Onze natuur slibt dicht, met mensen. Vooral met een specifiek subtype, de homo recreans – één van onze grootste zoog- en roofdieren – die het daar geweldig naar zijn zin heeft. Enerzijds is het natuurlijk prachtig dat al die mensen de natuur intrekken en steeds andere manieren ontdekken om zich tot die natuur te verhouden: bosbaden, fietsen, wandelen, wildplukken, picknicken, hardlopen, paardrijden, wild spotten, de hond uitlaten, survivallen. Bewegen is gezond, de frisse buitenlucht doet ons goed en groen heeft een heilzame werking op lichaam en geest. Anderzijds verstoort deze diersoort de rust en het leefgebied van allerlei andere soorten. „De natuur is te vol”, concludeert de boswachter vertwijfeld en dus moet er voortaan betaald en gereserveerd worden. Het zal je baan maar wezen: fluitje in de mond, fiets met dikke wielen onder de kont, notitieboekje op zak en hup, op pad om bonnetjes te schrijven en toegangstickets te controleren. Ik kan me voorstellen dat de gemiddelde boswachter met andere verwachtingen aan zijn loopbaan begon.
Je kunt ook andersom redeneren. Er zijn niet te veel mensen, er is gewoon (veel) te weinig natuur. Nederland heeft een half miljoen hectare natuur voor 17 miljoen mensen. Dat is net geen driehonderd vierkante meter per persoon, de oppervlakte van een tennisveld met langs de vier randen een marge van een meter. Dat tennisveld deelt de mens met alle andere levende planten en dieren in dat gebied.
Ter vergelijking, Nederland heeft bijna één miljoen hectare grasland voor 3,8 miljoen koeien – een ander groot zoogdier. Elke koe beschikt over een buitenruimte van 2.500 vierkante meter. Dat is ruim een derde voetbalveld, dat ze voornamelijk met grassprieten en regenwormen deelt. Een koe heeft in Nederland grofweg acht keer meer buitenspeelruimte dan een mens. We komen er bekaaid vanaf.
Lees ook
De natuur is niet vol, maar verkeerd ingericht
Het probleem is dat we in Nederland een heel enge definitie van natuur hanteren. We hebben de natuur in categorieën en beheertypen met doelsoorten onderverdeeld en we proberen angstvallig om die papieren indeling in de echte wereld overeind te houden, op strak begrensde lapjes grond. In werkelijkheid is de natuur dynamisch, in potentie alomtegenwoordig en wars van kadastrale grenzen. Fiets- en spoorwegbermen, voor-, achter- en volkstuintjes, stadsparken, schoolpleinen, bomenlanen, braakliggende terreinen, stadskades, akkers, weides, sloten en poelen; óveral kan de natuur in principe haar gang gaan, op voorwaarde dat we haar ruimte en tijd geven en haar niet tegenwerken.
Met name op landbouwgrond en in het buitengebied valt er een wereld aan dynamische nieuwe natuur te winnen, door landbouw en natuur te combineren en verbinden, via de regeneratieve landbouw.
Die landbouw stoelt op vier basisprincipes. Eén, de bodem koesteren, dus niet ploegen, frezen, omwoelen of platdrukken met zware machines. De helft van de biodiversiteit zit immers ín de bodem, die willen we beschermen. Twee, (bio)diversiteit omarmen en vergroten, dus we verwelkomen alle inheemse fauna en flora en we combineren een veelheid aan gewassen. Drie, geen bestrijdingsmiddelen, van welke aard dan ook. Bestrijdingsmiddelen vernietigen leven en verwoesten diversiteit. De natuur haalt haar veerkracht en balans juist uit de enorme diversiteit aan levende wezens en organismen. Vier, geen kunstmest. Kunstmest zet het bodemleven buiten spel en maakt planten afhankelijk van een jaarlijkse toegift terwijl ze, in samenwerking met het bodemleven, prima in staat zijn om zichzelf te voeden.
Wanneer we deze vier basisprincipes toepassen op het buitengebied, kunnen we met een viertal stevige maatregelen in tien jaar tijd ruim een half miljoen hectare nieuwe natuur aanleggen. Dat is een kloeke verdubbeling van de huidige oppervlakte, mét behoud van voedselzekerheid. Hoe pakken we dat aan?
