Niet zozeer de nog altijd voortvluchtige ex-president Desi Bouterse beheerst momenteel het debat in Suriname, veel meer wordt er over de president, Chan Santokhi gediscussieerd op mediaplatforms. Het gaat dan vooral over Santokhi’s vurige strijd om te voorkomen dat een specifiek boek in omloop komt en door de bevolking wordt gelezen.
Niet dat de inhoud van het boek met de veelzeggende titel: ‘Corruptie op het hoogste niveau. Zakendoen in Suriname’ zo schokkend is of bedreigend voor zijn positie. De president komt zijdelings in het boek voor en hij wordt zelf niet in verband gebracht met corruptie. Toch staat zijn foto (naast die van anderen) prominent op de omslag. En dat zou er op kunnen duiden dat Santokhi betrokken is bij corruptie op het hoogste niveau.
Santokhi ziet de foto op de cover als smaad en laster. Bovendien heeft hij voor het gebruik van de foto nooit toestemming gegeven. Via zijn advocaten in zowel Suriname als Nederland heeft hij nu een harde aanval geopend op de schrijver van het boek, de uitgeverij, de boekhandel en diverse media. Middels deurwaardersexploten geeft Santokhi aan zich beledigd te voelen door de cover, die hij als inbreuk ervaart op „zijn recht op bescherming en integriteit”. Ook zou het schadelijk zijn voor zijn reputatie als president. Wordt het boek niet direct uit de handel genomen dan kunnen boetes, een kort geding en rechtszaken volgen. Ook heeft Santokhi een aanklacht ingediend bij de procureur-generaal tegen de schrijver.
Eendenkwekerij
Wat is er aan de hand? Het boek is door de Nederlandse ondernemer Gerard van den Bergh geschreven. Hij woonde in Suriname met zijn echtgenote en begon daar een eendenkwekerij: de doksenclub. Doks is het Surinaamse-Nederlandse woord voor eend, naar het Engelse duck. Het boek is een opsomming van gebeurtenissen, anekdotes, dialogen en documenten waarbij Van den Bergh omschrijft hoe hij naar eigen zeggen slachtoffer werd van tegenwerking op het hoogste niveau, oplichting en corruptie. Zijn doksenclub overleefde het niet en gefrustreerd verliet hij Suriname. Dat er een foto van Santokhi op de cover prijkt, is alleszins twijfelachtig. Zoals gezegd: Santokhi speelt in het boek geen grote rol. Misschien dacht Van den Bergh dat het commercieel een goede zet was, want inderdaad, alle aandacht gaat nu naar zijn boek. Een tweede druk (zonder Santokhi op de kaft) is in de maak.
Lees ook Met ex-president op de vlucht komt er weer geen ontknoping in de zaak-Bouterse
De Ware Tijd vroeg zich af of een boek verbieden niet meer iets was dat in landen als Rusland of China voorkwam? „Het doet velen ook denken aan de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen militairen onder leiding van Bouterse het censuur-mes op de onafhankelijke redacties hanteerden. Kennelijk wil Chan daar weer naar toe”, schreef hoofdredacteur Armand Snijders nadat ook de krant deurwaardersexploot had ontvangen.
Terwijl Europese regeringen onder druk van radicaal-rechts eisen dat de EU een harder migratiebeleid voert, blijkt in de praktijk dat dit allang gebeurt. Er waren al langer signalen, maar nieuw onderzoek van NRC, onderzoekscollectief Lighthouse en acht Europese mediapartners laat nu voor het eerst overtuigend zien hoe de EU in Turkije meebetaalt aan de gedwongen en vaak gewelddadige uitzetting van asielzoekers naar onder meer Syrië en Afghanistan. Een centrale rol hierbij is weggelegd voor de 32 detentiecentra die Turkije inmiddels rijk is. Naar vrijwel alle centra, zo werd vastgesteld, stroomt in meer of mindere mate Europees geld.
Daarmee wordt van alles gefinancierd: uitbreidingen, renovaties, de verhoging van hekken, spullen voor de inrichting. Wat de EU echter vooral doet, is de ogen sluiten. Vluchtelingen worden aangehouden en (waarschijnlijk ook) uitgezet met busjes waar een EU-logo op staat. In de centra leven ze in mensonterende omstandigheden, dicht op elkaar gepakt. Ze worden geslagen of bedreigd als ze niet meewerken aan hun „vrijwillige terugkeer”. Hun verklaring om ‘vrijwillig’ te vertrekken wordt vervolgens op camera vastgelegd. Vragen om een advocaat levert eveneens klappen op.
