Opinie | Ook in Zuid-Afrika wacht de koning het koloniale verleden

Geschiedenis Het staatsbezoek van Willem-Alexander en Máxima, komende week, aan Zuid-Afrika biedt een gelegenheid om ook met dit deel van het Nederlandse koloniale verleden in het reine te komen, schrijft .
In 2015 werd het beeld van Cecil Rhodes verwijderd bij de University of Cape Town.
In 2015 werd het beeld van Cecil Rhodes verwijderd bij de University of Cape Town. Foto Nic Bothma/PA

Onlangs stuitte ik in een antiekwinkel in Kaapstad op een oud koffieblik met een afbeelding van Jan van Riebeeck erop, de VOC-koopman die in Kaapstad de Kaapkolonie stichtte in 1652. Aan de muur van de antiekwinkel prijkten borden met teksten als: ‘Slegts vir blankes’. Waarom worden die borden uit de tijd van het apartheidsregime nog verkocht, vroeg ik aan een winkelbezoeker. De man keek me meewarig aan. „Dit is waar ik in ben opgegroeid, dít is apartheid. Het is krankzinnig dat het mogelijk is om daar nog geld mee te verdienen.” Hij bladerde verder in een bak vol oude ansichtkaarten, waarvan enkelen ondertekend waren met ‘Groeten uit Holland!’ Achterop het Van Riebeeck-blik stond dat het een souvenir was voor het ‘Herdenkingsjaar 1652 – 1952’.

In 1952 was het driehonderd jaar geleden dat Van Riebeeck de Kaapkolonie stichtte. Dat werd groots gevierd in Zuid-Afrika en in het bijzonder in Kaapstad. Op de aanwezigheid van het Nederlandse Koninklijk Huis, waar het Afrikaner volk een historische band mee onderhield, hoefde niet te worden gerekend, want de toenmalige koningin van Nederland, Juliana, had de Zuid-Afrikaanse premier Daniel Malan al in 1949 laten weten niet naar het land af te zullen reizen zolang de apartheid daar gold. Prins Bernhard, onlangs nog in het nieuws wegens het opduiken van zijn NSDAP-lidmaatschapskaart, had blijkbaar minder moeite met apartheid. Hij reisde twee jaar later, in 1954, alsnog naar het land af en bood daar in het kader van de Van Riebeeck-herdenking een bijzonder geschenk aan: een immens standbeeld van Maria de la Queillerie, de vrouw van Jan van Riebeeck.

Anti-apartheidsstrijd

Het eerste officiële koninklijke bezoek aan Zuid-Afrika was in 1996, toen koningin Beatrix met prins Claus en kroonprins Willem-Alexander het inmiddels vrije land van president Nelson Mandela bezochten. Dat bezoek verbindt Nederland aan de rol die het speelde in de steun aan de anti-apartheidsstrijd. Maar het eerdere bezoek van Beatrix’ vader, prins Bernhard, in 1954, belicht een hele andere realiteit: die van positieve bestendiging van de Nederlandse rol in het koloniale verleden in Zuid-Afrika en ook de erfenis daarvan.

Voordat de eerste Europeaan voet aan wal zette in het gebied dat tegenwoordig Zuid-Afrika heet, woonden er al duizenden jaren volkeren, waaronder de San en de Khoi. Dat gegeven haalt meteen de koloniale ‘empty land’-theorie omver: dat de Nederlanders in 1652 een leeg land aantroffen. De Zuid-Afrikaanse auteur Patric Tariq Mellet stelt in The Lie of 1652. A Decolonised History of Land dat het jaar 1652 steeds ten onrechte is gepresenteerd als het begin van de sociale geschiedenis van Zuid-Afrika, van de beschaving van de Afrikanen. In werkelijkheid liet de VOC Van Riebeeck in dat jaar een verversingsstation op de Kaap opzetten voor schepen die vanuit Europa naar de Indische archipel voeren, en andersom. Zo kwamen er tot slaaf gemaakten uit onder andere het huidige Angola, Madagaskar en Indonesië in de Kaap terecht en werden duizenden mensen van de oorspronkelijke bevolking gedood of verdreven.

