Opinie | Verouderd handelssysteem hindert klimaatbeleid

Claims Met internationale verdragen in de hand vertraagt de fossiele industrie klimaatbeleid. Zeg die verdragen daarom op, betogen Fiona Dove, Audrey Gaughran en Daniëlle Hirsch.

Kolencentrale in Eemshaven.
Kolencentrale in Eemshaven. Foto Kees van de Veen / ANP

Zestig jaar geleden sloot Nederland een eerste bilaterale investeringsbeschermingsverdrag (Bilateral Investment Treaty, ook wel: BIT) af. Zes decennia later blijken multinationals met deze Nederlandse verdragen in de hand overheidsbeleid aan te vechten om hun belangen veilig te stellen. De fossiele industrie vertraagt op deze manier bijvoorbeeld klimaatbeleid, mijnbouwbedrijven verzwakken milieubeleid. Vanwege de impact op ons eigen klimaatbeleid kondigde Nederland eind vorig jaar aan uit het internationale Energy Charter Treaty (ECT) te stappen. Dat is een goed begin, maar nu is het moment om álle investeringsverdragen die we hebben afgesloten, te beëindigen.

Na het eerste verdrag met Tunesië tekende Nederland nog 106 andere Bilateral Investment Treaties met landen over de hele wereld, vooral in Azië, Afrika en Latijns-Amerika, waarvan er momenteel nog 75 in bedrijf zijn. Deze verdragen beschermen buitenlandse investeringen, vanuit de theorie dat die lokale economische groei bevorderen. Maar talloze onderzoeken laten zien dat dergelijke verdragen in praktijk geen bijdrage leveren aan het aantrekken van investeringen, laat staan van investeringen in duurzame activiteiten. Onderzoek toont ook aan dat deze verdragen in praktijk juist aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor mens en milieu. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) waarschuwde vorig jaar dat investeerders in fossiele brandstoffen investeringsverdragen kunnen gebruiken om klimaatwetgeving aan te vechten.

Een belangrijke pijler onder het Energy Charter Treaty en de meeste BIT’s is het investor-to-state dispute settlement (ISDS)-mechanisme. Dit mechanisme stelt buitenlandse investeerders in staat om, buiten de nationale rechtssystemen, overheden aan te klagen en compensatie te claimen voor het mogelijk mislopen van toekomstige winsten als gevolg van nieuw beleid. Zo kon in 2014 het Amerikaanse mijnbedrijf Newmont via een Nederlandse BIT Indonesië aanklagen, toen dat land besloot exportrestricties op onbewerkte grondstoffen in te voeren en zo de lokale economie te bevorderen. Pas nadat het bedrijf speciale uitzonderingen van de Indonesische overheid had gekregen, trok het de claim weer in. Het dreigen met een claim zet overheden aantoonbaar onder druk om beleid af te zwakken of zelfs helemaal in te trekken.

Miljarden aan claims

Nederland is de spil in dit systeem: het is na de Verenigde Staten het populairste land van waaruit claims worden ingediend. Multinationals uit de hele wereld hebben zich niet alleen vanwege ons gunstige belastingklimaat, maar ook vanwege onze BIT’s met andere landen – waarop ze kunnen meeliften – in Nederland gevestigd. Dat heeft de afgelopen decennia geleid tot een totaal van 105 miljard dollar aan claims via Nederland, waarvan het grootste deel is ingediend door brievenbusmaatschappijen.

De fossiele industrie is verantwoordelijk voor een groot deel van alle Nederlandse zaken. Grote klimaatvervuilers als Shell, ExxonMobil, Total, ConocoPhillips en Eni klaagden via onze BIT’s Nigeria, Filippijnen, Oeganda en Venezuela aan voor het invoeren van belastingheffingen of boetes voor olievervuiling. In 2021 ondervond Nederland aan den lijve hoe dat voelt, toen de Duitse energiebedrijven RWE en Uniper de Nederlandse staat aanklaagden vanwege het besluit om per 2030 hun kolencentrales te sluiten. De energiebedrijven gebruikten voor die claim het ISDS-mechanisme uit het Energy Charter Treaty.

Lees ook: Overheid hoeft energieleveranciers niet te compenseren voor vervroegde sluiting van kolencentrales

Er is veel veranderd in de laatste zestig jaar. Met de beslissing om uit het ECT te stappen laat Nederland zien dat het de gevolgen van ons verouderde handelssysteem serieus begint te nemen. Een logische vervolgstap is om ook de 75 bestaande BIT’s met ISDS tegen het licht te houden.

Gegijzeld door multinationals

Als een land eenzijdig een BIT met Nederland zou willen opzeggen, treedt de zogenoemde sunset clause in werking, waardoor bestaande investeringen ondanks de (eenzijdige) opzegging nog tien tot vijftien jaar beschermd blijven. Om dat te voorkomen is het dus beter om dit soort verdragen van twee kanten te beëindigen. Het opzeggen van een BIT leidt er niet direct toe dat een land geen investeringen meer ontvangt. Sterker nog: sommige landen die hun BIT’s hebben opgezegd, zoals Indonesië, hebben daarna juist meer investeringen ontvangen.

Nederland heeft de mogelijkheid voor zichzelf en voor andere landen beleidsruimte te creëren om de sociale, klimaat- en energiedoelstellingen van de 21ste eeuw wél te halen. De enige manier om ervoor te zorgen dat klimaat- en milieuwetgeving, of broodnodig arbeids- en gezondheidsbeleid niet langer via Nederland door multinationals worden gegijzeld, is het volledig beëindigen van de 75 nu bestaande BIT’s.