In 2016 sloot de EU een migratiedeal met Turkije. Het zou meer vluchtelingen opvangen in ruil voor financiële steun. Een belangrijk onderdeel van dit akkoord is echter nooit goed van de grond gekomen: de EU zou voor elke door Turkije opgevangen Syriër zelf ook een Syriër opnemen. Dat is maar mondjesmaat gebeurd, en in combinatie met de economische crisis in Turkije is het draagvlak voor asielzoekers ingestort. De nadruk ligt nu op uitzetting. De Turkse minister van Binnenlandse Zaken Ali Yerlikaya spreekt trots van „de grootste deportatiegolf aller tijden”.
Lees ook
Mishandeld in een Turks uitzetcentrum. ‘Dit project is gefinancierd door de EU’
De Europese Commissie ontkent niet dat er problemen zijn, maar legt de verantwoordelijkheid bij Turkije. Dat is te gemakkelijk, het gaat immers ook om EU-geld. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat het beleid behalve mensonterend ook contraproductief is. De jacht op asielzoekers en het vooruitzicht van een gewelddadige uitzetting naar onveilige landen zorgt ervoor dat nog meer mensen snel naar de EU willen. Het wordt gezien als een belangrijke pushfactor naar Europa. Illegale migratie is geen ‘natuurfenomeen’, maar het resultaat van politieke keuzes.
Met het ontwikkelen van een migratiebeleid is op zichzelf niets mis, maar als het niet werkt of leidt tot grove mensenrechtenschendingen, dan wordt het tijd om iets anders te proberen. De EU vergrijst snel. Het opvangen van deze vergrijzing kan met meer of met minder migratie, maar in beide gevallen gaat het om keuzes met consequenties. Het is de taak van de politiek om dit uit te leggen. Als Europeanen menen dat ze zonder migratie kunnen, zullen ze (veel) langer moeten doorwerken of genoegen moeten nemen met een lager welvaartsniveau. Dat kan ook, in Japan is het zo gegaan, maar als er geen bereidheid is om offers te brengen, zal migratie waarschijnlijk nodig zijn.
In de eerste plaats is een slim migratiebeleid nodig. Niet met de ogen dicht, maar met de ogen open. Een beleid waarbij het toelaten van asielzoekers een gecontroleerde keuze is. Helaas gaat het debat een andere kant op. Voor de top van EU-leiders deze week, die onder meer over migratie zal gaan, is de denkrichting duidelijk: het falende EU-model in Turkije is wat veel EU-regeringen betreft juist de blauwdruk voor menig ander land rondom de Middellandse Zee.
Lees ook
‘Grove schendingen van mensenrechten met medeweten van Europese Unie zijn onacceptabel’
Een flankpartij die zich matigt wordt in Den Haag doorgaans beloond met regeringsverantwoordelijkheid. Het is geen liefdadigheid. De ervaring leert dat regeren zoveel aanpassing vereist dat zo’n partij vanzelf wegzakt: gun ze de macht en ze graven hun graf.
Geert Wilders is één van de weinige politici die deze valkuil altijd wist te ontlopen. Als gedoogpartner van Rutte I (2010-12) handhaafde hij zijn destructieve houding: het kabinet sneuvelde vroegtijdig. Toch leek hij vorig jaar alsnog tot matiging bereid: Geert Milders. Hij won de verkiezingen, en ondertekende in de formatie een ‘basislijn’ voor behoud van de democratische rechtsstaat.
Maar nu is daar de oude Wilders weer. Wilde tweets, wilde claims, woede op de burgemeester van Amsterdam: minder minder Milders.
Sinds midden vorige week zat hij duidelijk in een dipje. Toen Mark Rutte als nieuwe NAVO-baas zei Oekraïne te willen toelaten, reageerde hij donderdag: „No way”. Toen de NOS in de fout ging met een video over Hezbollah (en dit netjes rechtzette), meende hij zaterdag: „Herstel is mooi, opheffen is beter.” Later die dag beschuldigde hij „linkse oproerkraaiers en delen van de links-liberale elite in politiek en media” dat ze na 7 oktober 2023 „antisemitisme en de Jodenhaat direct [hebben] gevoed”.
