Opinie | Verbod AfD moet afbraak democratie voorkomen

Moet de Alternative für Deutschland (AfD) verboden worden? Deze week stuurden Bondsdagleden van de partijen SPD, CDU/CSU, Groenen en Die Linke een voorstel aan hun fractiegenoten voor een motie waarin een AfD-verbod wordt bepleit. Als een meerderheid vóór stemt, kan de Bondsdag de opdracht geven aan de hoogste Duitse rechter om een verbod op de radicaal-rechtse AfD te onderzoeken.

Volgens de Duitse grondwet kan een politieke partij verboden worden als die de democratische rechtsstaat op „agressieve” wijze wil ondermijnen. De discussie over een verbod op de AfD laait steeds weer op. Directe aanleiding voor de motie nu is de eerste zitting van het nieuwe parlement in Thüringen, waar de AfD sinds de deelstaatverkiezingen begin september de grootste partij is. Door de overwinning van de AfD werd de eerste bijeenkomst van het parlement voorgezeten door een AfD’er. Die zitting ontaarde in chaos: de AfD’er weigerde moties van andere partijen in behandeling te nemen en wilde de microfoons van niet-AfD’ers uitzetten. De initiatiefnemer voor de motie, Marco Wanderwitz (CDU), noemde de gang van zaken in Thüringen „het zoveelste voorbeeld” van de manier waarop de AfD „de parlementaire democratie en haar instituties veracht”.

Wanderwitz kiest felle bewoordingen in zijn pleidooi voor een verbod. Bij de omroep ZDF zei hij: „We moeten na de verschrikkelijke heerschappij van de nationaalsocialisten voorkomen dat er opnieuw een grotendeels extreem-rechtse en nationalistische partij aan de macht komt.” SPD-Bondsdaglid Carmen Wegge formuleerde het zo: „In Duitsland werd al eens eerder met democratische middelen de democratie afgeschaft, en ons continent in het verderf gestort.”

Slachtoffer-narratief

Een partijverbod komt niet zomaar tot stand. De Bondsdag, de regering of de Bondsraad kan een procedure bij het Constitutioneel Hof in Karlsruhe in gang zetten. Juristen moeten dan aantonen dat de partij de democratische rechtsorde ondermijnt en daarin ook kans van slagen heeft. Alleen antidemocratische taal of racistische uitspraken van partijleden, zijn niet genoeg. Juristen zouden moeten aantonen dat het opzet en programma van de partij is om de democratische orde te storen of zelfs omver te werpen.

In de motie van Wanderwitz cum suis wordt een aantal voorbeelden genoemd die dat moeten aantonen. Zo wordt de betrokkenheid van oud-AfD-Bondsdaglid Birgit Malsack Winkemann bij de plannen van Heinrich Prinz Reuss genoemd, die ervan verdacht wordt een coup te hebben beraamd. Ook komen de ruim honderd parlementair medewerkers van de AfD-fractie in de Bondsdag aan de orde, die volgens onderzoek van Duitse media in extreem-rechtse organisaties actief zijn of actief waren. Bovendien komen de banden van AfD’ers met autoritaire regimes aan bod; Europarlementariër Maximilian Krah zou bijvoorbeeld een Chinese spion als politiek assistent hebben gehad.

Een juridisch commentator van de Süddeutsche Zeitung pleit vóór een verbod, omdat de rechter zou moeten onderzoeken of de AfD in Europa van een andere orde is dan „de partijen in Nederland of in Oostenrijk waaraan men al gewend is geraakt”. Een andere commentator in dezelfde krant zegt dat de juridische weg weliswaar goed mogelijk is, maar politiek niet „zinvol”. De procedure zou zomaar twee jaar kunnen duren, waarin de AfD zich als slachtoffer zou ensceneren.

Dat vindt ook Bondsdaglid Linda Teuteberg (FDP). Zij noemde de AfD bij ZDF weliswaar een „ernstig gevaar voor onze democratie”, maar een procedure „riskant”, om de partij kort voor de Bondsdagverkiezingen nieuw materiaal voor hun slachtoffer-narratief te geven. Oud-Bondspresident Joachim Gauck vreest dat een verbodsprocedure „nog meer woede” losmaakt. De leden van de Bondsdag stemmen op zijn vroegst in november over de motie.