare Amsterdamse gezinnen. Inwoners van hetzelfde type woningen in welgestelde stadsdelen bleef dit verlies van huis en haard bespaard.
Fietsbrug
Duidelijk is dat de Amsterdamse strijd tegen tweedeling voor de bühne is. Niets wijst erop dat de gemeente een serieuze poging waagt de disbalans van welvaart te corrigeren. Amsterdamse stadsdelen – zo groot als flinke provinciesteden – vormen een monocultuur met vaak één dominante sociaaleconomische groep. De miljardeninvesteringen – zoals het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol – worden gereserveerd voor de zuidkant van de stad. Geld voor de eerste fietsbrug van Noord naar de centrale stad is er na 180 jaar wachten nog steeds niet.
Lees ook
Het precariaat? Dat ben jij
Het Amsterdamse woningbouwbeleid zal de onbalans tussen arm en rijk versterken. Het beleid heeft nergens expliciet als doel om de scheve verhoudingen tussen de stadsdelen recht te trekken. Er is geen harde verkoopstop voor sociale huurwoningen in rijke wijken. Het gros van de nieuwe sociale huurwoningen zal worden gebouwd in de arme stadsdelen. Over twintig jaar zal de Amsterdamse segregatie daarom scherper zijn dan nu. Vermoedelijk bestaat een dergelijk mechanisme niet alleen in Amsterdam. Arme woongebieden zijn nodig om rijke gebieden schoon en welvarend te houden. Wie segregatie wil aanpakken, moet bereid zijn de bodem grondig te schoffelen en opnieuw in te zaaien. Lees dat maar in het Agrarisch Nieuwsblad.
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’