En daags erna, zondag, kon ook coalitiegenoot Dilan Yesilgöz (VVD) de pot op. Zij maande minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) bij WNL tot spoed. „Een gotspe”, meende Wilders, voor een partij die „tien jaar verantwoordelijk was voor het falende asielbeleid”.
De zon, die volgens Wilders dankzij het kabinet weer ging schijnen, had blijkbaar een paar snipperdagen.
Afgelopen maandag, 7 oktober, verloor hij zijn zelfcontrole. Het was natuurlijk de vraag of uitgerekend die dag geschikt was voor pro-Palestijnse demonstraties, zoals een theologiestudente in NRC schreef. Maar het demonstratierecht is een fundament van de democratie, waar geen burgemeester omheen kan. In de hoofdstad liepen ’s middags confrontaties tussen pro-Palestijnse demonstranten en deelnemers aan de herdenking uit de hand.
Wilders dropte zijn bommetje: „Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee.”
Je kon denken dat het, alweer, consequentieloos spektakel was. Dit leek me in dit geval te simpel. Want wie hieraan geen betekenis hechtte, hecht er ook geen betekenis aan dat de grootste partij de ‘basislijn’ ter bescherming van de rechtstaat al binnen honderd dagen inruilt voor het omgekeerde: de autoritaire verleiding.
Inconsistentie (1)
Allerlei inconsistenties spelen hier doorheen. Zo draait het demonstratierecht uiteraard om de vrijheid van meningsuiting. Die is nooit onbeperkt, zoals Wilders door zijn veroordeling voor zijn minder Marokkanen-uitspraak heeft ervaren. Maar het punt is: juist hij heeft zich altijd tegen beperkingen verzet. Bijvoorbeeld: toen het Europees Hof van Justitie in 2018 een Oostenrijkse veroordeelde wegens belediging van de islam, eiste Wilders in het Vragenuurtje opheldering van de toenmalige minister van Justitie. Mensen, betoogde Wilders, moeten alles kunnen zeggen: „Ik wil geen Hof dat mij de mond snoert.”
Een eerste inconsistentie: als hij zelf spreekt, verzet hij zich tegen elke begrenzing, alles moet gezegd kunnen worden. Maar willen anderen zich uiten op een moment en locatie die hem tegenstaan, en er komen opstootjes, dan moet een burgemeester de demonstratie verbieden. En anders allemaal het land uit.
Bovendien eiste hij in 2018 óók dat het kabinet, in strijd met de scheiding der machten, afstand nam van het Europees Hof. Het liet – toen al – zien hoe weinig die latere basislijn voor hem betekent, waarin staat: „Men zal bijdragen aan (..) een positief bestuurlijk klimaat. De instituties die de rechtsstaat dragen zullen gerespecteerd en beschermd worden.”
Inconsistentie (2)
In een onthullend gesprek met de NOS liet hij zich dinsdag opnieuw gaan. U respecteert de ‘basislijn’ niet, constateerde de verslaggever. „Omdat ik geen enkel respect heb voor mevrouw Halsema!” En: „Een burgemeester die haatdemonstraties toestaat, twee keer per jaar (…), die verdient geen respect, die moet weg.”
Een tweede inconsistentie. In de praktijk wijst de gemeenteraad al jaren de burgemeester aan, waarna het kabinet – een formaliteit – de kroonbenoeming goedkeurt. En aan die kroonbenoeming, betoogde Kamervoorzitter Martin Bosma in 2018 namens de PVV, moet zo spoedig mogelijk een einde komen. Dat is een „feodaal iets, iets wat herinnert aan het verleden”, aldus Bosma toen.
Alleen: met het pleidooi voor Halsema’s ontslag, woensdag in de Kamer, bepleit de PVV nu in feite terugkeer naar de oude benoemingsprocedure, waarbij alleen het Rijk bepaalt welke burgemeester een gemeente krijgt. Een boeiende positie voor een partij die al jaren voor de gekozen burgemeester pleit.
Inconsistentie (3)
Verder blijft het bijzonder dat Wilders augustus 2022 een Hongaarse onderscheiding in ontvangst nam, toegewezen op aanbeveling van premier Viktor Orbán, wegens zijn „consistente steun aan Hongarije” en „verzet tegen illegale immigratie”. Het gebeurde een maand nadat Orbán de Joodse gemeenschap in zijn land schokte met een pleidooi tegen rassenvermenging. Een naaste adviseur, al twintig jaar werkzaam voor hem, trad af: Orbáns „pure nazi-tekst” herinnerde haar aan Goebbels. (Later nuanceerde ze haar kritiek.) De opperrabijn van Hongarije was ontzet. Het Internationale Auschwitz Comité legde een verband met „de donkere dagen van uitsluiting en vervolging”.
