Wat is de waarde van een boom? Als we de boom louter instrumenteel beschouwen, is de waarde van een boom afhankelijk van de soort boom en de leeftijd of de dikte van de boom. De waarde van de boom is namelijk het geldbedrag aan hout dat ontstaat door het omzagen van de boom. We kunnen de waarde van de boom ook verder oprekken. Behalve houtwaarde vertegenwoordigt de boom namelijk allerlei andere vormen van waarde, zoals de waarde van schaduw in de zomer, de waarde van luchtzuivering en de waarde van CO2 opslag. Met integratie van deze vormen van waarde, krijgt de boom een veel hogere waarde dan louter de houtwaarde.
De vraag is nu wat de werkelijke waarde is van de boom? Is dat de smalle houtwaarde of de brede boomwaarde? Of is er misschien nog een andere manier om de boom te waarderen? Want op welke gronden bepaalt de mens per definitie wat de waarde van de boom is? Waarom wordt de waarde niet bepaald door de vogels en insecten die in de boom wonen of de schimmels die met de boom samenleven? Waarom heeft de boom geen intrinsieke waarde, en mag de boom diens waarde dus zelf bepalen?
Ecoloog en filosoof Matthijs Schouten leerde mij dat er vier natuur-wereldbeelden zijn; vier verschillende grondhoudingen wat de mens-natuur-relatie betreft. Het eerste wereldbeeld is te duiden als ‘de mens als heerser’. Hierbij is de natuur ondergeschikt aan de mens, en beheerst de mens de natuur. In dit antropocentrische wereldbeeld heeft natuur slechts instrumentele waarde; de natuur is een hulpbron om de menselijke samenleving te dienen.
Rentmeesterschap
Bij het tweede wereldbeeld is de mens ‘rentmeester’. De mens is hierin nog steeds de kroon op de schepping, maar heeft daarmee ook de verantwoordelijkheid om goed voor de natuur te zorgen. Natuur is er voor de mens om te gebruiken, maar niet om te misbruiken. Het rentmeesterschap draait daarmee om goed voor de natuur te zorgen.
Bij de derde grondhouding is de mens ‘partner’ van de natuur. Er treedt hier een significante perspectiefverandering op; de mens ziet zichzelf niet langer gescheiden van de natuur. Het is post-dualistisch oftewel ecocentrisch. Andere levensvormen worden erkend als gelijkwaardig. De instrumentele natuurbenadering van de mens als ‘heerser’ heeft hier plaatsgemaakt voor een intrinsieke natuurbenadering; alle levensvormen op aarde hebben een gelijkwaardig bestaansrecht.
Tenslotte is er ook nog een vierde wereldbeeld: ‘de mens als participant’. Hierbij wordt de aarde benaderd als een levend geheel. De mens leeft niet langer naast of met natuur, maar als natuur. De mens is een verweven wezen.
Allesomvattende macht
In onze moderne, westerse samenleving domineren de natuur-wereldbeelden van de mens als heerser of – in het beste geval – van de mens als rentmeester. In beide gevallen beslist de mens over het lot van de natuur. Nu we geconfronteerd worden met klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en milieuvervuiling leren we op pijnlijke wijze dat wij helemaal niet over het lot van de natuur beslissen, maar dat de natuur over ons lot beschikt.
De natuur toont haar allesomvattende macht en kracht. De menselijke samenleving wordt ernstig ontwricht door de natuurlijke destructie. De economische prognoses zijn door klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en milieuvervuiling inktzwart. The Guardian kopte in januari dat de wereldeconomie een verlies van maar liefst 50 procent aan bbp kan oplopen voor 2100, zo bleek uit onderzoek door internationale actuarissen. Dit verlies aan internationaal inkomen is desastreus voor het economische systeem. We verkeren in een bizarre situatie waarin de toekomstige economie dus door de huidige economie wordt bedreigd.
De biologische wetenschap is in een aantal decennia getransformeerd in ecologische wetenschap. Biologen erkennen dat het leven op aarde bestaat bij gratie van wederzijds afhankelijke relaties. Alle levensvormen op aarde zijn op talloze manieren innig met elkaar verbonden. Er bestaan geen autonome levensvormen. Alles wat leeft bestaat bij gratie van allerlei andere levensvormen. Elke levensvorm is een samenspel van leven.
Daarmee kunnen we dus ook de conclusie trekken dat de natuur-wereldbeelden ‘de mens als heerser’ en ‘de mens als rentmeester’ niet langer houdbaar omdat ze feitelijk onjuist zijn. De mens leeft niet naast, boven of zelfs met natuur; de mens ís natuur. De mens leeft verweven met alle andere levensvormen op aarde, en is voor haar levensbestaan afhankelijk van die andere levensvormen, net zo goed als andere levensvormen afhankelijk zijn van ons levensbestaan.
