Een Palestijnse jongen kijkt in de camera, achter hem is de verwoesting in Gaza zichtbaar. Bij zijn foto de tekst dat hij zijn moeder heeft verloren: „Zonder haar heeft het leven geen betekenis”. Het verdriet en de leegte in zijn ogen vertellen dat een deel van hem met zijn moeder is overleden.
De afgelopen maanden is in een mum van tijd een recordaantal slachtoffers gedood in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. De laatst geplaatste posts op sociale media verraden de sterfdag van talloze mensen die ons deelgenoot maakten van hun laatste uren.
Hun familieleden in de diaspora kijken, afhankelijk van dure telefoonlijnen en haperende internetverbindingen, machteloos toe. Dierbaren in Gaza worden voor elkaars ogen uit elkaar gereten, ze moeten lichaamsdelen bij elkaar zoeken, wanhopig stenen weg proberen te tillen om hun geliefden onder het puin vandaan te halen terwijl hun stemmen vervagen en de dood het leven verdringt.
Leed op schermen
Moeders die jarenlang zwanger probeerden te raken en eindelijk het geluk vonden dankzij ivf, verliezen hun baby’s. Peuters die nog niet kunnen bevatten wat het betekent om wees te zijn, zoeken verdwaasd troost bij elkaar – in ziekenhuizen waar de chaos overheerst, op bankjes of op wat eens een stoep was te midden van de door Israëlische bommen verwoeste straten. Als ze geluk hebben, tilt een volwassene hen op en geeft hun een knuffel.
We zien het allemaal op onze schermen van onze laptops en mobiele telefoons. Alles wordt vastgelegd door wie een camera heeft. Zie ons lijden, zie dit verdriet, zie dit grote onrecht, zeggen de beelden, soms met geluid, soms zonder. Het geluid is niet nodig, de pijn boort zich dwars door de pixels heen ons leven in.
Toch halen onze politici en nogal wat mensen hun schouders erover op. Palestijnen, en in diezelfde adem Arabieren, zijn zo lang ontmenselijkt (in films als karikaturale slechteriken, in media en politiek als verkrachters, terroristen en een existentieel gevaar voor het vrije westen) dat het voor grote groepen niet uitmaakt wat hen aangedaan wordt. Hun leed wordt ontkend, gebagatelliseerd, bespot, vergoelijkt en verdedigd.
Vernederde Palestijnse mannen
„Smerige Arabieren”, twitterde Mick van Wely, journalist van De Telegraaf, in een snel verwijderd bericht. ‘Net goed’ klonk het op sociale media nadat beelden van uitgeklede, geblinddoekte, vernederde en gemartelde Palestijnse mannen verschenen. Volgens de Verenigde Naties zijn Palestijnse meisjes en vrouwen in gevangenschap aangerand en verkracht. Ik hoor niemand erover.
Nadat in één nacht tientallen onschuldige en uitgehongerde burgers, die op bloem wachtten, door Israël werden geliquideerd, kopten internationale kranten met woorden als ‘drama’ en ‘incident’. Palestijnse slachtoffers ‘overlijden’ of ‘sterven’ in diezelfde kranten, alsof ze door de bliksem zijn geraakt en niet door het adembenemende Israëlische geweld.
Taal doet ertoe. Maar Palestijnen mogen geen eigenaarschap hebben over hun taal en verhaal. Zij bezweren dat ‘From the river to the sea…’ een vrijheidsleus is die staat voor een vrij Palestina voor iedereen. Onze politici bestempelen het als „pure Jodenhaat”. Niet de eigenaren van de leus bepalen de betekenis, maar de mensen die hun onderdrukking steunen; zoveel politici vinden het volstrekt normaal dat ze al decennia uit hun huizen en van hun grond worden verjaagd.
Hele stambomen uitgemoord
Palestijnen mogen zich niet tegen hun bezetter en onderdrukker verzetten. Als ze vreedzaam demonstreren, worden ze gedood. Wanneer ze oproepen tot een geweldloze boycot wordt dat verboden. Als ze afgeslacht worden, moeten ze dat lijdzaam ondergaan.