Bernhard bestendigde in 1954 de Nederlandse rol in het koloniale verleden van Zuid-Afrika

Mellet vertelt hoe oorlog, verovering en het ondertekenen van dubieuze contracten het fundament van de kolonisatie vormden, maar ook hoe de Khoi het verlies van land wel degelijk bevochten. Een van hun belangrijke strijders was Nommoä Goringhaiqua, leider in de ‘Eerste Khoi-Nederlandse Oorlog’. Afrikaanse gemeenschappen en infrastructuren werden in de loop van de tijd grotendeels vernietigd. Wat er later op volgde, apartheid, is niet een op een terug te voeren op die eerste nederzetting van Van Riebeeck, maar de Nederlanders plantten wel een belangrijk zaadje door meteen vanaf het begin een systeem van discriminatie op te zetten onder de verschillende bevolkingsgroepen. De oorspronkelijke bevolking en de tot slaaf gemaakten stonden onderaan de hiërarchie.

En toen kwam in 1954 dus de prins uit Nederland die een koloniaal aandenken in het hart van Kaapstad plantte. In de Western Cape-archieven ligt een mapje over zijn bezoek aan de stad. In een van de krantenknipsels is de prins te zien in een uniform van de Koninklijke Luchtmacht, die massa’s mensen met vlaggetjes vanuit een open auto toewuifde. Een bus schoolkinderen hing luid roepend uit het raam. Oranje wimpels kleurden de straten, versnipperd papier werd uit de gebouwen gestrooid, als een Amerikaanse ticker-tape parade, en op Kasteel de Goede Hoop wapperden de Nederlandse en de Unievlag (‘apartheidsvlag’) gebroederlijk naast elkaar.

Bewondering

’s Avonds was Bernhard te gast in dit kasteel, dat de VOC door tot slaaf gemaakten had laten bouwen. Belangrijke Afrikaanse leiders hadden er opgesloten gezeten, zoals de koningen Sekhukhune en Cetshwayo in de 19de eeuw. De prins sprak op dat kasteel de woorden uit dat Kaapstad zich goed bewust was van „de eisen van de tijd”, maar tegelijkertijd de sfeer van „traditie en trots op zijn geschiedenis” wist te behouden. Hij had er bewondering voor dat anderen verder waren gegaan op het fundament van Van Riebeeck, waaruit Zuid-Afrika was ontstaan, „het land van de Goede Hoop”. Daaruit spreekt instemming met het heden en het koloniale verleden.

De volgende dag werd het door Bernhard meegebrachte beeld van Van Riebeecks vrouw onder toeziend oog van de Zuid-Afrikaanse minister van Binnenlands Zaken T.E. Dönges, de gouverneur van de Kaap, P.J. Olivier, en A.J. van der Merwe van de Nederduits Gereformeerde Kerk en vele toeschouwers onthuld voor de National Gallery bij de Company Gardens. In de VOC-tijd werd daar de groente voor de schepen verbouwd.

Terwijl de prins, nu gekleed in een uniform van de Koninklijke Marine, langs de erehaag liep die was gevormd door de Afrikaner padvinderij, werd het Wilhelmus gespeeld. Een luid applaus weerklonk toen de prins de trappen van de galerij besteeg en het beeld onthulde, dat hij aanbood „namens het Nederlandse volk”. In de ogen van het „Zuid-Afrikaanse volk” was Maria de verpersoonlijking van „vertrouwen, moed en toewijding”, aldus de prins. „Ze bracht van Nederland een nobele traditie mee.” Niet veel later reed hij langs het standbeeld van Jan van Riebeeck, dat in 1899 was neergezet door de Britse imperialist Cecil Rhodes, en waar de prins nu een krans legde als eerbetoon.

