Opinie | Verwar de Nederlandse identiteitscrisis niet met zorgen om antisemitisme

Foto uit de collectie van Emmy Andriesse (1914-1953). Als Jodin kon zij niet werken of publiceren en moest onderduiken. Met een vervalste ariërverklaring kon zij in 1944 weer aan het publieke leven deelnemen. Ze sloot zich aan bij het illegale fotografencollectief ‘De Ondergedoken Camera’.
Foto Emmy Andriesse / Bijzondere Collecties Universiteitsbibliotheek Leiden

Op 23 mei is de Duitse grondwet 75 jaar geworden, en dat werd terecht gevierd in Duitsland. Artikel 1 van die grondwet luidt: ‘Die Würde des Menschen ist unantastbar.’ Oftewel, de menselijk waardigheid is onaantastbaar.

Dit gaat niet over Duitsers, niet over personen die zich op Duits grondgebied bevinden, maar over mensen. Deze universalistische reflex was uiteraard een antwoord op de verschrikkingen van het Derde Rijk, het nazisme was naast al het andere een extreme vorm van tribalisme.

Inmiddels is de vanzelfsprekendheid van die universalistische reflex – voor zover die ooit echt vanzelfsprekend was – verdwenen, ook in Nederland. De waardigheid van de een telt zwaarder dan die van de ander, het onwaardig verklaren van de een lijkt bij te dragen aan de waardigheid van de ander, wat daarbij helpt is dat het onduidelijk is wat precies met menselijke waardigheid wordt bedoeld. Ik zou zeggen: dat niemand middel is om een doel te bereiken, en daarnaast dat schuld bewezen moet worden, niet onschuld. Waar onschuld bewezen moet worden begint de dictatuur, de tirannie.

Tussen schuld en onschuld bevindt zich de inburgering. Uit het al jaren voortdurende gesprek over de vraag of moslims antisemitischer zouden zijn dan niet-moslims is de gedachte voortgekomen dat bij inburgering Holocausteducatie hoort. Inburgering als ontsmetting. Goed, dat de Holocaust deel uitmaakt van de westerse cultuur is misschien geleidelijk het zwaartepunt van die cultuur geworden. Maar de vraag blijft waar bekeringsdrift begint en inburgering eindigt, en hoe effectief die ‘ontsmetting’ eigenlijk is.

Een rechtse hobby

Misschien eerst wat cijfers die verzameld zijn door de Anti-Defamation League (ADL) in New York die al jaren onderzoek doet naar antisemitisme.

In West-Europa heeft 24 procent van alle volwassenen antisemitische opvattingen, onder christenen is dat 25 procent, onder moslims 29 procent, niet veel hoger dus. Atheïsten en mensen zonder religie scoren iets beter met 22 procent.

In Noord-Afrika en het Midden-Oosten heeft 74 procent van alle volwassenen antisemitische vooroordelen, maar als je kijkt naar religie zie je dat het verschil tussen christenen en moslims niet bijzonder groot is. 75 procent van de moslims daar heeft dergelijke vooroordelen en 64 procent van de christenen. Niet religie, maar de plek waar je woont zijn doorslaggevend, en wat die plekken betreft zijn interessante verschillen waar te nemen. Gaza en de Westelijke Jordaanoever scoren begrijpelijkerwijs hoog (93 procent) net als Irak (92 procent), Iran scoort relatief laag (60 procent). Dat zou alleen hen moeten verbazen die menen dat de ayatollahs representatief zijn voor de bevolking. De cijfers van de ADL over West-Europa stammen uit 2023, die over het Midden-Oosten uit 2014.

Een andere Amerikaanse organisatie, Pew Research Center, deed onderzoek naar de houding van Europeanen ten opzichte van moslims. 77 procent van de Slowaken denkt negatief over moslims, 66 procent van de Polen, 22 procent van de Fransen, Nederland scoort relatief laag met 28 procent. Wie wil zou op grond van deze cijfers verregaande conclusies kunnen trekken over de islamofobie onder Europeanen. Dat de Oost-Europese cultuur islamofoob is, dat voormalige communisten islamhaters zijn.

Overigens valt het op dat hoe minder moslims er in een land wonen hoe groter de afkeer is tegen moslims, en een soortgelijke tendens lijkt ook waarneembaar bij antisemitische vooroordelen. Waarbij moet worden opgemerkt dat de aanwezigheid van antisemitische en andere vooroordelen in een land zich niet hoeft te verhouden tot het aantal antisemitische en andere incidenten in dat land.