Een derde inconsistentie: zoveel zorgen over antisemitisme in Nederland, zo weinig over de steeds terugkerende kritiek van antisemitisme op Orbán.
Vorige week zondag liet Wilders zich, op bezoek in Italië, nog met Orbán en een rechts-radicale Italiaan op de foto zetten: „De patriotten van Europa worden sterker en sterker.” Interessant dat hij wél vaderlandsliefde in het buitenland ervoer, in het bijzijn van alleen buitenlandse collega’s.
Dat in deze coalitie meer autoritaire sentimenten leven, bleek uit Kamervragen van BBB inzake de NOS-berichtgeving over Hezbollah. Na Wilders – zie hierboven – begon BBB dinsdag in de zaak te poeren. Netjes verwees de fractie naar een website van het Rijk die vermeldt dat de overheid zich niet heeft te bemoeien met de inhoud van berichtgeving, tenzij de wet is overtreden.
Maar hoewel nergens uit de vragen aan minister Eppo Bruins (Media, NSC) bleek dat er een redelijk vermoeden van wetsovertreding is, zinspeelde BBB er niettemin op dat de overheid tegen mediafalen zou moeten opstaan: „Bent u bereid het Commissariaat voor de Media te verzoeken de verslaggeving van het NOS Journaal van de dood van Hassan Nasrallah te beoordelen en hierbij na te gaan of deze voldeed aan de hoogste journalistieke eisen van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, ongebondenheid, pluriformiteit en objectiviteit die we van dit met belastinggeld gefinancierde nieuwsprogramma mogen verwachten?”
In de ‘basislijn’ waren „onafhankelijke instituties” zoals „de media” nog „van groot belang”. Hier werd juist gemorreld aan die onafhankelijkheid.
Praten
Zo werd het een week met een ongemakkelijke oogst. Kamerleden die het ontslag van een burgemeester eisten terwijl gemeenteraadsleden daarover gaan. Een Kamerlid dat de uitzetting van mensen eisten terwijl de rechter dat – eventueel – bepaalt. Een minister die door een bevriende coalitiepartij werd gevraagd, al dan niet geadviseerd door het Commissariaat van de Media, mediaberichtgeving te beoordelen. Terwijl bij die partij blijkbaar het inzicht ontbrak dat media dit zélf horen te organiseren – omdat anders het gevaar van overheidspropaganda levensgroot is.
Het is steeds hetzelfde: de hijgerigheid van de korte klap zonder oog voor de gevolgen.
Intussen wil het diezelfde coalitiepolitici maar niet lukken de belangrijkste opdracht van de kiezer – een strenger migratiebeleid – na honderd dagen op poten te zetten. Minister Faber praat veel maar brengt weinig. Het resultaat deze week is als volgt. Staatsnoodrecht: geen steun in de senaat. Ontmoedigingsborden asielzoekerscentra: Tweede Kamer tegen. Spreidingswet: eerst nog jaren handhaven, nu toch snel intrekken (maar wat dan?). Opt-out Europees asielstelsel: rechtse ministers uit andere EU-landen zien er niets in.
Puntje
En wat ontbreekt: kennis. In het recordjaar 2001 moest de rijksoverheid 83.000 asielzoekers opvangen (volgens het COA waren er mei dit jaar 69.000). Destijds werd het staatsnoodrecht niet ingeroepen. Er kwam geen spoedwet. Iedereen kan in de Justitiebegroting 2002 – september 2001 uitgebracht door minister Korthals (VVD) en staatssecretaris Kalsbeek (PvdA) – de toenmalige aanpak teruglezen.
De staat ging asielverzoeken sneller afhandelen zodat het eerder tot uitzettingen kwam, waarmee Nederland als eindstation voor mensensmokkelaars minder aantrekkelijk werd. Het vereiste geen krimp maar uitbreiding van de opvangcapaciteit: „Hiervoor wordt geïnvesteerd in de vestiging van een vierde aanmeldcentrum in Ter Apel.” Het resultaat, een jaar later, volgens het COA: „2002 markeert de omslag van een jarenlange toename van het aantal asielzoekers naar een sterke daling.”