Ten eerste, alle afrasteringen flankeren we met gemengde heggen. Heggen luwen de wind, bieden nest- en schuilgelegenheid voor kleine vogels, stimuleren ondergronds het bodemleven, leveren voedsel en beschutting voor insecten, houden met hun wortels de bodem vast, slaan regenwater op en structuren het landschap. We kunnen in Nederland tweehonderdduizend kilometer heg aanplanten, dat wordt uiteindelijk een mozaïek van veertigduizend hectare nieuwe natuur.
Ten tweede, sloten voorzien we van natuurvriendelijke oevers. Die oevers bieden ruimte aan specifieke water- en oeverplanten, lokken waterminnende vogels en vormen een broedplaats voor libellen en kleine amfibieën. Een sloot met een natuurvriendelijke oever verveelvoudigt haar waterbergend vermogen en de diverse beplanting verbetert bovendien de waterkwaliteit. We hebben 330.000 kilometer sloot, niet alle sloten komen in aanmerking voor natuurvriendelijke oevers maar zelfs met iets minder dan de helft van de sloten levert dit 75.000 hectare nieuwe natuur op.
Ten derde, alle akkerranden zaaien we in met inheemse bloemen en kruiden. Deze lokken allerlei insecten die gewassen bestuiven en plaaginsecten bestrijden. Deze bloemrijke randen leveren 22.000 hectare nieuwe natuur op en een enorme biodiversiteitswinst.
Ten vierde, de zwaarste dobber en tegelijkertijd de grootste klapper, de graslanden en maïsvelden. We weten allemaal dat de veestapel moet krimpen. Indien we dat geleidelijk doen, kunnen we de graslanden alvast vullen met struiken en bomen, die vervangende producten gaan leveren voor de boer. Bessen, fruit, noten, isolatie- en bouwmateriaal, groenten (ja, van best veel struiken en bomen kun je het blad als groente eten), verzorgingsproducten. Bij halvering van de veestapel kunnen we minimaal driehonderdduizend hectare grasland en negentigduizend hectare maïs omvormen tot boomweiden, biodiverse boomgaarden en voedselbossen.
Lees ook
Wat moet meer ruimte krijgen: natuur of landbouw en woningen? Nederland is verdeeld
Tot slot de vraag waarover menig welwillende boer en landeigenaar zich de hersenen pijnigt: hoe gaan we dit financieren? Want subsidies voor natuur zijn minimaal en het duurt een aantal jaren voor de nieuwe natuur vruchten afwerpt, letterlijk en figuurlijk.
Ziehier mijn voorstel. De Europese Unie kan via de Green Deal en de eco-regelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een eerste serieuze duit in het zakje doen. Onze eigen overheid kan bijdragen vanuit de gereserveerde fondsen voor piekbelasters, die in principe niet hoeven te stoppen, maar hun bedrijf radicaal anders kunnen inrichten.
Het toeval wil bovendien dat nieuwe Europese regelgeving bedrijven verplicht om vanaf 2024 hun milieu-impact te documenteren en compenseren. Geen mooiere compensatie denkbaar dan een paar hectare dynamische kersverse natuur. Verder zou het de banken sieren deze nieuwe natuur ruimhartig en renteloos te financieren, ook banken moeten immers hun milieu-impact verkleinen.
En als belangrijke laatste, de burgers (u en ik), gaan de boer een eerlijke prijs betalen voor duurzame producten en voor een biodivers landschap. De pioniers van de regeneratieve landbouw bewijzen dat er op veel manieren goed geld verdiend kan worden. Een regeneratief boerenbedrijf is een toplocatie voor een mini-camping, een hoevewinkel, bedrijfsuitjes, heidagen, cursussen en workshops, kleinschalige kinder- en ouderopvang, verjaardags- en familiefeesten, yogalessen, fotoshoots, lokale horeca, de mogelijkheden zijn legio. De ervaring leert ook dat een deel van de burgers met plezier vrijwillig komt meewerken op het boerenbedrijf.
Aldus kan een buitengewoon bondgenootschap van banken, bedrijven, boeren en burgers – met optimale medewerking van onze overheid (lees: een blanco vergunning voor deze vier ruimtelijke projecten) – ruim een half miljoen hectare nieuwe natuur verspreid over heel Nederland realiseren in tien jaar tijd.
De homo recreans zal zich vervolgens naar hartenlust kunnen uitleven in die nieuwe natuur. En de boswachter? Die kan weer rustig met de verrekijker om de nek een ‘ons-kent-ons’-praatje maken met de natuurliefhebber die zich verlekkert aan de natuurgebieden oude stijl.
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’