Nederlanders, ook Nederlandse politici, spiegelen zich graag aan Amerikaanse cultuur: zij pikken eruit wat ze bevalt en kopiëren het. Amerikaantje spelen.
Dus toen het internet in de VS de grote bek voortbracht, de persoon die niet met prestaties maar met grensoverschrijdende taal de aandacht trekt, zag je dat ook hier opkomen. Aan de zijlijn van jeugdvoetbal op zaterdagmorgen, in de Tweede Kamer, op sociale media, in de tram, etc.: normloos gedrag dat uitgroeide tot de nieuwe norm.
De nationale vergaderzaal, 22 september 2011:
Wilders: „Doe normaal man!”
Rutte: „Die zélf normaal, sjongejonge!”
Ook Donald Trump hanteert de methode al jaren – „lock her up” (over Hillary Clinton), „shithole countries” (over Haïti en Afrikaanse landen), etc. – en zijn zege, deze week, bekrachtigt dat mensen er blijkbaar nog lang geen genoeg van hebben. Dat belooft nog wat.
De man die zich in de campagne opnieuw weinig grenzen oplegde, beklaagde zich vooraf eindeloos over een vervalste uitslag. Een klacht die ogenblikkelijk verviel zodra hij de winnaar bleek te zijn, want ook dat hoort bij het tijdperk van de vulgaire politiek: morgen kun je iets anders zeggen, met dezelfde grote bek.
Veel verklaringen voor dit soort radicaal-rechtse zeges, ook die van Geert Wilders, hebben een kern van waarheid. De verwerking van covid, de inflatie. Het verzet tegen migratie, tegen de vrijhandel die dit veelal veroorzaakt, de groeiende verlangens naar nationalisme en autoritair leiderschap. De weerzin tegen politici die de naoorlogse orde van internationale samenwerking – EU, NAVO, etc. – blijven verdedigen.
Zo bezien is de normalisering van vulgaire politiek niet de oorzaak, maar een uiting van het ongenoegen.
It’s technology, stupid
Toch lijkt het net te simpel het succes van een 78-jarige zakenman met autocratische trekken, de oudste Amerikaanse presidentskandidaat ooit, alléén toe te schrijven aan steeds dezelfde, sleetse, verklaringen. Al was het maar omdat bijvoorbeeld het verzet tegen migratie, in Nederland en de VS, veel ouder is dan het succes van radicaal-rechts.
Je kunt je ook afvragen of het tijdperk van de vulgaire politiek niet een ongemakkelijk bijproduct van de technologische revolutie is.
Online is vulgariteit zo alomtegenwoordig dat het een soort alledaagse waanzin is geworden. Mensen die op hun berechting vertellen dat ze iemand even anoniem bedreigden en daarna hun kind hielpen met huiswerk.
In de Los Angeles Review of Books constateerde de filosoof Justin E. Smith twee jaar terug dat het verraderlijke van sociale media is dat mensen er zelden contact maken. Ze bootsen alleen contact na. Een soort gamen, aldus Smith.
De grote bek als consequentieloos pleziertje – totdat de routinematige vulgariteit overslaat naar het echte leven.
Hebbedingetje
Evengoed is dit soort gedrag misschien ook niet onlogisch als mensen ervaren dat hun online leven gepaard gaat met terugkerende manipulatiepogingen: algoritmen die hun aankoopbehoeften kennen en muzieksmaak overnemen, sociale media die verslaving creëren, etc.
Het hebbedingetje van deze tijd, de smartphone, als middel om je keuzes bij voortduring te beïnvloeden. Commerciële krachten die je vrijheid uitdagen. Als dat de dominante online ervaring van mensen is, moet je misschien ook niet vreemd opkijken als de stap naar politieke onvrijheid niet zo groot meer blijkt te zijn.
Het gaat verder. In het Britse New Left Review schetste de Engelse politicoloog William Davies eerder de bittere online controverses over the politics of recognition: de behoefte aan erkenning van leed uit het verleden – slavernij, racisme, discriminatie, etc. – bij afzonderlijke bevolkingsgroepen.
Het botste op het verdienmodel van sociale media, constateert Davies, want zij stimuleren gevoelens van miskenning bij zoveel mogelijk gebruikers: de aandachteconomie rendeert nu eenmaal beter bij maximaal onbehagen.
Het desastreuze gevolg: groepen die uit hun schulp kruipen met een roep om erkenning en dan mensen in economische en culturele welstand tegenover zich vinden die menen óók recht op erkenning te hebben – met, alweer, de grote bek als wapen.
All Trump, all the time
Tijdens de campagne luisterde ik, naast enkele conservatieve podcasts, geregeld naar Pod Save America van overwegend oud-Obama-adviseurs. Week na week maakten ze plezier over Trumps campagneblunders, zijn gebrek aan discipline, zijn nodeloze uitweidingen, zijn afwijkingen van het script. Ze kwamen niet meer bij toen hij in debat met Kamala Harris sprak over illegale migranten die honden en katten zouden eten.