En nu worden ze weggevaagd: alle moskeeën en kerken zijn verwoest, net als de bibliotheken, universiteiten en ziekenhuizen. Archieven zijn vernietigd, cultureel erfgoed platgebombardeerd, hele stambomen uitgemoord. Om elk spoor van een Palestijnse geschiedenis, diep geworteld in die grond, te wissen.
Kinderen groeien op zonder een tastbare herinnering aan hun ouders, geen foto’s, geen sjaal met moeders geur of vaders schoenen om later te dragen. Niets.
Israëls deelname Songfestival
Ondertussen worden ze uitgehongerd; voedselkonvooien worden tegengehouden door Israëliërs die zich dansend vrolijk maken om de wegkwijnende Palestijnen. Kinderen likken lege borden af, jongemannen met een witte vlag worden geëxecuteerd, mannen overreden door tanks alsof het insecten zijn.
De mannen worden niet eens genoemd in de cijfers. Alsof hun dood niet telt. Verzwakt en vernederd, proberen ze hun dierbaren te beschermen met hun vege lijf.
De ellende is niet te bevatten, maar wat Frits Barend pas echt een schande vindt, is dat Israëls genocide een genocide wordt genoemd. Anderen maken zich sterk voor Israëls deelname aan het Songfestival terwijl Palestijnen smeken voor hun leven. De ongelijkheid is zelden op zo’n obscene manier gevangen.
Israël is het enige land dat een genocide ronkerig aankondigt, trots uitvoert, vastlegt, en de morele kaart trekt. Een volk wordt voor onze ogen van de aardbodem weggevaagd, in blauwe zakken en massagraven weggemoffeld en in reactie daarop criminaliseert onze Kamer de leus ‘From the river to the sea…’, maar blijft de massaslachting steunen door wapenleveranties.
Nadat in Duitsland een documentaire van een Israëlische en Palestijnse regisseur een prijs won, applaudisseerde een Duitse minister „alleen voor de Israëlische filmmaker” en niet voor zijn Palestijnse collega. Wat betekent dat? Dat de Palestijn geen bestaansrecht heeft?
Het antwoord op die vraag zien we elke dag. Gaza ademt de dood – is de dood. In campagnetijd, en in die eerste weken van de oorlog, klopte Frans Timmermans zich op de borst. Volgens hem hangen we in het Westen en Israël een „cultuur van het leven” aan. Een journalist van Left Laser vroeg hem of hij spijt heeft van die opmerking. „Geen enkele spijt”, was zijn antwoord.
Spotten met lingerie
Timmermans zal het zich in zijn zelfgenoegzaamheid niet realiseren, maar die houding is wat ten grondslag ligt aan deze en andere genocides in de geschiedenis. Maak onderscheid in leed en voor je het weet, vind je jouw gelijk belangrijker dan tienduizenden doden.
Intussen tonen Israëlische soldaten op sociale media wat hun zo gevierde ‘cultuur van het leven’ precies inhoudt: ze filmen hun moordpartijen, stelen de gevonden buit – geld, sieraden, speelgoed – wroeten door persoonlijke bezittingen en spotten met achtergelaten lingerie. Ze posten de foto’s omdat ze denken dat het stoer is, maar wat die foto’s aantonen, is de levenslust van Palestijnen voor de bommen kwamen.
Ondanks de bezetting van Gaza, maakten de mensen er het beste van. In de besloten veiligheid van hun huizen, vierden vrouwen hun seksualiteit en liefde met pikante lingerie. Wie daarmee spot, verraadt slechts zijn eigen achterlijkheid.
Voor de bommen kwamen, slaagde Israël erin de Palestijnen structureel te ontmenselijken. Sinds de bommen wordt met elke poging de Palestijnen te vernietigen, hun menselijkheid juist getoond. De beelden liegen niet. Het zijn de Palestijnen die het leven omarmen en de Israëliërs die hen onderwerpen aan een gruwelijke cultuur van de dood.
Lees ook
Het is echt tijd voor een ferme waarschuwing