Opinie | Waarom satire niet meer werkt tegen radicaal-rechts

Een paar maanden geleden ging op sociale media een fragment rond van Saturday Night Live (SNL), het gerenommeerde sketchprogramma uit de Verenigde Staten. Het betrof een parodie op de Oval Office-ruzie tussen president Trump en president Zelensky, aangevuld met een verrassingsoptreden van de bekende acteur Mike Myers als Elon Musk, met in zijn handen een kettingzaag.

Het was een saaie, voorspelbare sketch. Maar dat is niet de reden dat ik erover schrijf, want de meeste sketches zijn saai en voorspelbaar. Wat me trof, was het gebrek aan gevaar. Ineens zag ik de futiliteit van dit soort satire.

Dat gevoel bekruipt me sindsdien vaker. Ik heb het ook wanneer ik Jon Stewart terugkijk, de Amerikaanse comedian die in zijn programma The Daily Show de gekte van Trump en de zijnen becommentarieert. In een van zijn populairste video’s op YouTube van de afgelopen maanden neemt Stewart DOGE op de hak, het departement onder leiding van Musk dat zogenaamd de Amerikaanse overheid efficiënter moet maken, maar dat toch eerder als doel lijkt te hebben om die overheid van binnenuit af te breken.

Stewart zegt geen onzinnige dingen. Als ernstig journalistiek commentaar zou het grotendeels overeind blijven. Maar het zit hem in die glimlach, dat ironische toontje en vooral: dat gejoel van het publiek. Stewart laat zien hoe belachelijk het allemaal is, hoe clownesk, en hoe krankzinnig de verklaringen zijn van de Republikeinen die hun steun voor Musk blijven uitspreken – en het publiek houdt het niet meer. Alsof er iets nieuws wordt blootgelegd. Alsof de wereld nu eindelijk zal beseffen dat de keizer geen kleren draagt.

Terwijl de progressieve kijker van The Daily Show dit natuurlijk allemaal al weet. De Trumpstemmer gelooft er ondertussen niets van, of interesseert het geen fluit.

Wat is satire? De meeste definities hebben het over ontmaskering. Satire is een middel om op humoristische wijze dwaasheden bloot te leggen, vaak van machthebbers. Dat is ook steeds de grap wanneer Trump belachelijk wordt gemaakt, of Musk, of Wilders bij ons, of lange tijd Thierry Baudet, met zijn malle langdradige speeches over de uil van Minerva: kijk hoe raar ze zijn. Kijk hoe stom ze zijn.

In andere, iets normalere tijden, waarin feiten en logisch nadenken voor alle politici zo ongeveer even belangrijk zijn, werkt dit goed. De machthebbers doen alsof ze alles tot in de puntjes hebben uitgedacht, en de satiricus toont aan dat er van alles aan mankeert.

Uit de mode

Maar feiten en logisch nadenken zijn uit de mode, en daardoor verliest satire een deel van haar kracht. Een van de redenen dat FvD-leider Baudet een paar jaar geleden kon opklimmen tot de populairste politicus van het moment, was dat hij voortdurend belachelijk werd gemaakt, en dat hij dit zelf opzocht. Hij schoof aan bij talkshow De Wereld Draait Door om uit te leggen dat vrouwen overmand willen worden, speechte in het Latijn, droeg een militair vest in de Tweede Kamer, pleitte voor absolute FVD-heersers, en iedere week verscheen er wel een kolderieke vlog. Men lachte zich dood, en hij werd steeds populairder. Het duurde heel lang voordat de mensen die de spot met hem dreven zich realiseerden dat hij ze bespeelde – en toen was het te laat. Hij won de Provinciale Statenverkiezingen van 2019.

Dat Musk er raar uitziet wanneer hij met een kettingzaag op het podium staat, is niet de grap van SNL, dat is de grap van Musk. Je kunt iemands dwaasheid niet blootleggen wanneer hij trots is op die dwaasheid, wanneer het die dwaasheid is wat hij te verkopen heeft. Radicaal-rechts is niet alleen een ideologie, het is ook een grap. Die grap gaat zo: kijk eens hoe raar we zijn. Kijk eens hoe raar we kunnen en mogen doen, er is niemand die ons tegenhoudt. Niet voor niets is de huillach-emoji een van Musks meest gebruikte symbolen op X. Provoceren, trollen: alles is een grap, we kunnen alles maken.

