Opinie | Spanjaarden gaan de straat op tegen ‘staatsgreep’ van premier Sánchez

‘Sánchez traidor”, klinkt het in de straten van Madrid. „Sánchez is een verrader.” In Spanje lopen de gemoederen hoog op omdat demissionair premier Pedro Sánchez een omstreden akkoord heeft gesloten met Catalaanse separatisten om zo aan de macht te blijven.

Om een meerderheidsregering te kunnen vormen, heeft Sánchez steun nodig van niemand minder dan de voortvluchtige Catalaanse leider Carles Puigdemont. Puigdemont was in 2017 verantwoordelijk voor het illegale referendum in Catalonië en riep een eenzijdige onafhankelijkheid uit. Toen justitie hem wilde vervolgen voor rebellie en opruiing, vluchtte hij naar België. Zijn collega’s die wel in Spanje achterbleven, kregen celstraffen tot wel 13 jaar. Veel Spanjaarden vinden dat de separatisten het land in een onvergefelijke crisis hebben gestort. En dat uitgerekend zij een sleutelrol spelen in het vormen van een nieuwe Spaanse regering, zorgt voor woede en ongeloof.

De kritiek op Sánchez luidt dat hij de amnestiewet erdoorheen drukt, omdat hij hoe dan ook aan de macht wil blijven. „Een staatsgreep”, riep Alberto Núñez Feijóo, leider van de rechts-conservatieve Partido Popular.

Maar de woede gaat veel verder dan alleen die amnestiewet. De rechtse achterban is boos, omdat de Partido Popular de verkiezingen op 23 juli heeft gewonnen. Feijóo slaagde er echter niet in om een meerderheid te behalen in het parlement. Sánchez, de verliezer, kreeg toen de opdracht van de koning om een regering te vormen. En nu hij daarin lijkt te slagen, groeit die frustratie. „De verliezer mag doorregeren. Dit lijkt op een dictatuur”, zeggen ze in Madrid. De rechtse politici onderschrijven dat gevoel en zwengelen de emoties verder aan.

Samen met de extreem-rechtse Vox-partijleider Santiago Abascal riep Feijóo de Spanjaarden op om de straat op te gaan. „Om Spanje te verdedigen” en „om deze staatsgreep te veroordelen”.

„We gaan naar Ferraz!”, schreef Abascal deze week geheel in trumpiaanse stijl in een bericht op X. Ferraz is de straat waar het partijkantoor van de socialistische partij PSOE staat. Duizenden betogers probeerden het kantoor van Sánchez te bestormen. Abascal stond tussen de menigte, maar toen de situatie uit de hand liep, maakte hij zich snel uit de voeten. De ME wist met traangas en rubberen kogels de betogers buiten de deur te houden.

Uitgeknipt wapen

Sindsdien verzamelen zich elke avond in Madrid duizenden demonstranten voor het partijkantoor van de PSOE. Ze wapperen met vlaggen waar het wapen uit is geknipt. „Het land waar we nu in leven, is het Spaanse wapen niet waard”, schreeuwt een boze man die achter de hekken staat. De rechtse betogers en politici die hun stem luid laten horen, zijn niet als enigen boos. Uit opiniepeilingen blijkt dat 70 procent van de Spanjaarden het amnestie-akkoord met de Catalanen niet steunt.

De rechtse leiders roepen nu op tot massademonstraties. Regiopresident van Madrid Isabel Ayuso zei dat „de dictatuur via de achterdeur is teruggekeerd”. Abascal zei donderdagmiddag, een uur na de bekendmaking van het akkoord, dat er maar twee opties zijn: „Leven onder een dictatuur of betrokkenen van deze staatsgreep naar de gevangenis sturen.”

PP-leider Feijóo roept Spanjaarden in het hele land op om zondag 12 november om twaalf uur de straten ‘te bezetten’. „Sánchez geeft toe aan de chantage van de separatisten en de Spanjaarden moeten daarvoor betalen. Met hun waardigheid. En dat mogen we niet laten gebeuren.”.