Opinie | Politici moeten in de Kamer centraal staan, niet partijen

Democratie Een grotere rol voor Pieter Omtzigt na komende verkiezingen belooft meer ruimte voor vernieuwing van de politieke cultuur. En meer ruimte voor vrij debat, hoopt .
Foto David van Dam

Inmiddels is duidelijk dat er een Lijst Pieter Omtzigt komt. Of is het een partij? Het is in ieder geval een groep mensen met een aantal gemeenschappelijke standpunten. Sinds de Fortuynrevolte hebben we veel nieuwkomers gezien. Een soort gelegenheidspartijen. Met tal van afsplitsingen. Om intern gedoe – LPF-achtige toestanden – te voorkomen vond Geert Wilders met zijn PVV een slimme oplossing. De partij kent maar één lid, die het programma en de kandidatenlijst bepaalt. Dit kan door een omissie in de Kieswet, die geen bijzondere eisen aan de statuten van een politieke partij stelt. De prijs hiervan is dat de PVV geen interne democratie kent. Is het wenselijk dat één Kamerlid alle macht over een partij heeft?

eerste berichten valt af te leiden dat Omtzigt juist wel wil dat partijleden invloed hebben op de koers van zijn nieuwe partij. Hij wil burgerparticipatie bevorderen. Als lid van het CDA vond hij de partijdiscipline knellen. Hij werd een aantal keren door leden van het kabinet tot de orde geroepen. Als een van de weinigen hield hij zijn rug recht en stelde daarmee de monistische bestuurscultuur aan de kaak: wekelijks vooroverleg tussen regering en fracties van de coalitie onder leiding van premier Mark Rutte (VVD).

Monisme vergemakkelijkt de besluitvorming, maar leidt tot verarming van het politieke debat. Als de uitkomst van een debat al vast staat, heeft inhoudelijke oppositie weinig zin. Het debat verwordt dan tot een „apenspel”, zoals Thorbecke het al in de negentiende eeuw uitdrukte. Tegenwoordig gaat oppositie via Youtube-filmpjes.

Volkstribuun

Aan het feit dat Omtzigt de coalitiedwang trotseerde en zijn taak als volksvertegenwoordiger voorop stelde, dankt hij een groot deel van zijn populariteit als volkstribuun. In zijn Thorbeckelezing in Zwolle (14 april) maakte hij duidelijk dat het parlement weer een leeuw moet zijn. Hij actualiseerde de kritiek die Thorbecke in 1848 had op amenderingen op het primaat van de volksvertegenwoordiging. Coalitiedwang mag geen beperkingen opleveren voor bijvoorbeeld het budget- en informatierecht. Via akkoorden mag een regering niet buiten het parlement om regeren. In feite een pleidooi voor een meer dualistische verhouding tussen regering en parlement.

Als Omtzigt inderdaad een groot verkiezingssucces behaalt en tot regeringsdeelname komt, legt dit een hypotheek op de politieke verhoudingen in de nieuwe Kamer: er moet meer ruimte voor debat en dus oppositie komen. En wellicht komt er dan ook minder fractiediscipline voor de Omtzigt-partij.

Als de uitkomst van een debat al vast staat, heeft inhoudelijke oppositie weinig zin

Veel beschouwingen over ons politieke tijdsgewricht gaan over de erosie van de traditionele middenpartijen. Al sinds de dagen van D66-coryfee Hans van Mierlo weten we dat ideologieën in mindere mate kiezers bijeenhouden. Kiezers zijn minder trouw, willen dat hun stem ertoe doet en zoeken daarom naar een aansprekende politicus die het verschil belooft te maken. Dat leidt in de complexe politieke verhoudingen per definitie tot teleurstellingen. Er ontstaat een coalitie die tijdens de campagne voor onmogelijk werd gehouden of er worden compromissen gesloten waar kiezers zich onvoldoende in herkennen.

Is het beter om partijen te zien als Kamerclubs, verenigd op basis van een aantal belangrijke punten, maar zonder het soort fractiediscipline dat in de ‘oude politiek’ gebruikelijk is?

Lees ook: Van het parlementair enthousiasme lijkt weinig over

Wat is in dit verband oud? De eerste politieke partij dateert van 1879. Daarvoor bestond de Tweede Kamer uit individuen die zich verenigden in Kamerclubs die geen vaste vorm hadden. Al sinds de dagen van de Bataafse Republiek (1795–1806) kent ons land een levendige parlementaire traditie, gebaseerd op afvaardiging van personen. Lange tijd dus zonder partijen.

Natuurlijk kende het kiesrecht destijds grote beperkingen en was de politiek in handen van een kleine elite. Maar: ook in de democratische verhoudingen sinds de invoering van het algemeen kiesrecht bleef een Kamerzetel in principe een individueel ‘bezit’. Volgens de Grondwet stemmen Kamerleden „zonder last”. Als ze willen dus ook zonder last van de partij.

Afsplitsers

De Tweede Kamer zelf heeft moeite met Kamerleden die op eigen houtje verder gaan, zogenaamde afsplitsers. In een interne regeling van 2017 werden spreektijd en faciliteiten voor dergelijke ‘groepen’ beperkt. Een vanuit constitutioneel oogpunt bedenkelijke maatregel, aangezien de Grondwet geen partijen kent en ieder Kamerlid gelijke rechten heeft. Omtzigt heeft er als afsplitser-groep de afgelopen tijd veel last van gehad.

Diezelfde Kamer lijkt in meerderheid overigens voor een verandering van het kiesstelsel, hetzij door voorkeursstemmen meer invloed te geven hetzij door invoering van een gemengd stelsel waarbij de burger ook op regionale kandidaten kan stemmen. Een sterker persoonlijk mandaat is daarvan het gevolg en dus een grotere kans op afsplitsingen.

Nu partijen meer gelegenheidsformaties worden en kiezers van Kamerleden verwachten dat zij voor hun standpunten staan – heel gezond in een democratie – zou er meer ruimte moeten zijn voor een individueel mandaat van Kamerleden. Natuurlijk, het land moet geregeerd worden. Een coalitie moet op hoofdpunten op instemming kunnen rekenen van een aantal fracties. Maar lang niet alles is bij de formatie te voorzien, er is steeds sprake van nieuwe omstandigheden en informatie die dichtgetimmerde regeerakkoorden zinloos maken. Meer ruimte dus voor vrije onderwerpen en een vrij debat. Een volwassen democratie kan dat aan. Als het debat er weer toe doet, is dat een kans voor de ‘nieuwe bestuurscultuur’ waar ook Kamerleden naar snakken. Hoe dan ook: deelname van Omtzigt en zijn partij aan de verkiezingen is een kans voor vernieuwing van de politieke cultuur: meer ruimte voor personen en daarmee voor een inhoudelijk relevant debat.