Matige comedy

Nu is matige comedy nog geen halszaak. Een grap hoeft geen invloed uit te oefenen, een grap mag slecht zijn en ongevaarlijk. Maar deze manier van denken, waarbij je vooral van je eigen gelijk geniet en de tegenstander onderschat, wordt ook door serieuze opiniemakers gehandhaafd.

Neem bijvoorbeeld het hypocrisieverwijt. Toen team-Trump de influencer Andrew Tate en zijn broer naar de VS haalden, schreef de Brits-Amerikaanse progressieve journalist Mehdi Hasan op Bluesky: „Dit verzin je niet. Trump-supporters waren de afgelopen jaren geobsedeerd door een vermeend complot van mensenhandelaren die ons land zouden leiden. En nu lijkt een van de eerste dingen die Trump heeft gedaan: aandringen om de gebroeders Tate – aangeklaagd wegens mensenhandel – vrij te krijgen uit Roemenië.”

Hasan lijkt oprecht verbaasd. Hier klinkt na al die jaren nog steeds de hoop door dat logica de overwinnaar zal blijken. Dat als je maar genoeg factcheckt, hypocrisie blootlegt en dwaasheden aantoont, dat radicaal-rechts dan door de mand zal vallen.

Wat deze sympathieke maar naïeve progressieven niet beseffen, is dat dwaasheid buitengewoon verleidelijk kan zijn. De Duitse auteur Sebastian Haffner heeft dit al eens beschreven in zijn autobiografische werk Het verhaal van een Duitser 1914-1933. Haffner richtte zijn pijlen op Hitler. Nu wil ik niemand met Hitler vergelijken – ik vind Hitler alleen het perfecte voorbeeld van dwaasheid als product. Die man met dat rare snorretje en die felle bewegingen lijkt bij uitstek iemand die je niet serieus kunt nemen. Dat is niet alleen het beeld van ons, de mensen die terugkijken, dat vonden velen ook al in de jaren twintig van de vorige eeuw, waaronder Haffner.

Peilloze liefde en peilloze haat

Maar juist in die gekte van Hitler schuilde zijn aantrekkingskracht, stelt Haffner. „De massa reageert het sterkst op degene die het minst op haar lijkt”, schrijft hij. „Normaalheid, tezamen met deskundigheid, kan populair maken; maar peilloze liefde en peilloze haat, adoratie en vervloeking, is slechts de buitengewoon abnormale, voor de massa geheel onbereikbare man beschoren, of hij nu ver boven of ver onder haar staat.”

Haffner ontleedde hoe er fascinatie voor Hitler ontstond. „Van de mensen die hem in 1933 in het Sportpaleis begonnen toe te juichen, hadden de meeste zich waarschijnlijk van deze man op straat nog van geen vuurtje willen laten voorzien. Hier manifesteerde zich echter al het wonderlijke: de fascinatie voor juist het totaal weerzinwekkende, verderfelijke, intens walgelijke, als het op de spits wordt gedreven. Geen mens zou zich erover verbaasd hebben als deze creatuur bij zijn eerste toespraak door een politieagent in de kraag was gevat en ergens weggeborgen was waar men nooit meer iets van hem zou hebben gezien, en waar hij zonder twijfel ook thuishoort. Daar iets dergelijks niet gebeurde, daar de man integendeel steeds verder opklom, steeds waanzinniger en monsterlijker en daarbij alleen maar steeds beroemder en opvallender werd, volgde er een omslag in het effect dat hij sorteerde: de fascinatie voor het gedrocht begon.”

Nogmaals, ik wil niemand met Hitler vergelijken – dat moet je erbij blijven zeggen, geloof ik – dus laat ik mij beperken tot die laatste zin: die zou ook over Trump kunnen gaan. Afgelopen jaar onderzocht de Amerikaanse journalist Ezra Klein in zijn podcast wat Trump zo populair maakte. Tot voor kort hadden vrijwel alle politici een ‘filter’, vertelt Klein: ze moesten heel goed opletten wat ze wel en niet konden zeggen. Zei je het verkeerde, dan was je de pineut. Dan kon je miljoenen kiezers verliezen. Iemand als Barack Obama léék misschien geen filter te hebben, zo soepel waren zijn speeches, zo charismatisch was zijn voorkomen, maar hij had het wel degelijk. Hij kon er gewoon heel goed mee overweg.

