De sociale huisvesting zit in de knoop. Betaalbare woningen blijven schaars en over de vraag waarom bouwcijfers tegenvallen, lopen de meningen uiteen. Materiaal- en bouwkosten zouden te hoog zijn, weerstand van omwonenden tegen bouwlocaties voor sociale woningbouw zou leiden tot langdurige procedures. Maar raken deze redenen de kern van het probleem? Nee, want die zit dieper: in Nederland zijn we de betekenis van ‘sociaal’ kwijtgeraakt. Sociale huisvesting wordt namelijk vooral opgevat als hulp voor behoeftigen. Daardoor worden mensen geconfronteerd met neerbuigendheid en vooroordelen. Met als gevolg boosheid en wantrouwen bij bewoners. Niet alleen jegens specifieke personen of een corporatie maar tegen ‘het systeem’ in het algemeen.
Uit het huidige beleid moet men concluderen dat het werk van woningcorporaties – zorgen voor kwalitatief goede en betaalbare woningen – politiek niet gewaardeerd wordt. Want corporaties, nota bene organisaties met een maatschappelijke functie, betalen vennootschapsbelasting, net als op eigen winst gerichte ondernemingen. Deze maatregel verkleint de financiële ruimte van corporaties voor sociale nieuwbouw en renovatie, net als het onlangs gelanceerde plan om huurprijzen te bevriezen. Het reduceren van de sociale woningbouw tot genadige hulp, uitgevoerd door organisaties die belemmerd worden in hun werk, is de verkeerde weg. De sociale woningbouw moet weer werkelijk sociaal worden.
Dat is niet makkelijk. Het sociale woningbouwstelsel zit ingewikkeld in elkaar. Maar dat mag geen excuus zijn. Er moet een principieel andere aanpak komen. Voor de eeuwwisseling was de Nederlandse volkshuisvesting socialer; grotere bevolkingsgroepen hadden toegang tot sociale woningbouw. Daar moeten we naar terug. In Wenen kun je zien hoe het kan. Sinds 1920 bestaat daar de Gemeindebau; gemeentelijke, betaalbare woningen. Iedereen – ook mensen met een hoger inkomen – die een kwalitatief goede woning zoekt voor een redelijke prijs kan er wonen. Bijna 80 procent van de inwoners van Wenen woont in huurwoningen. ‘Sociaal’ is daarmee geen stigma of genade, maar gewóón.
Omdat Weense sociale woningen voor jan-en-alleman zijn, is er minder concentratie van bewoners met sociaal-economische problemen. Dat is anders in Nederland. Dat kwam zo: sinds de jaren 80 van de vorige eeuw hebben investeerders ervoor gelobbyd dat zij dé aangewezen woningbouwpartij zouden zijn. Efficiëntie! Administratief afslanken! Wij geloofden hun verhaal. Alleen: ze vonden bouwen voor smallere beurzen niet attractief. Zo creëerden we – het moet gezegd – met z’n allen een krapte aan betaalbare woningen.
Goed gemengde wijken: Mixcity
De consequentie was dat de schaarse woningen ‘passend toegewezen’ moeten worden, dat wil zeggen aan mensen met ‘passende’ inkomens op dát moment. Jammer, als uw huidige inkomen net over de grens ligt. Dat uw pensioen over twee jaar wel zou ‘passen’, speelt geen rol. De regel regeert. De harde realiteit van ons ‘sociaal’ begrip: weinig oog voor mensen, plus segregatie in wijken op klasse. De oplossing: open sociaal wonen voor iedereen. Zo verbetert de reputatie van sociale woningbouw en ontstaan er weer wijken met een aangename bewonersmix. In Wenen hebben ze daar een woord voor: Mixcity.
Mixcity gaat trouwens veel verder dan bewonersdiversiteit. Weense wooncomplexen hebben gemeenschappelijke voorzieningen als zwembaden en ontmoetingsruimten, en hebben zogenoemde Kümmerer. Deze ‘zorgdragers’ werken meestal vrijwillig of op basis van een klein budget aan het initiëren van gemeenschappelijke activiteiten en aan het onderhoud. Zo zijn de wooncomplexen niet alleen gaaf bij oplevering, maar blijven dat ook.