Dus wat het kabinet nu doet – het tekort in de opvang handhaven, de Spreidingswet intrekken – is precies, zo leert het toenmalige succes, wat niet werkt. Misschien een puntje om, tussen de hijgerigheid door, even bij stil te staan.
In sommige Haagse kringen mag Denemarken vooral bekendstaan als het land waar die paar asielcentra die er nog zijn, bordjes bij de deur hebben met de tekst ‘Hier werken we aan uw terugkeer’. Maar diegenen met iets meer realiteitszin, en dus meer oog voor de complexiteit van het migratievraagstuk, is afgelopen weken iets anders opgevallen: Denemarken doet hard zijn best om studenten uit Afrika aan te trekken.
Ja, u leest het goed. Eind augustus ging minister van Buitenlandse Zaken en oud-premier Lars Løkke Rasmussen op reis naar Ghana. En terwijl minister Faber een plannetje uitbroedde om ook bij Nederlandse asielcentra botte bordjes op te hangen, beschreef een verslaggever van de krant Politiken die met Rasmussen meereisde dat er een flinke U-turn op til was in de Deense migratiepolitiek. Het land was afgelopen jaren te restrictief geweest, zei Rasmussen. Niet alleen kwamen er geen ongewenste buitenlanders meer. Maar zelfs diegenen die wèl gewenst waren, bleven weg. Dat kon toch niet de bedoeling zijn.
Deense bedrijven klaagden dat ze amper arbeidskrachten konden vinden. Zelfs voor hoogopgeleiden was het hondsmoeilijk geworden een visum te regelen. Daarom, zei Rasmussen, moet de stringente inperking van het aantal Engelstalige studieplekken voor studenten van buiten de EU – een maatregel die drie jaar geleden werd ingevoerd om kosten te besparen en het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor Deense studenten – worden teruggedraaid. Zoals het nog altijd in het Deense belang was om de verzorgingsstaat minder genereus te maken voor niet-Denen, is het ook in het Deense belang om Afrikaanse studenten uit te nodigen om aan Deense universiteiten te komen studeren.
Waar de Denen over struikelen, is precies waar de Nederlandse migratie-expert Hein de Haas in zijn uitstekende boek Hoe migratie echt werkt voor waarschuwt: je kunt migratie keihard indammen, maar de prijs die je ervoor betaalt is dat je dan een deel van je welvaart inlevert. Als je dat offer niet wilt brengen, moet je slimmer te werk gaan. En zorgen dat je die mensen die je wilt hebben, en nodig hebt, wel binnenlaat.
In Denemarken was het zo erg dat er niet alleen geen studenten meer kwamen die later door konden stromen naar overheid of bedrijfsleven, maar dat ook Amerikaanse of Australische hoogleraren de grootste moeite hadden een verblijfsvergunning te krijgen. En àls ze een vergunning kregen, raakten ze die bij het minste of geringste kwijt. De Copenhagen Business School dreigde zo zijn hoge internationale ranking kwijt te raken. Denemarken werd, kortom, een beetje provinciaals. Met xenofobie kun je misschien verkiezingen winnen, maar voor de moderne kenniseconomie is het funest.
Denemarken is natuurlijk niet het enige land dat daarachter komt. Ook Hongarije heeft ontdekt dat je jezelf in de voet schiet als je alleen maar hekken aan de grens zet en buitenlandse bedrijven wegpest – en al helemaal in The age of depopulation, zoals Nicholas Eberstadt de mondiale bevolkingsafname in het laatste nummer van Foreign Affairsbeschrijft. Daarom vliegt Boedapest jaarlijks vele duizenden Aziatische arbeidskrachten in en verleent het eveneens studiebeurzen aan Afrikaanse studenten – momenteel studeren er bijna drieduizend Afrikanen aan Hongaarse universiteiten. Maar de Hongaarse regering verzwijgt dit. Die praat niet over die afweging en blijft tekeergaan tegen vreemdelingen en ongeveer alles wat van buiten komt. Denemarken lijkt die fase juist een beetje achter zich te laten en voorzichtig het debat bij te sturen – zodat het niet meer alleen gaat over het stoppen van migratie, maar meer over het managen ervan.
Als men in Den Haag zonodig achter een Deens „voorbeeld” aan wil lopen, laat men dan eerlijk zijn en die U-turn ook even meenemen. Dank u.