Later las ik in Politico dat dit het doel van Trumps campagne was: laat het gesprek élke dag over Trump gaan, breng hem in het centrum van de aandacht, organiseer zoveel mogelijk aanvallen van de opponent: All Trump, all the time.
De grote bek en democratische ontwrichting als oogmerk. Aandachtpolitiek in optima forma: politiek die niet draait om moeilijkheden van mensen maar die moeilijkheden van mensen nodig heeft om de aandacht op de politicus te vestigen.
En terwijl de aandachteconomie voortraast, een wereldwijde bron van ontreddering in ontelbare levens, voeren allerlei mensen in beschermde posities (jazeker, ook ik) alweer een jaar of tien een even onmachtig als bezorgd gesprek over de opkomst van autoritaire leiders. Het bekende rijtje: Poetin, Xi, Erdogan, Orbán.
Gideon Rachman, de begenadigde buitenlandcolumnist van de Financial Times, schreef er twee jaar terug een kenmerkend boek over – The Age of Strongmen. De intellectuele voorhoede trok een grens. Dit kon zo niet langer.
Spot
En deze week vond ik in een archiefmapje een recensie van het boek terug door een jonge Amerikaanse journalist, Krithika Varagur, in The New Republic. Schokkend goed. Ze bespotte Rachmans boek omdat het maar één oplossing aandroeg: „Afwachten.” Afwachten tot Joe Biden (destijds 79) namens de VS kans zou zien de wereldwijde autoritaire verleiding te ontmantelen.
We weten nu hoe dit afliep. De les: we kijken niet alleen naar het tijdperk van de vulgaire politiek, maar óók naar een periode waarin (vergrijsde) dragers van de democratie al veel te lang geen overtuigende woorden bij hun opvattingen meer kunnen vinden.
Gidsland
Ik aarzelde om deze kanttekeningen te publiceren – zekerheden heb ik ook niet. Toch vermoed ik dat het belang heeft de uitslag van deze week diepgaander te analyseren dan alleen als de zoveelste afwijzing van de trits inflatie, migratie en internationalisering.
Je kunt nu eenmaal beredeneren dat de steun voor Trump óók een logisch product is van de online onvrijheid die mensen ervaren. De grote bek die je daar móét opzetten om gehoord te worden. En welgestelde landgenoten die „de democratie” verdedigen terwijl Google en Spotify jouw vrijheid allang op de korrel hebben.
Het is een wereldwijd vraagstuk, maar wat zou erop tegen zijn als Nederland – zo niet de regering, dan toch de oppositie – het internationale debat hierover als gidsland agendeert?
Illusie
Maar we weten het: de actualiteit zit nadenkende politici altijd op de hielen. De dilemma’s voor de komende maanden zijn wel duidelijk.
Is de Europese NAVO-vleugel bereid méér bij te dragen aan de militaire steun van Oekraïne? Omdat anders óf de NAVO uiteenvalt óf Poetin met zijn imperiale ambities een militaire overwinning op Oekraïne in de schoot geworpen krijgt?
En is de vriendschap van Europees radicaal-rechts met Trump ertegen bestand als de laatste, zoals in de campagne beloofd, importheffingen oplegt aan Europese bedrijfstakken die bijvoorbeeld Duitse en Nederlandse banen kosten?
In die kringen lezen ze ook kranten, dus ook zij weten dat Trump geen stuiver geeft voor politieke vriendschap: de lijst ontslagen medewerkers in zijn eerste termijn was ellenlang, waarbij ideologische overeenstemming nooit bescherming bood.
Tegelijk is er mogelijk ook een keerzijde. Juist Republikeinse presidenten bieden Nederlandse diplomaten soms de beste kansen. Europese regeringsleiders zijn het over internationale vraagstukken bijna altijd eens met een Democraat in het Witte Huis. Met een Republikein is het anders. Dan willen vooral Fransen en Duitsers nog wel eens steigeren – zie hun weigering in 2003 de Amerikaanse invasie van Irak, geïnitieerd door de Republikein Bush jr., te steunen.
Diplomatie als business: de verschillen tussen Nederland en Trump zijn niet in álle opzichten zo groot
En de ironie is: achteraf zagen de Duitsers en de Fransen het veel scherper dan de VS, maar destijds bood het Frans-Duitse conflict met Bush de Nederlandse diplomatie vooral kansen. Jaap de Hoop Scheffer werd onverwacht secretaris-generaal van de NAVO. En de toenmalige ambassadeur in Washington, Boudewijn van Eenennaam, buitte de Nederlandse troepenbijdrage aan Irak later uit om zakendeals voor Nederlandse bedrijven te initiëren.
Detail: Caspar Veldkamp (NSC), nu minister van Buitenlandse Zaken, zat er destijds als diplomaat in Washington bovenop toen de Frans-Duitse positie Nederland het ene voordeel na het andere opleverde. Diplomatie als business: de verschillen tussen Nederland en Trump zijn niet in álle opzichten zo groot.