Dat men uiterst voorzichtig moet zijn met conclusies trekken uit onderzoeken als van de ADF en het Pew Research Center mag eens te meer duidelijk zijn. Minder voorzichtig hoeven we te zijn met de constatering dat de Joden de favoriete minderheid van rechts en extreem-rechts zijn en dat de Holocaust, als herinneringscultuur welteverstaan, een rechtse tot extreem-rechtse hobby lijkt te zijn geworden, fataal voor de toch al in ontbinding verkerende herinneringscultuur, maar ik geloof niet dat de betreffende politieke partijen zich daar zorgen om maken, hun hobbyisme is louter instrumenteel.

‘Hofjude’

Haat, veel meer nog dan liefde, heeft argumenten nodig. Als men moslims verafschuwt, dan geeft men als argument dat moslims vrouwen, homo’s en Joden haten. Kies een smaak van de dag, kies een stok van de dag, waarbij de Jodenhaat gezien de Europese geschiedenis natuurlijk extra pikant is. Daar lijkt de stok meer op een knuppel.

De ontsmettingsmethoden c.q. anti-antisemitismemethoden die de op handen zijnde regering omarmt zijn ineffectief. Nogmaals: zoals gevangenissen opleidingsinstituten voor criminelen zijn, zo verworden Holocaustmusea door verplicht bezoek al snel tot opleidingsinstituten voor antisemieten .

Het recente filosemitisme en Israëlliefde van rechts zal rampzalig zijn voor de positie van de Joden in Europa

Verder is het een groot probleem voor de Joden dat zij zullen worden waargenomen als favoriete minderheid van machthebbers die vroeg of laat verafschuwd worden door grote delen van de bevolking. We hebben dat eerder gezien in de Europese geschiedenis, denk aan het fenomeen Hofjude, waarbij een bepaalde Jood in ruil voor bijvoorbeeld het verstrekken van leningen een bevoorrechte status kreeg van de vorst, waarna de gehele Joodse minderheid veelal moest boeten voor de latere wandaden van die vorst.

Tolerantie

Ik meen dat het recente, vermeende filosemitisme en de Israëlliefde van rechts rampzalig zal zijn voor de positie van de Joden in Europa. Op universiteiten wordt de keerzijde nu al zichtbaar. Hoogleraar Joodse Studies Bart Wallet (UvA) zei: „Wat wel steeds meer gebeurt is een informele boycot van alles en iedereen die iets met Israël te maken heeft, inclusief Holocaustonderzoekers.” De gevolgen van de Holocaustherinneringscultuur als extreem-rechtse hobby, de gevolgen van de verwarring over de vraag waar de Holocaust ophoudt en Israël begint, zijn nog lang niet te overzien.

In een artikel in De Groene Amsterdammer schreef David Wertheim recent over de dood van ‘Auschwitz’, het belang van dit artikel kan niet genoeg worden benadrukt. Daarin wordt ook de filosoof Nietzsche aangehaald die zich na de dood van God afvroeg: „Met welk water kunnen wij ons reinigen? Welke zoenoffers, welke heilige spelen zullen wij moeten bedenken?”

De herdenkingen van de herinneringscultuur, zoals die in Nederland en elders vanaf de jaren zeventig op gang kwam, verwerden tot het nieuwe heilige spel dat de leegte van het Westen – lees: de leegte van het liberalisme – moest verhullen. God stierf niet in Auschwitz, zoals weleens is beweerd, maar werd daar opnieuw geboren.

Van de Nederlandse identiteit bleef niet veel meer over dan dit: dode Joden, Sinterklaas en wat grof taalgebruik, overgoten met de welbekende saus van coffeeshops, red light district en andere vormen van tolerantie

Probleem is alleen dat mede onder invloed van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten de heilige spelen in rap tempo aan betekenis verliezen. De discussie, voor zover dat het woord is, over antisemitisme onder moslims, is slechts een stuiptrekking van dat betekenisverlies. Dat is niet zozeer pijnlijk voor de slachtoffers en hun nabestaanden – zij die uit hun doppen keken wisten al enige jaren wat ze van de herinneringscultuur te verwachten hadden: weinig tot niets – maar vooral voor de Nederlander zelf (want laat ik me daartoe even beperken).

Nadat hij God achter zich had gelaten en de eigen traditie als waardeloos had herkend bleef er van de Nederlandse identiteit niet veel meer over dan dit: dode Joden, Sinterklaas en wat grof taalgebruik, overgoten met de welbekende saus van coffeeshops, red light district en andere vormen van tolerantie. Ja, als dit mijn identiteit was zou ik me ook aan de voeten van Geert Wilders werpen en roepen: ‘Doe met me wat je wil.’

