‘Ook gij, Arjen Fortuin?”. De reprimande was niet mis te verstaan en kwam een paar dagen nadat ik in het openbaar iets aardigs had gezegd over het Bluesky-account ‘Koppen verklapt’. Dat strijdt al tijden tegen een van de ergerlijkste kenmerken van de tegenwoordige digitale journalistiek: de artikelkop waarin iets wordt gesuggereerd, zonder dat de bijbehorende vragen worden beantwoord. Vaak gaat het om eenvoudige kwesties, zoals: Dierenwinkel Lochem ontsnapt aan ramp: ‘Waren er geen minuut te vroeg bij’. Aan een screenshot van die kop uit AD Utrechts Nieuwsblad voegde Koppen verklapt even hulpvaardig als onderkoeld toe: „Er stond een papiercontainer in brand.”
NRC is geen hofleverancier van Koppen verklapt, maar immuun voor de verleiding van de lokkop is de organisatie niet: Kan Van Eerd de pakken cash verklaren? („Nee”); Maakt Brussel een einde aan duurdere boodschappen in Nederlandse supermarkten? („Mogelijk, er zijn plannen voor”). En dus, van eigen ombudsmakelij: Dit leek wel de uitkomst van de jaarvergadering van Canadese zetduivels, waar Koppen verklapt over verklapte: „Het aantal te rectificeren fouten in het 66 jaar oude artikel Zes mannen, waarschijnlijk Nederlanders, in Canada bij instorting gedood”.
Ergerlijk kopgebruik stond lang op mijn lijstje te behandelen onderwerpen in deze rubriek. Over de lokkop in het algemeen, over de permanente ergernis die de vraagtekenkop uitlokt (het antwoord is vrijwel altijd ‘nee’), de eigenlijk even onuitstaanbare ‘deze-kop’ (Deze twee processen in je brein zijn beide nodig voor verandering – voor de liefhebber: self-efficacy en respons-efficacy) en over de achtergrond van dit alles: hoe de moderne kop het hoofd boven water moet houden in de permanente strijd om online aandacht. Boven de rubriek had kunnen staan: Drie jaar ombudsman, maar dit onderwerp bleef al die tijd liggen.
Want inderdaad, dit is de laatste, onder diepe dankzegging aan de lezers voor alle opbouwende (alsmede minder opbouwende) kritiek. Tegenwoordig kan een krant als NRC het online gedrag van de lezer met uiterste precisie volgen. Welk artikel u aanklikt, hoe lang u vervolgens leest (of luistert), waar u stopt, of bepaalde artikelen verhoudingsgewijs veel mensen aanzetten tot het nemen van een abonnement – het wordt bijgehouden. Al die kennis over de meetbare lezer is nuttig, maar kan zomaar het zicht ontnemen op de pratende, schrijvende, denkende, de onmetelijke lezer.
Lees ook
Herman Staal nieuwe ombudsman bij NRC, volgt Arjen Fortuin op
Onmetelijke lezer
Welaan, onmetelijke lezer, ik heb u luid en duidelijk gehoord. Met als hoogtepunt de volharding van de lezeres die tien zaterdagen achter elkaar meldde dat er op zaterdag in de Primera van winkelcentrum Middenhoven in Amstelveen-Zuid slechts een halve NRC (zonder de katernen Leven en Wetenschap) te koop werd aangeboden. Meer in het algemeen de talloze correcties en opmerkingen over fouten en slordigheden in de krant, soms met de ernstige toelichting: „Ik mail u, omdat de krant mij ter harte gaat.”
Over de onwenselijkheid van fouten zijn we het eigenlijk altijd eens. Dat ligt soms al anders bij de nieuwswaarde van verhalen over ‘lichte’ onderwerpen, de hoeveelheid advertenties, persoonlijke details in artikelen, de overtuigingskracht van een recensie. De belangrijkste alarmberichten zijn die waarbij lezers vinden dat NRC journalistiek tekort is geschoten: van de berichtgeving over de vermeende verrader van Anne Frank, tot onderzoeksjournalistieke projecten over politici of organisaties en de verslaggeving over oorlog en populisme.
Wat mij steeds meer aan die brieven opviel, was niet de inhoud van de kritiek, maar het verklaringsmodel dat meegestuurd werd. Dat ging, zogezegd, meestal uit van moedwil en slechts zelden van misverstand. Terechte kritiek werd gevolgd door de suggestie van een (dubbele) agenda; de gedachte dat NRC de lezer een bepaald standpunt wilde opdringen. (Ik ga proberen het eind van deze rubriek te halen zonder ‘Gaza’ te schrijven.)
