Joël De Ceulaer: ‘David Van Reybrouck vertekent de democratie’
In De wereld en de aarde, zijn eerste essay als Denker der Nederlanden, pleit David Van Reybrouck voor een wereldburgerberaad gebaseerd op loting. Men kan over het nut en de wenselijkheid van zo’n panel discussiëren, maar daar gaat het mij nu niet over. Mijn kritiek is fundamenteel: de manier waarop Van Reybrouck die loting in de markt zette, met zijn pamflet Tegen verkiezingen (2013), was intellectueel oneerlijk. Dat schreef ik in mijn boek Hoera! De democratie is niet perfect (2019), waaruit ik in dit opiniestuk put. Van Reybrouck weigerde er tot nu toe op te reageren.
Het „belangrijkste boek” waarop Van Reybrouck zich baseerde, is The Principles of Representative Government (1997) van historicus Bernard Manin, een standaardwerk over de geschiedenis van de parlementaire democratie. Eén ding is onbetwistbaar: loting behoort al sinds de oude Grieken tot de gereedschapskist van de democratie. Ook bij de Romeinen en in Italiaanse stadsstaten werd loting gebruikt om bepaalde functies in te vullen. Tot het systeem aan het einde van de achttiende eeuw, bij de invoering van de representatieve democratie in de Verenigde Staten en Frankrijk, ineens van de radar verdwijnt. Tot daar geeft Van Reybrouck het betoog van Manin correct weer.
Maar dan gebeurt er iets vreemds. Van de belangrijkste verklaring die Manin geeft voor die verdwijning van loting is bij Van Reybrouck geen spoor te bekennen. Van Reybrouck schrijft dat de Amerikaanse founding fathers geen zin hadden in loting omdat ze geen zin hadden in democratie. Bij loting maakt iedereen kans, bij verkiezingen alleen mensen die zich verkiesbaar kunnen stellen. En dat waren aanvankelijk voorname burgers, die niet representatief waren voor de hele bevolking. Zo werd een ‘erfelijke aristocratie’ volgens Van Reybrouck vervangen door een ‘verkozen aristocratie’. Dat is het centrale punt in zijn boek: verkiezingen werden niet ingevoerd om de democratie tot stand te brengen, maar om de democratie juist op een afstand te houden.
Maar die stelling klopt niet. Van Reybrouck citeert Marin selectief en vertekent de redenen van de founding fathers om de representatieve democratie in te voeren. Akkoord, wie The Federalist Papers leest, weet dat James Madison een aristocratische insteek had bij het verdedigen van de federatie. Hij vond dat vooral wijze en voorname burgers moesten worden gerekruteerd en verkozen. Daarom was hij een federalist: hoe groter het grondgebied waarop je kunt rekruteren, hoe groter de kans dat je wijze en voorname mannen vindt om naar het Congres te sturen. Maar dat Madison en zijn collega’s de „democratie” verwierpen omdat ze niet graag wilden dat het gewone volk iets te zeggen zou hebben, klopt niet. Het was de oude, Griekse vorm van democratie – die Madison „pure democracy” noemt – die hij en andere federalisten wilden vermijden. Het spreekt vanzelf dat die oude „vergaderdemocratie” – alle vrije en gelijke mannen samen op het marktplein – in het Amerika van de achttiende eeuw niet meer mogelijk was. Tegenover die vorm van „democratie” zet Madison niet de aristocratie, maar de „republiek”: een systeem waarin het volk zijn vertegenwoordigers kiest.
Dat daar een aristocratisch kantje aan zit, is onvermijdelijk. Als je mensen kiest om het land te besturen, dan kies je burgers van wie je hoopt dat ze het goed zullen doen. Je kiest de besten. Maar dat aristocratische tintje was nadrukkelijk niet de belangrijkste reden voor de keuze pro stembus en tegen loting. De belangrijkste reden was dat politieke macht legitimiteit behoeft, en dus – dit is dé cruciale term: instemming. De mensen die worden bestuurd, moeten instemmen met de keuze voor de mensen die hen besturen. En ze moeten die verkozenen later weer kunnen wégstemmen.
