Een mooi, herkenbaar verhaal van Jos Verlaan over zijn foute opa in NRC, naar aanleiding van de openbaarmaking van de archieven met alle dossiers over mogelijke collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog. In dat stuk (Ergens in die strafdossiers zat mijn eigen familie verborgen, 14/9) las ik dat volgens een recent onderzoek één op de vijf Nederlanders nakomelingen van ‘foute’ Nederlanders liever niet in publieke functies ziet. Als persoon met een publieke functie – ik ben hoogleraar sociologie – en als kleindochter van een veroordeeld collaborateur (mijn opa werd na de oorlog gearresteerd voor collaboratie, ontsnapte uit Nederlandse gevangenschap naar Zuid-Amerika, werd bij verstek veroordeeld, keerde in 1956 terug, en kreeg toen gratie) voelde ik me door dit stuk op allerlei manieren aangesproken.
Allereerst: net als Jeroen Saris, de voorzitter van de werkgroep Herkenning, vind ik het openen van die archieven een goed idee. Het zwijgen en de schaamte over het foute verleden van ouders en grootouders heeft veel schade aangericht. De archieven laten zien dat het om heel veel mensen gaat. Al het zwijgen sinds 1945 heeft gezorgd dat zelfs journalisten pas nu, jaren later, vol verwarring en schaamte op zoek moeten gaan naar verhalen die nooit meer helemaal opgehelderd zullen worden. In de tussentijd heeft die schaamte generaties lang doorgewoekerd. Openheid is niet prettig, maar het helpt wel.
Lees ook
Het oorlogsverleden van ‘foute’ en verdachte Nederlanders wordt openbaar
Nieuw verhaal
De openheid helpt ook bij het zoeken naar een nieuw verhaal over de Tweede Wereldoorlog. De stilte en schaamte horen bij het grote morele verhaal dat ‘de oorlog’ in Nederland werd: een verhaal van ‘goed’ en ‘fout’ en ‘wij’ en ‘zij’, waarin ‘fout’ en ‘zij’ overladen werd met stigma. In dit verhaal was – niet onterecht – weinig ruimte voor de gevoelens van mensen die ‘fout’ waren. (Wrang genoeg was er in dit verhaal ook niet altijd ruimte voor de mensen die goed noch fout, maar slachtoffer van het naziregime waren.)
Maar er was ook weinig compassie met de naasten van de foute Nederlanders, die vaak weinig konden doen aan de keuzes van hun ouders, echtgenoten of kinderen. Vooral de kinderen van foute Nederlanders, zoals mijn moeder, hebben hier onder geleden. Er was veel moed nodig om deze verhalen in de openbaarheid te brengen, zoals mijn moeder, haar broer, en de leden van de Werkgroep Herkenning sinds de jaren tachtig hebben gedaan.
Dit morele verhaal is de afgelopen jaren verschoven naar een ‘grijzer’ verhaal waarbij meer begrip kwam voor oorlogsmisdadigers en hun nakomelingen. Dat begrip ging mij soms ook te ver, bijvoorbeeld toen in 2012 bij de Nationale Dodenherdenking een gedicht over een omgekomen SS’er zou worden voorgedragen. Toen ik vorig jaar een stuk in De Groene Amsterdammer publiceerde over mijn foute familie werd ik door iedereen gecomplimenteerd dat het zo ‘moedig’ van mij was, terwijl ik juist hoopte op bevraging en discussie. Het harde morele verhaal lijkt veranderd in een zachter verhaal, waarin iedereen soms wel een foute keuze maakt, en waar iedereen een beetje slachtoffer is, en iedereen wel een familietrauma heeft. Zo grijs is het verleden nou ook weer niet.
Meer dan morele parabel
In al deze morele verhalen over de oorlog is de politieke dimensie verloren gegaan, en dat baart me veel zorgen. Juist op dit moment is de Tweede Wereldoorlog veel meer dan een morele parabel. De discussie over het openen van de archieven gaat nu vooral over keuzes gemaakt meer dan tachtig jaar geleden door mensen die (bijna) allemaal dood zijn. En dat waren geen morele stellingnames met het verwaarloosbare gewicht van een tweet of zelfs een impulsieve keuze in een stemhokje, maar politieke keuzes met echte, ernstige gevolgen.
De discussie over de geopende archieven is direct relevant voor de huidige tijd. We leven juist nu in een tijd waarin mensen zich voor zeer vergelijkbare politieke en morele keuzes gesteld zien. Voor of tegen politieke partijen die expliciet sommige groepen als beter of superieur zien. Voor of tegen een wereldbeeld dat groepen collectief als minderwaardig beschouwt, op basis van hun etnische of raciale afkomst, hun sekse, seksuele voorkeur of religie. Voor of tegen een wereldbeeld dat gewelddadig, excessief wij-gevoel verheerlijkt. Voor of tegen een wereldbeeld waarin vrouwen er vooral zijn om ‘onze’ kinderen te baren. Voor of tegen een wereldbeeld vol angstbeelden over ‘anderen’ die ‘ons’ onder de voet gaan lopen, als we ze niet nu meteen buitenzetten, hun grondrechten ontnemen, een crisis uitroepen, en ze uit onze veilige, eenvormige samenleving uitbannen.
Het zou mooi zijn als we de geopende oorlogsarchieven zouden leiden tot discussie over deze tijd. Het moet toch mogelijk zijn dat we iets kunnen leren van het verleden. En dat is dus niet dat de wereld bestaat uit ‘wij’ en ‘zij’. Maar wel: dat politieke keuzes ertoe doen. En dat sommige keuzes echt fout zijn.