N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De filantropie van de Rotterdamse familie Van der Vorm en hun stichting Droom en Daad, kan de laatste tijd op veel publieke belangstelling rekenen. Bijvoorbeeld rond hun financiering van het bronzen beeld van een jonge vrouw op het Stationsplein in Rotterdam, en de gift van 38 miljoen aan het Nederlands Fotomuseum begin deze zomer. De puissant rijke familie investeert enorm in de cultureel-maatschappelijke ontwikkeling van de stad, tot vreugde van burgemeester Aboutaleb. Voor de verbouwing van het Museum Boijmans Van Beuningen wilde de familie een paar jaar terug een significante bijdrage doen van naar verluidt tientallen miljoenen. Alleen wat bleek? In ruil daarvoor wilde Stichting Droom en Daad wel twee leden in de zeven leden tellende raad van toezicht van het Boijmans, waarna het museum subiet weigerde. Geld in ruil voor macht was geen optie.
Maar waarom eigenlijk niet? In de Verenigde Staten kopen vrijwel alle bestuursleden van grote musea, van het prestigieuze MoMa tot The MET in New York, hun zetels in de raad van toezicht. „Dat is hier zo genormaliseerd, het is gewoon hoe high society werkt”, wordt me uitgelegd door Patricia Preston, CEO van de Vermont Council on World Affairs. Giften van bestuursleden van musea lopen geregeld op tot ver in de miljoenen. Neem Leon Black, de voormalig voorzitter van het bestuur van het MoMa die in totaal 40 miljoen dollar aan het museum doneerde. Als deze constructie de culturele sector zoveel oplevert, waarom zouden we daar in Nederland zo moeilijk over doen?
Geld is schaars in de Nederlandse culturele sector. Over een paar maanden kunnen culturele instellingen een aanvraag indienen bij het Rijk voor structurele financiering. Daarmee kan men op een vaste bijdrage rekenen in de zogenoemde ‘kunstenplanperiode 2025-2028’. Het aantal aanvragen is altijd hoger dan de kunstbegroting. Burgemeester Femke Halsema riep eind mei bedrijven alvast op meer te investeren in maatschappelijke doelen in de stad. Ook stuurde ze haar wethouder van Cultuur, Touria Meliani, naar New York om inspiratie op te doen voor nieuw beleid.
Amerikaanse invalshoek
Van oudsher kennen we in Nederland, net als in de VS, een systeem waarbij de kunsten worden ondersteund door particuliere gevers. Voorbeelden zijn Multatuli, Breitner en Toorop. Pas na de Tweede Wereldoorlog is er steeds meer aandacht gekomen voor de rol van de overheid in cultuurbeleid. Cultuur wordt beschouwd als symbool van beschaving en in 1965 kwam er zelfs ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM).
In 2011 keerde dat tij plotsklaps met de bezuinigingen van toenmalig staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra (VVD). De overheid trad volgens hem te veel op als hoofdfinancier en er moest een bloeiende ‘culture of asking’ komen in Nederland. Het was een vrij Amerikaanse invalshoek waar Halbe Zijlstra voor koos. In de VS speelt overheidssubsidie sinds jaar en dag een marginale rol, er bestaat geen minister voor cultuur, en juist de culture of giving and asking is integraal onderdeel van de maatschappij. „Het idee dat de overheid jou geld geeft om iets moois te maken vinden de Amerikanen maar raar”, schrijft verslaggever Erik Mouthaan in zijn boek New York, de gedroomde stad.
Amerika is het land van de selfmade man en de selfmade woman en daarbij is stap één: either you make it or you don’t. En stap twee: zodra je genoeg voor jezelf gepakt hebt, begin je terug te geven. Particuliere giften zijn bij veel culturele instellingen zelfs goed voor 50 procent van de inkomsten, zoals bij The MET Opera met 150 miljoen dollar. Ter vergelijking: het Nationale Opera en Ballet ontvangt slechts 3 procent particuliere steun. En men krijgt er ook iets voor terug. Zoals schrijver Michael Massing het in een kritisch artikel in The New York Times verwoordde: „Voor de superrijken brengt lidmaatschap van museumbesturen veel voordelen met zich mee, het is goed voor je sociale status, je krijgt toegang tot andere machtige mensen en het is een manier je imago op te poetsen.”
Maar wat zijn nu eigenlijk de bezwaren van het Boijmans? Sponsoring is op zichzelf geen probleem. Daar iets tegenover zetten, zoals uitnodigingen voor exclusieve events, een toegangsticket tot de high society of belastingvoordelen, is business as usual. Waar het ethisch gezien pas echt begint te schuren is bij de invulling van bestuursposities. Daar wordt een grens overschreden. En volgens de directie van het Boijmans betrof het een botsing met de regels van goed bestuur en toezicht in de culturele sector. Een dubbelrol als begunstiger én bestuurder is niet kies. Bovendien houdt dit systeem de macht van de rijken in stand. Het is niet inclusief, het is exclusief. En het brengt de onafhankelijkheid van een culturele instelling in gevaar.
Een dubbelrol als begunstiger én bestuurder is niet kies, en dit systeem houdt de macht van de rijken in stand
Kunst is niet zelden maatschappijkritisch, en loopt doorgaans voorop bij maatschappelijke veranderingen, maar is dat wel mogelijk wanneer de belangrijkste kunstinstellingen worden bestuurd door een rijke homogene elite die zichzelf heeft ingekocht in een bestuurspositie?
Volgens hoogleraar ethiek aan Universiteit Utrecht Ingrid Robeyn is Amerika inmiddels verworden tot een plutocratie waar de rijken het voor het zeggen hebben. Een rijke donateur die een vleugel doneert aan een museum en in ruil daarvoor zijn naam op de gevel wil, is tot daar aan toe. Echt problematisch wordt het, vertelt ze me, wanneer die donateur invloed wil kunnen uitoefenen door middel van een bestuurspositie. „Je moet je afvragen hoe de macht verschuift als je dit geld aanneemt en welke consequenties dat heeft. In Amerika geldt wie betaalt bepaalt.”
Het blijft schipperen
In Nederland staan donateurscirkels los van de raad van toezicht. En gelukkig gaan we in Nederland dus vooralsnog niet voor de bijl voor het Amerikaanse model. Maar, veel trends uit Amerika worden klakkeloos overgenomen en dat is niet wenselijk. Want wie wil er leven in een land waar alleen de rijken het voor het zeggen hebben? Wat voor tentoonstellingen krijgen we dan straks in musea? En vooral: welke niet?
Natuurlijk is volledige afhankelijkheid van de overheid is ook geen wenselijk model. Als een staatssecretaris als Zijlstra aangeeft te kunnen korten op cultuur omdat hij er geen grote affiniteit mee heeft, dan is het enorm waardevol weldoeners te hebben die opkomen voor de kunsten. Het blijft schipperen. Maar laten we in ieder geval afspreken dat de grens ligt bij de drempel van de bestuurskamer. Dat we de scheiding tussen geldschieters en bestuursleden zuiver houden.
Lees ook: Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm
Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!
Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.