Natuurlijk hebben we hier te maken met een teken van de opgewonden tijd waarover u dagelijks in de krant kunt lezen. Feiten worden gelezen als argumenten, argumenten geduid als bewijs voor een kwade inborst. Dat is lastig manoeuvreren voor een organisatie die zich, heel klassiek, voorstaat op het scheiden van feiten en meningen. Intussen zijn er ook morele beginselen die NRC aanhangt – democratie, rechtsstaat, gelijkwaardigheid tussen mensen – die niet feitelijk zijn, maar wel doorklinken in de verslaggeving.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311426-263197.jpg|https://images.nrc.nl/Br9QKmnZNevG8WIn5ULEmWEaYOs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311426-263197.jpg|https://images.nrc.nl/YIVBOawq9OdJSRyeknI_jf_c_pE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311426-263197.jpg)
Deze maand verscheen het manifest Alle journalistiek is activisme van journaliste Fréderike Geerdink, waarin zij een lans breekt voor journalistiek die stelling neemt. ‘Activisme’ geldt in de journalistiek vaak als scheldwoord, voor het ondergeschikt maken van de feiten aan de boodschap. Maar de objectiviteit van nieuwsmedia als NRC is wat Geerdink betreft gewoon „een witte bril”. Ze haalt onderzoek aan over hoe journalisten zichzelf zien, op een spectrum dat loopt van „ondersteuner van de macht”, via „ongebonden waakhond” naar „pleitbezorger voor sociale verandering”. Verreweg de meeste journalisten plaatsen zich in de middelste categorie, maar wat Geerdink betreft lopen ze zozeer in de pas met de bestaande machtsstructuren dat ze de facto de macht ondersteunen. Wat Geerdink betreft kun je pas een waakhond zijn als je je rekenschap geeft van wie de machtelozen zijn in de maatschappij en je vervolgens aan hun kant opstelt en probeert die onderwerpen en invalshoeken te kiezen die ‘sociale verandering’ stimuleren.
Hier valt heel veel over te zeggen – ruwweg anderhalve eeuw aan gedachtevorming over de maatschappelijke rol van de journalistiek – maar ik vond de gedachte van de journalist als ‘pleitbezorger van sociale verandering’ vooral interessant in het licht van de lezersbrieven die ik noemde. Want welke verwachtingen van NRC spreken daaruit? Feiten en informatie, uiteraard – maar in toenemende mate ook betrokkenheid. Niet in het uitventen van concrete opvattingen, maar wel in het engagement met gedeelde democratische waarden. Precies die beginselen staan onder druk; in de democratische rechtsstaat gaat steeds minder vanzelf. Dat roept voor journalisten de vraag op waar het verhaal moet beginnen: bij het gevaar of bij de gebeurtenissen?
Gewenningsdier
Ik denk dat Geerdink een punt heeft met de nadruk die ze legt op de macht – en in het verlengde daarvan komt de vraag wie in een bepaalde situatie de machthebber is en wie de underdog. Complicatie: dat is vaak moeilijk te bepalen. Een van de interessantste kwesties waar ik het afgelopen jaar over schreef was de verslaggeving over de Maccabi-rellen in Amsterdam. Daarbij werd NRC (net als rest van de pers) gehinderd door een gebrek aan aanwezigheid op straat, maar vervolgens ook doordat politiek opportunisme de feiten bedekte onder een deken van analyses, stellingnames en manipulaties. Aanvankelijk was het perspectief – in lijn met dat van de Amsterdamse autoriteiten – dat van een pogrom tegen Israëlische voetbalsupporters; later kwam daar het beeld tegenover te staan van „genocide verheerlijkende fans” (formulering van Geerdink) die de stad onveilig maakten en zo een reactie uitlokten. Elk zijn underdog. Na zes weken publiceerde NRC een imposante reconstructie, die duidelijk maakte dat die nacht zich niet leende voor een schematische indeling.
Achterhalen wie de macht is (en wie het slachtoffer van andermans machtsvertoon), is misschien wel de eerste stap op weg naar ‘sociale verandering’. Tegelijkertijd moet de journalistiek zich rekenschap geven van het feit dat belangrijke zaken vaak ingewikkeld zijn. En dat het dus noodzakelijk is om tegen jezelf in te denken. Nu is dat laatste formeel verankerd bij NRC, in een van mijn favoriete passages uit ‘Onze beginselen’, waarin „ook waakzaamheid jegens onszelf” wordt gepropageerd, „want de mens is een gewenningsdier, dat moeilijk afstand doet van vertrouwde gewoontes en denkpatronen – en niets menselijks is ons vreemd”. In de praktijk kan die waakzaamheid niet zonder de kritische zin van de lezer. Daar zal ook de volgende ombudsman zijn voordeel mee doen.
Arjen Fortuin
Dit was de laatste bijdrage van ombudsman Arjen Fortuin. Per 1 september neemt Herman Staal het stokje over. Reacties: [email protected]
