Praten NRC-redacteuren weleens met elkaar, wilde de lezer weten. Hij constateerde dat NRC „met de linkerhand” een artikel en een commentaar schreef over ‘autobesitas’, het fenomeen dat Nederlandse auto’s almaar groter en zwaarder worden (Marike Stellinga wijdde er ook nog een aflevering van haar rubriek Zo simpel is het niet aan) . Maar „met de rechterhand”, constateerde lezer, werd iets anders geschreven: een enthousiaste recensie van de reusachtige Mercedes G 580 (Nooit zo verrukt van fout geweest, 17/5). Werd het niet eens tijd voor een gesprek over „de consistentie van de boodschap die je als medium wil overdragen”?
Het korte antwoord is dat de boodschap die NRC wil overdragen in de eerste plaats informatie is, waar de lezer vervolgens het zijne van kan vinden – en dat krant en site dagelijks gemaakt worden door honderden linker- en rechterhanden. Intussen is de zaterdagse autorubriek van Bas van Putten wel vaker inzet van polemiek, zeker wanneer hij grote, dure modellen bespreekt. Er zijn lezers die vinden dat NRC daar beter mee kan stoppen, zeker in het licht van de klimaatverandering.
Van Putten (ook romanschrijver) is een eigenzinnig auteur met een voorliefde voor meerduidigheid. Hij kan zomaar de spot drijven met de modellen die hij recenseert en in een moeite door met de toewijding waarmee hij zelf dat werk doet. Hij bedient zich graag van ironie en (zelf)spot. Zo ook in het verhaal over die Mercedes. Zie zinnen als: „Hij bleef wat de G sinds zijn transformatie van boswachtersterreinwagen tot oversekste boevenburcht was geworden: één grote farce.” Maar nu is dat gevaarte elektrisch: „Eén van de vervuilendste terreinwagens op aarde stoot geen gram CO2 meer uit.” Hij besluit: „De G doet met wind wat Mozes met de Rode Zee deed, gewoon terugduwen. Schandelijk. Maar nooit was ik zo verrukt van fout, nooit zo blij voor het groen. Satan is een vriend geworden.”
Zo laveert de autorubriek tussen zakelijkheid en columnistiek. Desgevraagd zegt Van Putten dat hij zowel zijn enthousiasme als autoliefhebber („ik ben dan een groot kind”) de ruimte wil geven als zijn ernstige lof over het feit dat er nu een stekkervariant van de ‘G’ is.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311444-f9df53.jpg|https://images.nrc.nl/wnqhlvtxHYrzGTn9FgdjVZXxZL8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311444-f9df53.jpg|https://images.nrc.nl/jI001uFGKmMsOCKum6bqKHxubS0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data88311444-f9df53.jpg)
Ruim twee jaar geleden verdedigde hij zich op zijn blog na kritiek op een enthousiaste bespreking van een nieuw model Range Rover. „Al jaren ageer ik in woord en geschrift tegen de suv. Ik haat ze bijna allemaal.” Ook schreef hij dat hij regelmatig bezwaar maakt tegen al die steeds grotere auto’s en het achterblijven van de ontwikkeling van kleine elektrische modellen die voor veel mensen betaalbaar zijn.
Op 25 april besprak Van Putten een nieuw model Tesla. Hij rechtvaardigde zich meteen in het begin van zijn stuk tegen mensen die menen dat Tesla (wegens Elon Musk) zou moeten worden geboycot. Met zo’n hang naar morele zuiverheid zou je tegen veel méér merken moeten ageren, stelde Van Putten. Er worden auto’s en onderdelen geproduceerd in veel landen met een twijfelachtige reputatie. En ook: „De halve auto-industrie doet zaken met China of verkoopt supercars aan misogyne Arabieren.”
De generalisatie in die laatste zin bleef niet onopgemerkt, binnen en buiten NRC. De hoofdredactie vond de formulering „een brede stereotypering van Arabieren”, „schadelijk en niet nodig” en liet de hele redactie weten dat er beter op dergelijke stereotyperingen gelet moet worden.
Stuitende gedachte
Van Putten is op zijn beurt geschokt dat zijn woorden zo zijn gelezen. Voor hem was het door de context evident dat hij verwees naar de achtergestelde positie van vrouwen in landen als Saoedi-Arabië. Die verdediging was ook te horen op de redactie, net als de suggestie dat dit een twijfelgeval was. Aan de andere kant was voor een deel van de collega’s die laatste gedachte op zichzelf al stuitend: er stond toch gewoon ‘Arabieren’?
Mij lijkt het geen twijfelgeval. Los van wat je bedoeling is, je kunt verwachten dat wanneer je losjes schrijft over „misogyne Arabieren” dat wordt gelezen als een bewering over Arabieren – en die leven niet alleen in Saoedi-Arabië. De woorden onttrekken de nuance dan aan het zicht.
De NRC Code stelt: „We waken voor stereotyperingen en andere beschrijvingen en stijlmiddelen die vooroordelen kunnen versterken en verankeren in de samenleving.”
Intussen biedt die regel nogal wat ruimte tot interpretatie – en dus tot verschil van mening. Want had de beperktere generalisatie ‘misogyne Saoediërs’ dan wel gekund? Of moet je ‘misogyne Saoedische beleidsmakers’ schrijven? En wat dan te denken van de (Autobahn-)generalisatie „aanstormende Porsches van je sportschoolbuddy’s” in de Mercedesrecensie? Dat is zonder meer een stereotypering, maar niet eentje waar zwaar aan getild zal worden. (Ik ging hierachter schrijven: tot de sportschoolbuddy’s zich melden bij de portier, maar dat is ook een generalisatie.)
Zelf zou ik zwaar laten wegen of de stereotypering een gemarginaliseerde groep betreft – al levert dat dadelijk de vervolgvraag op voor wie dat dan geldt en voor wie niet. Het gesprek over die vragen moet worden gevoerd: tussen NRC en de lezers en ook op de redactievloer. Want in de discussies daar over de ‘misogyne Arabieren’ bleek dat wat voor de een denkoefening was over stereotypen, voor de ander rechtstreeks raakte aan eigen ervaringen met discriminatie en racisme.
Om terug te keren naar de metafoor van de verschillende schrijvende handen: laat ze allemaal schrijven, maar ook steeds met de ander in gedachten. En met gevoel voor het feit dat niet alles meteen helder is in de wereld waarvan we deel uitmaken. Met een hand op de rug gebonden is het lastig schrijven.
Arjen Fortuin
Reacties: [email protected]
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