En dat kan niet bij loting, wel bij verkiezingen. Ik citeer Manin: „We hebben alle redenen om te geloven dat het die visie op de fundering van politieke legitimiteit en verbintenis was, die leidde tot het verdwijnen van loting en de triomf van verkiezingen.”
Manin schrijf het kraakhelder op: „Als het doel is om macht en politieke verbintenis te funderen op instemming, dan zijn verkiezingen uiteraard veel veiliger dan loting.” Maar die citaten vermeldt Van Reybrouck niet in Tegen verkiezingen. Dat is jammer, want het haalt zijn betoog onderuit. Wie The Federalist Papers leest, merkt dat de founding fathers een representatieve democratie beoogden waarin de macht bij het Amerikaanse volk ligt. Madison schrijft het met zoveel woorden in Federalist nummer 57: „De electorale methode om leiders te verkrijgen is karakteristiek voor de republiek.” Voorts vindt hij dat elke burger in aanmerking komt om verkozen te worden: „Geen enkele kwalificatie van rijkdom, geboorte, of religie of burgerlijk beroep is toegelaten om de goedkeuring of afkeuring van het volk te voeden.”
Kortom, wie in de Amerikaanse keuze voor verkiezingen en het representatieve systeem een bewuste poging ziet om gewone mensen van de macht te houden – zoals David Van Reybrouck doet – dwaalt of vertelt, bij wijze van retorisch trucje, een onwaar verhaal.
David Van Reybrouck: ‘De Ceulaer ziet niet dat ik juist méér democratie bepleit’
De wereld ziet in realtime hoe een democratisch verkozen president een democratie kan ontwrichten. Ook Poetin, Erdogan, Chávez en Hitler kwamen via verkiezingen aan de macht. Verkiezingen zijn geen waterdicht systeem. Ze hebben dikwijls democratieën voortgebracht, maar te vaak ook dictaturen. Intussen krijgen initiatieven die gewone mensen inhoudelijk betrekken bij de politiek, zoals referenda en burgerberaden, onvoldoende kansen.
Onze fixatie op verkiezingen gaat terug tot de late 18e eeuw. Na de Amerikaanse en Franse revolutie moesten nieuwe machthebbers breken met de monarchie. Tegenover de ‘goddelijk gelegitimeerde’ macht van koningen, stelden revolutionairen dat macht van onderop moest komen. Verkiezingen zouden de beste kandidaten naar boven brengen. Jean-Jacques Rousseau sprak van een „verkozen aristocratie”, Thomas Jefferson van een „natuurlijke aristocratie”, bestaande uit mensen met verdienste, deugd en aanzien.
De Ceulaer lijkt nog steeds te denken dat de Founding Fathers echte democraten waren. Dat is een vergissing. „De hedendaagse democratieën zijn voortgekomen uit een regeringsvorm die hun grondleggers juist tegenover de democratie plaatsten”, schrijft Bernard Manin in de openingszin van zijn klassieker Principes du gouvernement répresentatif uit 1995. Toch verwijst De Ceulaer daar nergens naar. Vervolgens beschuldigt hij míj van selectieve lezing, hoewel ik Manins theorie over instemming woordelijk weergaf: „Door verkiezingen zouden de besten aan de macht komen. Het was niet alleen efficiënt om met hen te werken, vond Madison, door de verkiezingsprocedure was het ook legitiem.” In de kritiek van De Ceulaer herken ik mij niet.
Zijn historische reconstructie overtuigt evenmin. De ‘instemming’ die hij zo bejubelt, betrof alleen de elite. Tal van studies bevestigen het aristocratische karakter van de Founding Fathers. „Representatieve democratie was aanvankelijk bedoeld als elitebestuur tegenover bestuur door gewone burgers”, stelt Hélène Landemore, hoogleraar politieke wetenschappen aan Yale University. De Franse politicoloog Yves Sintomer is nog scherper: „Het lijkt buiten kijf te staan dat de Founding Fathers geen democraten waren.”