Gebrek aan filter

Waarom is Trump nu zo aantrekkelijk? Zo’n beetje het omgekeerde: juist zijn gebrek aan filter. Trump toonde aan dat de massa toe was aan iemand die deze zelfopgelegde beperkingen volledig overboord gooide. Een filter – je kunt het ook beschaving noemen – leek ineens niet meer nodig. Het heeft iets opwindends om iemand bezig te zien die zich niet laat weerhouden door de remmingen die de meeste mensen wel in zich hebben, aldus Klein.

Dat is wat satire zo futloos maakt tegen radicaal-rechts: er wordt iets blootgelegd wat voor de kiezer juist reden was om fan te worden.

Misschien is er een uitweg voor de komiek. Naast de bevrijdende lach kan een satiricus namelijk ook iets anders opzoeken: de lach uit ongemak.

In de weken voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 was in de talkshow van Eva Jinek steeds een roast te zien. Iedere keer nam een andere comedian een van de lijsttrekkers te grazen, en toen Baudet te gast was, stond Martijn Koning op het programma.

Het was de tijd van corona, in de studio was geen publiek aanwezig, en mede daardoor voltrok zich een diep ongemakkelijk optreden. Een andere reden voor deze spanning was dat Koning verder durfde te gaan dan zijn collega’s. In een interview dat hij later aan de Volkskrant zou geven, vertelde Koning dat hij de roast had voorbereid samen met zijn collega Raoul Heertje. Heertje had gezegd dat de tijd voor grappen over iemand als Baudet nu wel voorbij was, daar waren zijn ideeën te ernstig voor. Dus bedachten ze iets anders: ze zouden hem confronteren met die ideeën.

En dat gebeurde. Koning legde bloot hoe dubieus de denkbeelden van Baudet toen al waren. Zo nam hij het op voor de racistische FVD-fan omdat Baudet zelf „homeopathisch verdund” was „met allerlei Indonesisch dna”. Ook stelde Koning vast dat Baudets vriendin Joods was, en dat hun toekomstige kinderen wellicht Joodse namen zouden krijgen. „Dan voel je je als antisemitische kiezer toch behoorlijk in je bruine hemd gezet.”

Homeopathische verdunning

Ik herhaal: dit was in 2021. Dus nádat Baudet had gesproken over Europa dat „dominant blank” moest blijven, over de door hem ongewenste „homeopathische verdunning” van het Nederlandse volk. Ook verspreidde hij toen al aan de lopende band antisemitische complottheorieën en hadden FVD-prominenten al verklaard dat hij tijdens een etentje gezegd zou hebben: „Bijna iedereen die ik ken is antisemiet.”

Toch besloot Nederland dat Koning het gevaar vormde. De redactie van Jinek stuurde na afloop een verklaring de wereld in om afstand van hem te nemen. De RTL-journalist die tijdens de roast alleen maar aan tafel had gezeten, voelde zich genoodzaakt tot een tweet: „Ik distantieer me totaal van de inhoud.” Nog dezelfde avond belde Jinek Baudet om excuses aan te bieden. Baudet was „heel aardig” geweest in dat gesprek, vertelde ze de volgende dag in haar programma om de woedende meute gerust te stellen.

Voor Koning was dat slechts het begin. Op sociale media werd hij wekenlang afgemaakt, in iedere talkshow werd schande van zijn optreden gesproken. „In één keer was ik de verrader, de NSB’er, de motherfucker”, vertelde Koning aan de Volkskrant. „En toen kwamen de bedreigingen. Foto’s van mijn huis op internet, voicemails. Echt enge shit, echt enge mensen. En niet eens anoniem. Met naam en toenaam, mensen die zeggen dat ze je dood willen schieten en je keel willen doorsnijden.”

Het verschil tussen de aanpak van Koning en die van Stewart is de benadering van het publiek. Ook Stewart is heus wel eens hard, bijtend, agressief, maar hij stelt zijn publiek tegelijkertijd (onbedoeld) gerust: het zijn maar clowns.

Koning weigerde daaraan mee te doen. Hij realiseerde zich dat Baudet juist graag die clown wilde zijn, en beroofde hem van die mogelijkheid. Hij nam hem, tegen de verwachtingen in, volkomen serieus. Daardoor werd het publiek gedwongen de ernst van de zaak onder ogen te zien: geen relativering, maar een confrontatie. Ongemak.

Het populairste verwijt aan Koning was dat zijn optreden niet grappig zou zijn geweest. Maar een satiricus die een politicus zijn clownspak uittrekt en hem laat zien zoals hij werkelijk is, waarna iedereen boos op hém wordt – ik moest daar toch wel om lachen.