Necrofiele omgang

De dode Joden en het gekoketteer met de Holocaust zonder daar verder veel van af te weten – over de Duitse Vergangenheitsbewältigung kan veel worden gezegd maar koket is die nooit geweest – als bouwsteen van de eigen identiteit heeft allerlei neveneffecten. De nog levende Joden moeten doen alsof ze dood zijn, dat wil zeggen in de pas lopen, of zij plegen verraad aan de dode Joden, een beschuldiging waarin ook het narratief van de nazi’s doorklinkt: de Joden zijn verantwoordelijk voor de vernietiging van hun eigen volk (zie de Joodse Raden, zie de Sonderkommandos).

Aankomst Centraal Station Amsterdam, mei-juni 1945.
Foto Emmy Andriesse/ Bijzondere Collecties Universiteitsbibliotheek Leiden

De Amerikaanse-Duitse schrijver Deborah Feldman meende dat de omgang van Duitsers met Joden verworden is tot een vorm van fetisjisme. Kijkend naar de situatie in Nederland zou ik zeggen dat er hier eerder sprake is van necrofilie, met Wilders als, dat moet gezegd, onvermoeibare en immer enthousiaste aanjager. Waaraan ik meteen toevoeg, ik heb principieel niets tegen necrofilie, het libertijnse gedachtegoed, mits met mate toegepast, is mij lief.

Het mag duidelijk zijn dat sommige aanhangers van de op handen zijnde Nederlandse regering de levende Joden graag afgeranseld zien worden

Wil de levende Jood niet voor dood spelen, dan moet hij zich tenminste verkleden als Jood. Zo verklaar ik althans de merkwaardige, voortdurend geuite wens dat de Jood met een keppeltje door een wijk moet lopen waar veel moslims wonen, net zoals sommige vrouwen in de slaapkamer soms een schooluniformpje moeten aantrekken. Ik meen dat Joost Eerdmans een van de eersten was die mij tot zo’n wandeling hoopte te verleiden. Het mag duidelijk zijn dat sommige aanhangers van de op handen zijnde Nederlandse regering de levende Joden graag afgeranseld zien worden, een al dan niet onbewust verlangen – hun identiteit bestaat immers uit dode Joden – en verder om hoofdzakelijk erotische redenen hopen dat hun islamitische landgenoten dat zullen doen.

Identiteitsspel

Over Israël heb ik het nog niet gehad. Laat ik volstaan met te zeggen dat een klein maar luidruchtig deel van de Nederlanders geobsedeerd is door de islam en de strijd ertegen graag laat uitvoeren door levende Joden, opdat die de zonde op zich kunnen laden terwijl de Nederlandse kruisvaarder met een internetverbinding vergetelheid zoekt in ietwat onbevredigend gespartel op sociale media. (In vrijwel geen enkel Europees land is de bereidheid te vechten voor het eigen land zo gering als in Nederland, te weten 15 procent in 2015 tegen 66 procent in Israël).

Je zou bijna denken, de Nederlander is het wezen dat wil leven noch sterven, een beetje loeren, niet aanraken, maar dat is onaardig voor Nederlanders die uit heel ander hout zijn gesneden. Wat niet wegneemt dat bestaanszekerheid uitstekend past bij het vegeteren.

Wat is een heilig spel, een identiteitsspel in een land dat (nogmaals) economisch gezien een provincie is van Duitsland, militair gezien een provincie van Amerika, en cultureel gezien de nederigste van alle knechten van de Amerikaanse populaire en academische cultuur? Ik zeg: de omgang met het eigen kwade geweten zonder de geschiedenis van dat geweten te kennen.

Wertheim haalde terecht Nietzsche aan. In zijn Genealogie van de moraal schrijft Nietzsche, in de vertaling van Maarten van Buuren: „De mens die gevangen werd gezet in het dwangbuis van een knellende en pietluttige moraal; die zich, bij gebrek aan externe vijanden en weerstanden, ongedurig begon open te rijten, te achtervolgen, aan zichzelf te knagen, op te jagen, te mishandelen; dit dier dat zich verwondde aan de tralies van zijn kooi toen men het wilde ‘temmen’; dit wezen dat van alles was beroofd, dat verteerd werd door heimwee naar de woestenij, dat geen andere keus had dan van zichzelf een avontuur, een martelkamer, een onzekere en gevaarlijke wildernis te maken – deze clown, deze gevangene die gekweld werd door verlangen en wanhoop, werd de uitvinder van het ‘slechte geweten’.”

Van het verteerd worden door de heimwee naar de woestenij bleef de heimwee naar de rancune over.

De clown die alle traditie terzijde heeft geschoven, die denkt ter plekke een traditie in elkaar te kunnen timmeren als een vogelkooitje, hij weet niet meer wat hij heeft uitgevonden.