Dat Bernhard slechts een witte bevolking toesprak staat niet te lezen in de jubelende krantenberichten

Dat Bernhard slechts een witte bevolking toesprak, en dat zwarte Zuid-Afrikanen geen deel mochten nemen aan zijn bezoek, de stad niet eens in mochten zonder een pasje, dat staat niet te lezen in de jubelende krantenberichten. In hetzelfde jaar als de koloniale Van Riebeeck-herdenking, in 1952, werd al de Defiance Campaign georganiseerd, een grootschalige protestcampagne tegen de apartheid door organisaties zoals het ANC van Nelson Mandela, Walter Sisulu en Oliver Tambo.

Het bezoek van Bernhard was natuurlijk geen eenmansactie geweest: de toenmalige Nederlandse regering sloot in 1952 een cultureel verdrag met het land om de goede banden te benadrukken. Premier Willem Drees (PvdA) bracht een jaar later een bezoek, waar hij Nederland als moeder afschilderde van de volwassen dochter Zuid-Afrika. Die innige band veranderde pas na het bloedbad bij Sharpeville in 1960, toen de politie het vuur opende op zwarte anti-apartheid-demonstranten, waarbij 69 doden vielen en vele gewonden.

Lees ook: ‘Nederland moet praten over zijn rol in Zuid-Afrika’

De prins bestendigde met zijn gift in 1954 de Nederlandse koloniale rol in het land, een rol die in Nederland pas sinds een paar jaar ter discussie staat. Zo wijdde het Rijksmuseum in 2017 een tentoonstelling aan de relatie met Zuid-Afrika, zij het vanuit Nederlands perspectief. En Hans Goedkoop maakte in hetzelfde jaar hierover een documentaireserie. Maar terwijl we te hoop lopen rond het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn, het VOC-kopstuk dat genocide pleegde op de Banda-eilanden, is er niet breed aandacht voor het koloniale verleden en de erfenis ervan in Zuid-Afrika.

Hoe de rol van Nederland daar geenszins is vergeten, en hoe diep die heeft doorgewerkt, werd mij goed duidelijk tijdens een weeklange conferentie over dekolonisatie aan de Universiteit van Stellenbosch. Daar vertelde socioloog Wandile Kasibe hoe de San niet alleen werden uitgemoord, maar later in musea en geschiedboeken ook bewust als een verdwijnende cultuur zijn voorgesteld. Daartegenover staan de vele koloniale standbeelden verspreid over de stad, zoals ook Van Riebeeck en zijn vrouw op Heerengracht Street.

In 2015 begonnen in Kaapstad studentenprotesten tegen het beeld van Cecil Rhodes, dat daarop werd verwijderd. Al snel volgden acties tegen andere standbeelden. Het veel gehoorde tegenargument van conservatieve witte Zuid-Afrikanen is dat je de geschiedenis niet kunt uitwissen. Maar de dominante aanwezigheid van deze beelden in de publieke ruimte drukt de geschiedenis van anderen nog steeds weg, en onderstreept het eurocentrisme.

Een van de deelnemers aan de conferentie sprak lof uit voor Nederland en België die nu eindelijk hun koloniale archieven bestuderen. Maar de recente Nederlandse excuses voor het slavernijverleden kon ook op kritiek rekenen: hoe kun je in hemelsnaam nalaten om nadrukkelijk excuses aan te bieden aan Indonesië en Zuid-Afrika?

Historische band

De koning zal tijdens zijn staatsbezoek aankomende week ook stilstaan bij het verleden. Of er nog excuses volgen, is de vraag. Maar belangrijk is vooral dat er veel meer besef komt van, en onderzoek naar, de diepe en langdurige historische band tussen Zuid-Afrika en Nederland, voorbij onze fascinatie met de Boerenoorlog. Een mooi initiatief is de recent geopende tentoonstelling Cape X Utrecht van The Black Archives en Nancy Jouwe, over de slavernijrelatie tussen Utrecht en de Kaap. De felle discussies rond standbeelden laten zien dat erkenning voor de ontwrichting door het kolonialisme nog steeds urgent is. De ongelijkheid die daarmee gepaard ging, werkt voor veel zwarte Zuid-Afrikanen door tot op de dag van vandaag.