En ja, dit kost geld. En niet weinig ook. Maar in Wenen worden niet de huiseigenaren gesubsidieerd – steekwoord: hypotheekrenteaftrek – maar de sociale woningbouw. Corporaties worden niet als bedrijven gezien. Om u een idee te geven: sinds 2013 betaalden corporaties volgens journalist Miriam de Rijk in Nederland meer dan 19 miljard aan vennootschapsbelasting en verhuurdersheffing. In Wenen ziet men corporaties daarentegen als not-for-profit organisaties in dienst van de publieke zaak.
Dit maakt een wereld van verschil. En omdat de gemeente Wenen aan de geldkraan zit, bepaalt zij – en niet investeerders – wat gebouwd wordt. Geen uitgeklede standaardwoningen voor het kerngezin, een woonconstellatie op terugtocht. In Wenen heeft men iets te kiezen: woningen voor alleenstaanden, patchwork-gezinnen, woongroepen. Bovendien zijn wooncomplexen ecologisch op de hoogte van de tijd: gemaakt van duurzame materialen en omgeven door groen. Wat ‘sociaal’ is, heeft dus alles te maken met politieke wil.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135315261-66de64.jpg|https://images.nrc.nl/rib9MmDFuPZEaF77PESz3Vxhv3c=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135315261-66de64.jpg|https://images.nrc.nl/HpTKoOPCmaQ3v3x0sBuR4iqgDZY=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135315261-66de64.jpg)
In het woonblok Reumannhof, in de wijk Margareten in Wenen. Foto Fabian Weiss
Hier in Nederland bepalen kosten-baten-spreadsheets wat rendabel is. Ook corporaties moeten een kosten-baten analyse maken, zij het zonder winstbelang. En ondertussen bouwen ook ontwikkelaars woningen die meetellen als sociale woningbouw. Deze calculaties bepalen op hun beurt wat architecten mogen ontwerpen. Vandaar de kwaliteitsminimalisering en de krapte. Gemeenten zitten er financieel vaak zo magertjes bij dat ze het moeten laten gebeuren. Voor werkelijk sociale woningen moet deze gang van zaken veranderen.
‘Sociaal’ is in Wenen geen stigma of genade, maar gewóón
Om te beginnen moet de invloed van gemeentes vergroot worden door ze meer middelen te geven voor sociale woningbouw. Alleen op deze manier kunnen gemeenten werkelijk kwaliteit voor hun burgers eisen. Daarnaast moeten de planningsprocessen Nederland anders. Laat ontwikkelende partijen en architecten samen werken aan projectcompetities, zoals in Wenen. Het verschil met prijsvragen in Nederland: door de focus op financiële haalbaarheid heeft hier altijd de ontwikkelende partij het laatste woord. De architect moet zich schikken. Anders dan in Wenen, waar ontwikkelende partij en architect gelijkwaardige partners zijn. Want om een prijsvraag te winnen, moet ook de ontwikkelende partij haar best doen om te voldoen aan de eisen van de gemeente.
Onze on-sociale woningbouw is een politiek-economische keuze: rendabiliteit prevaleert boven goede woningen voor iedereen, met goedkeuring van achtereenvolgende regeringen – en de kiezer.
Het is hoog tijd voor een politieke koerswijziging. Maar u en ik – hoogopgeleide en relatief welvarende burgers – kunnen al direct iets doen. We kunnen stoppen met het aanspannen van procedures die zorgen voor uitstel of afstel van betaalbare woningbouwprojecten.
En we kunnen duidelijk maken, dat we substantieel bij willen dragen aan goede huisvesting voor iedereen en afzien van eigen belastingvoordelen. Hoe? Bijvoorbeeld door het van de politiek te eisen, via ons stemgedrag of directer via actiegroepen of demonstraties. Met als doel ‘sociaal’ niet langer te zien als een synoniem voor individuele tekortkoming, maar als een politiek-maatschappelijke prioriteit ten bate van álle burgers.