Alle levensvormen op aarde zijn op talloze manieren innig met elkaar verbonden
Denk bijvoorbeeld aan de bij. Wij hebben de bij nodig voor onze voedselproductie. De bij heeft bloemen nodig voor diens energievoorziening. We kunnen de bij helpen om te floreren door bloemrijke leefomgevingen te creëren, waarmee de bij ons kan helpen met voedselproductie. In de biologie/ecologie wordt dit symbiose genoemd. We zouden symbiose kunnen vertalen als samenlevingskunst. In vitale, florerende natuurlijke ecosystemen heerst samenlevingskunst.
De ontwrichtende ecologische crises die wij mensen veroorzaken zijn een bewijs dat wij deze levenskunst niet beheersen. Ik wil daarom een betoog houden voor ecoliberalisme.
‘Wij zijn vrij’
Ecoliberalisme is een herziening van het neoliberalisme dat momenteel heerst of een uitbreiding van het sociaalliberalisme. Voor het schrijven van mijn recent verschenen boek Ecoliberalisme ben ik in de oude teksten van oer-liberalen als Hume, Locke en de Tocqueville en Mill gedoken. Zij zouden zich omdraaien in hun graven als ze zouden worden geconfronteerd met de huidige, neoliberale versie van liberalisme. Hun liberalisme is geëvolueerd tot een extreem egocentrische en materialistische versie van individualisme met een negatieve versie van vrijheid. Vrijheid wordt momenteel vooral geassocieerd met de afwezigheid van belemmeringen en beperkingen en staat vandaag de dag vooral voor ‘ik ben vrij’. Maar het oer-liberale gedachtegoed stond expliciet in het teken van ‘wij zijn vrij’ en positieve vrijheid: de vrijheid om jezelf te kunnen ontplooien. Deze sociale en positieve versie van vrijheid is onder de bezielende leiding van Jan Terlouw de basis van het sociaalliberalisme geworden, wat tot op de dag van vandaag de brede basis voor Nederlandse centrumpolitieke partijen vormt.
Met het ecoliberalisme wil ik de grenzen van het sociaalliberalisme verder oprekken. Ik wil het sociale contract tussen burgers vervangen voor een ecosociaal contract. Wetende dat wij mensen verweven wezens zijn en in wederzijds afhankelijke relaties verkeren met andere levende wezens, moeten we dit gegeven ook formaliseren in de internationale bestuursvorm. De gelijkwaardigheid en vrijheid die de menselijke versie van het liberalisme kenmerkt moet uitgebreid worden naar alle niet-menselijke levensvormen. Wij mensen zijn immers onderdeel van de natuur, en de biologische wetenschap leert ons dat alle levensvormen op aarde evenzeer gericht zijn op floreren.
Er is geen levensvorm op aarde die ervoor kiest om te lijden; elk levend organisme op aarde heeft evenveel actieve levensregie oftewel agency. Elke levensvorm doet evenveel moeite om te floreren. En elke levensvorm op aarde is daarbij gezegend met intelligentie oftewel het vermogen om te leren van omstandigheden en zich gericht aan te passen. Intelligentie is een universeel natuurlijk gegeven. De mens is niet unieker of intelligenter dan andere levende wezens. Waarom zouden wij mensen dan het alleenrecht hebben op wetten die onze gelijkwaardigheid en vrijheid beschermen?
Ecosociaal contract
Dat kan bijvoorbeeld door de rechten van de natuur te verankeren in ons rechtssysteem. Met de integratie van natuurrechten in de Grondwet evolueert de democratie naar een natuurinclusieve ecocratie. Door de basale samenlevingsspelregels op te rekken, worden wij gedwongen om natuur te erkennen als gelijkwaardig rechtssubject, ons als goede aardbewoners te gedragen en de symbiotische levenskunst te ontwikkelen. Een ecosociaal contract dwingt ons om als mens in dialoog te gaan met andere levensvormen. Alle levensvormen zijn dan immers gelijk voor de wet, in staat hun belangen te behartigen en alle levensvormen worden dan politiek vertegenwoordigd. We zullen dan met-elkaar-voor-elkaar een constructieve samenwerkingsvorm moeten vinden en handelen op een manier die zowel de menselijke als niet-menselijke levensvormen doet floreren.
Wat zou er met een boom gebeuren als we deze niet als verheven mens maar als verweven mens benaderen? Wat zou er gebeuren als we met de boom, de vogels, de insecten en de schimmels in dialoog moeten en samen op zoek moeten naar samenwerkingsvormen?
