In de zomer van 1991 hield Frits Bolkestein, toen fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, een lezing over de problemen die hij toen zag met de integratie van niet-Westerse allochtonen; moslims in het bijzonder. Hij sprak over polygamie onder moslims, en over de islamitische cultuur die in strijd is met de Nederlandse en Europese waarden.
Uiteindelijk kreeg hij zoveel kritiek op deze speech dat hij snel daarna gas terug nam.
Ik heb die speech ervaren als het begin van het mobiliseren van maatschappelijke krachten met het doel onbehagen in de samenleving te benoemen. Bolkestein wist vast wel dat polygamie in Nederland onder moslims een marginaal fenomeen was. Maar de agenda was gezet.
Daarna is integratie als onderwerp nooit meer uit de politieke arena verdwenen. Het debat ging daarbij bijna nooit over integratie op het gebied van sociaal-economische thema’s, zoals werk en onderwijs, maar om de mate waarin migranten zich aanpassen aan de Nederlandse culturele waarden. Zo volgde Pim Fortuyn tien jaar later met de uitspraak dat hij de islam een ‘achterlijke cultuur’ vond.
Scherpe teksten over integratie waren niet alleen het exclusieve domein van ‘rechts’. Paul Scheffer (toen PvdA) kwam begin deze eeuw met zijn essay Het multiculturele drama. Er ging een gevoel van opluchting door Nederland. Eindelijk kwam er een kritisch geluid over migratie van een linkse denker. Voor degenen die in Theo van Gogh een linkse persoonlijkheid zagen, kwam zijn film Submission als het tweede bewijs dat politiek links nu het gevaar van migratie en de islam had onderkend. Hij sprak over moslims als „geitenneukers van de vijfde colonne”.
Respectvol politiek bedrijven
Het taalgebruik bestuderen dat in de politiek gebruikt wordt om standpunten te markeren is van groot belang. Voor burgers zijn helder verwoorde standpunten relevant om te weten waar politici staan. Maar de keuze in het stemhokje wordt in toenemende mate beïnvloed door scherpe oneliners en aansprekende persoonlijkheden.
Ik ben groot geworden met de politieke opvatting dat politici elkaar niet voor rotte vis mogen uitmaken. Dat is niet alleen respectvol politiek bedrijven, maar was ook nodig in een land waar politici altijd aangewezen zijn op samenwerking. Aan beide zijden van de politiek is dat besef soms zoek. Als burgemeester in Rotterdam maakte ik bijvoorbeeld mee dat PvdA’er Peter van Heemst in een debat Ronald Sorensen van Leefbaar Rotterdam een flapdrol noemde. Iemand die je net in een debat klein hebt gemaakt, zal waarschijnlijk niet bereid zijn later je plannen te steunen.
Nuance stoort kennelijk veel mensen in hun vaststaande overtuiging
Een andere benadering hoeft niet saai te zijn. Beroemd is het debat tussen VVD’er Hans Wiegel en PvdA-leider Joop den Uyl waar Wiegel zijn opponent vergeleek met Sinterklaas. Hij zei: „Sinterklaas bestaat. Hij zit daar”. Wiegel gebruikte humor om aan te geven dat in zijn ogen de staatsfinanciën bij de sociaaldemocraten niet in goede handen zouden zijn. Den Uyl wist meteen dat hij in dit debat 1-0 achterstond.
Hard politiek debat met soms beledigende of bedreigende termen mag meer ruimte maken voor zachtheid en humor. De redenering van veel volksvertegenwoordigers is echter dat de politiek ook de taak heeft de ‘straat’ in de ‘raad’ of in het ‘parlement’ te brengen. Omgekeerd kun je ook redeneren dat politici een voorbeeldfunctie hebben voor burgers en dat burgers kijken naar hoe politici zich uiten. In de coronaperiode zijn we allen getuige geweest van een stevige verruwing in het publieke debat, maar ook in de wijze waarop taal werd gebruikt om tegenstanders de mond te snoeren of ronduit te bedreigen met „tribunalen”.
Taal als medicijn
Zelf mocht ik het ontgelden toen ik een poging deed het begrip salafisme taalkundig te duiden. Velen waren niet gediend van mijn benadering. Immers, salafisten zijn toch terroristen? Nuance stoort kennelijk veel mensen in hun vaststaande overtuiging, vooral op de sociale media.
Debat is natuurlijk nuttig. Maar zelf zou ik iets meer ruimte willen hebben voor dialoog, in plaats van debat. Niet meningen blijven herhalen, maar zoeken naar overeenstemming. In mijn vele gesprekken met wijlen Ruud Lubbers stonden we vaak stil bij de actuele politiek. Hij vertelde hoe hij met politieke conflicten omging en hoe hij taal inzette om politieke verschillen te overbruggen. Taal als hulpmiddel kan werken, maar dan moet de intentie zijn om met anderen compromissen te sluiten. Als de intentie is om uitsluitend en voortdurend in beeld te blijven om de kiezers gunstig te stemmen, dan is taal geen medicijn.
Meer zachtheid en humor, is mijn oproep. Het is niet te laat voor een beschavingsoffensief in de politiek.
Dit is een ingekorte versie van het eerste deel van de 16de Thorbeckelezing, gehouden op 15 december in Nieuwspoort, Den Haag.
Lees ook
Het tweede deel van de lezing, de reactie van Annabel Nanninga, vindt u hier