De schrijvers van The Federalist Papers behoorden tot Amerika’s koloniale aristocratie. James Madison bezat een enorme plantage en meer dan honderd slaven. Alexander Hamilton kocht en verkocht slaven. John Jay, al even welgesteld, had er zeventien. Ze stonden niet bekend om hun liefde voor democratie. „Het volk is onrustig en wispelturig”, zei Hamilton, „zelden oordeelt het juist.” Madison vond democratie „onverenigbaar met persoonlijke veiligheid en eigendomsrechten”. Hij bewonderde liever het Britse Hogerhuis als „een uiterst nobele instelling (…), een permanente barrière tegen elke schadelijke vernieuwing, of die nu wordt geprobeerd door de Kroon of het Lagerhuis”.
Ook de nieuwe Amerikaanse republiek moest ergens halverwege monarchie en democratie komen te staan. Het stemrecht bleef daarom zeer beperkt: van de vier miljoen Amerikanen in 1790 mochten er hooguit 600.000 stemmen, en dan nog luidop bij de sheriff, onder toezicht van kandidaten. Het was bestuur voor en door rijke, witte mannen met eigendom. Wat bedoelt De Ceulaer dan wanneer hij schrijft dat de Amerikaanse republiek „doordesemd was met de soevereiniteit van het volk”?
In Athene gold loting ook enkel voor vrije mannen, maar dat probleem is tegenwoordig opgelost door te loten uit een brede, diverse groep. Bij verkiezingen is dat lastiger. Zelfs als iedereen mag stemmen, blijft het een minderheid die mag spreken: mensen met geld, status, diploma’s en connecties overbevolken de parlementen. Bernard Manin concludeerde: ons bestel combineert democratische elementen (algemeen stemrecht, mogelijkheid om bestuurders te kiezen en weg te sturen) met aristocratische (moeilijkheid om zelf verkozen te worden, volksvertegenwoordiging die het volk nooit echt vertegenwoordigt). En daar betalen we een steeds hogere prijs voor.
Manin klampte zich niet vast aan verkiezingen: „Ik sta niet vijandig tegenover institutionele experimenten. Het representatieve bestuur is flexibel en laat aanvullende systemen toe.” Zijn laatste boek, met politicoloog Loïc Blondiaux, ging juist over de opkomst van burgerberaden: Le tournant délibératif de la démocratie (2021). Toen de Franse president Emmanuel Macron een geloot burgerberaad rond het klimaat lanceerde, zei Manin: „Dit is een ingenieuze maatregel die de goede kant opgaat. Het idee is overgenomen uit de Verenigde Staten, IJsland, Ierland en Canada. Er zit realiteitszin in. Het is een stap in de juiste richting. Het lijkt mij dat dit uitstekende idee zelfs nog verder zou kunnen gaan.”
In Athene gold loting enkel voor vrije mannen, maar dat is nu opgelost door te loten uit een brede groep
Loting is geen wondermiddel. Een kleine groep mensen kan niet altijd beslissen voor het geheel, maar hun aanbevelingen leveren politiek wel waardevolle input. Die kan bekrachtigd worden door parlement, referendum of ‘preferendum’ (een niet-polariserend referendum over meerdere voorstellen). Zo combineer je representatie met deliberatie en directe inspraak. Wereldwijd zijn er inmiddels meer dan zevenhonderd burgerberaden georganiseerd. Tot minder democratie leidde dat niet. Duitsland, Frankrijk en Ierland organiseerden de voorbije jaren zelf verscheidene gelote burgerberaden op nationaal niveau. Thomas Jefferson zei het al: „Instellingen moeten zich ontwikkelen om mee te gaan met hun tijd.” We moeten de democratie niet verschralen, maar verrijken. Zeker nu, want met verkiezingen alleen gaat het te vaak mis.
Lees ook
Een select groepje Nederlanders mag het kabinet adviseren omtrent klimaat − ‘Ik vind het ook fijn om verre reizen te kunnen maken’
Correctie (19-04): In een eerdere versie van dit stuk was per abuis een onvolledige tekst van De Ceulaer weergegeven, hierboven is dat aangepast.
